Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 3

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 4049 woorden
  • 9 augustus 2002
  • 49 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
49 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Griekse kunst Pygmalion leefde op Cyprus, het eiland van Venus. Hij was een Griekse beeldhouwer. Hij haate de vrouwen omdat ze overspelig waren. Pygmalion maakte een beeld en werd daar zelf verliefd op. Venus maakte het levend. 3 periode Griekse beeldhouwkunst: - Archaïsche periode (650-490 vC) (archaios=oud) - klassieke periode (490-323 vC) beeldhouwkunst op zijn hoogtepunt - Hellenistische periode (323-27 vC) dood Alexander de Grote tot Augustus
Archaïsche periode

Kouroi: beelden van staande naakte jongemannen. Technieken van de Egyptenaren: ze tekenden de omtrekken van het beeld op de vier zijden van een blok marmer en hakten dat uit. De Grieken namen de techniek en de pose van de Egyptenaren over, maar ze brachten ook symmetrie en herhaling in het standbeeld aan. Een kourosbeeld kon een god voorstellen, een geschenk aan een goed zijn of een gedenkteken voor het graf van een overledene. Kenmerken: naakte retopstaande mannelijke figuur, kijkt recht voor zich uit. 1 been iets naar voren, maar gewicht rust op beide voeten. De armen hangen langs het lichaam en de vuisten zijn gebald. De krullende haren zijn weergegeven als ronde kralen. Expressiloze glimlach (ook wel archaïsche glimlach) Steeds meer kleine veranderingen werden aangebracht en Kritios maakte voor het eerst een “normaal” mens. Dit was het begin van de klassieke periode. Klassieke periode
Problemen van de kouros waren de uitdrukking vanzijn gelaat, de haren en de stijvepose. Kritios knipte het haar kort, gaf het gezicht meer expressie en maakte een natuurlijkere pose. Toch nog vrij statisch. Men wou ook beelden in beweging gaan maken, maar marmer was te moeilijk. Daarom maakte men eerst modellen van klei, deed daar een laag was over, dan weer een laag klei. Dan werd het in de oven geplaatst, waardoor de waslaag smolt. Door gaatjes in het kleiomhulsel liep de was weg. De overgebleven holle ruimte vulde men met brns. Als dat hard was, werd de buitenste laag weggehakt en bleef een bronzen beeld over. Deze techniek noemen we cire perdu (verdwenen was) Grote beelden werden in delen gegoten. Beroemd bronzenbeeld: de discuswerper van Myron. Contraposto: balans tussen spanning en ontspanning. Dit bereikt met door: 1 standbeen, het bekken licht gekantelt. Heup en schouders vormen een tegengestelde lijn. Linkerbeen en rechterarm zijn gespannen, rechterarm en linkerbeen ontspannen. Voorbeelden hiervan: de beelden van Riace & de speerdrager van Polycletus. Bij deze laatste zat er ook al een soort s-bocht in het lichaam. Het gelaat in de klassieke periode vertoont een serene expressie waardoor een eigen identiteit ontstaat. De beelden waren wel nog steeds geïdealiseerd. Mannen werden naakt afgebeeld, vrouwen werden tot in de vierde eeuw altijd gekleed. Daarna kwamen naakte beelden van godinnen pas voor. Hoe natuurlijker en speelser de plooien in het gewaad van de vrouw vallen, hoe jonger het beeld is. Beelden waren niet kleurloos, maar beschilderd. Hellenistische periode
Expressiviteit en emoties werden belangrijk. De beelden waren geen idealisering meer, maar natuurgetrouwe, realistische weergaven. (bijvoorbeeld Laocoön en zijn zonen) Alle soorten mensen werden weergegeven, van goden tot dronken en gewonde mensen. 2. Griekse bouwkunst: in dienst van de goden
Van Griekse huizen is vrijwel niets over, omdat daarvoor vaak vergankelijk materiaal werd gebruikt. Op de agora (marktplein) in Athene zijn de resten van openbare gebouwen terug gevonden. De godenbeelden werden in tempels bewaard. De diensten vonden voor de tempel in de open lucht plaats. Ook het offeraltaar was buiten. De vroegste tempels waren van hout, maar alleen van die van steen en marmen zijn dingen overgebleven. De ruimte voor de godenbeelden is de Cella. Deze stond op een verhoging die via traptreden van alle kanten bereikbaar was. Rondom werd meestal een galerij van zuilen (peristylium) geplaatst. Deze werd aan de bovenkant afgesloten met een architraaf. Die stijlen bouwkunst: - Dorische (va. 600 vC) __/ - Ionische (va. 570 vC) @__@ - Corintische (va. 420 vC) bloemetjez
Rond 450 begon Pericles met de wederopbouw van de Acropolis die in de oorlog door de Perzen verwoest was. Binnen vijftig jaar ontstonden: het Parthenon, de Propylaeen(entreé, voorpoorten), het kleine Nike-tempeltje (gewijd aan Athene als godin van de overwinning; 2x 4 Ionische zuilen en een fries met de strijd tussen Grieken en Perzen) en het Erechteion. Het was niet alleen een tehuis voor de goden, maar de decoraties gaven de overwinning op de Perzen weer en straalden de grootheid van Athene uit. Parthenon: gebouwd voor Athene-Parthenos (de maagdelijke) Dorisch, cella, voorpoortaal en een achterkamer met achterportaal. 2x zes zuilen met daaromheen nog een een zuilengalerij. Het fries van de zuilengalerij is onderverdeeld in triglyphen en 92 metopen.(1,3x1,3 m) In de vierkanten zijn scénes afgebeeld zoals bv. tussen de Lapithen(grieken) en Centauren(perzen). Hoogreliëf: de beelden komen als het ware los van de achtergrond. Aan de binnenkant geen Dorisch maar Ionisch fries. Hierop is een processie afgebeeld. Het fries en de metopen werden in situ (ter plekke) gemaakt. De hoeken van de tympana (pedimenten) zijn gevuld met knielende of zittende personen of dieren. Oost-pediment:geboorte Athene en West-pediment wedstrijd tussen Athene en Poseidon om de macht over de stad. Erechteion: Verschillende ruimtes, 1 voor Poseidon en 1 voor Athene. Zes kariatiden. Deze naam komt af van: in de oorlog tegen de perzen kozen de bewoners van Kariai, een Spartaans stadstaatje op de Peloponnesus, partij voor de perzen. Toen de Grieken overwonnen hadden werden de Karyanen hiervoor gestraft, de mannen werden gedood en de vrouwen slavinnen. 3. Griekse schilderkunst Van schilderingen op hout en muren is niets bewaard gebleven. Alleen vazen bleven over. De vazen waren niet decoratief maar praktisch. Er werden bijvoorbeeld bloeistoffen en levensmiddelen in opgeslagen. Grote vazen waren voor wijn, water, olijfolie en droge etensware(olijven) te bewaren. Deze werden tot aan hun hals in de grond gegraven en dus niet versierd. In kleine vaasjes werden kostbare producten bewaard, zoals parfum en heerlijke olieën om het lichaam te verzorgen. Doden kregen die olie vaak mee in hun graf en het was ook een prijs voor een sportprestatie. Er waren ook meng-vazen om bv. wijn en water te mengen. Op vazen staan goden of helden, mythologische scénes en later ook dagelijkse dingen. Ook bij de schilderkunst waren in het begin veel problemen maar die werden doorbroken rond 530 vC., toen roodfigurige afbeeldingen populair werden. Voor die tijd werden de figuren met zwart bakkende kleiverf aangebracht op de achtergrond die tijdens het bakken rood werd. De omtrekken en lijnen in de figuren werden eringekrast. De nieuwe techniek was: zwartbakkende klei op de achtergrond, waarbij de figuren uitgespaard werden en dus tijdens het bakken rood werden. De lijnen binnen deze figuren konden gewoon met een penseel en zwartbakkende klei aangebracht worden. Men ging zich bezig houden met verkorting en perspectief. Er werd niet alleen enprofil geschilderd, maar ook frontaal. De twee schilders Zeuxis en Parrhasius deden een wedstrijd wie het beste was. De jury zou beoordelen welk van de twee doeken het beste geworden was. Op dat van Zeuxis waren druiven geschilderd waar de echte vogels op af vlogen om ze ervanaf te pikken. Toen Zeuxis het doek van Parrhasius op wou tillen, bleek dit geschilderd te zijn! Hij had dus gewonnen. 1. Romeinse bouwkunst: voor burger en imperium De Grieken waren het beste in kunst en wetenschap, de Romeinen waren overwinnaars, heersers, bestuurders van een groot rijk. De Romeinen waren vooral geinteresseerd in de praktische bouwkunst: het aanleggen van wegen, aquaducten, thermen en basilica’s. (geouwen waar handel werd gedreven en recht werd gesproken) Deze gebouwen waren vaak erg groot, om de grootheid van het Romeinse imperium uit te stralen.Stadsplattegronden gingen terug op die van legerplaatsen. Ze maakten triomfbogen en gedenkzuilen. Voor tempel en theaterbouw grepen ze terug op de grieken. Omstreeks 700 vC werd de zuidpunt van Italië en de streek ten zuiden van Rome door Grieken bewoond.Daar zijn nog resten van Griekse tempels teruggevonden. De Romeinen hebben deze, met enkele afwijkingen, overgenomen. De Romeinen hadden ook ronde tempeltjes. Bij de Romeinse theaters zijn de afwijkingen van de Griekse architectuur duidelijker. De Romeinen gebruikten bij het bouwen natuursteen en baksteen en zelfs als eersten beton. Ze maakten een bekisting van hout of van baksteen, stortten de ruimte daartussen vol met kapotte stenen of met puin en goten daaroverheen een mengsel van kalk, vulkanisch zand en water. Zodra de massa hard was geworden, bouwden ze daarop weer een nieuwe bekisting. Zo konden ze zeer hoge gebouwen met een zeer groot grondoppervlak maken. Gewelven of koepels van beton kunnen veel grotere ruimtes overbruggen dan daken die gestut moeten worden. Het materiaal had dus ook invloed op de vorm van de gebouwen. Bogen: De boog wordt gevormd door wigvormige stenen. Door de zwaartekracht worden ze naar beneden getrokken waar ze steeds meer klem komen te zitten. Met een sluitsteen boven in het midden wordt de boog afgesloten. De druk is echter ook zijwaarts gericht, en daarom moeten bogen ook van opzij gestut worden door bijvoorbeeld een andere boog of een steunmuur. Dit zien we terug bij aquaducten. Meer bogen achter elkaar vormen samen een tongewelf (soort tunnel). De muren eronder moeten erg dik zijn om de druk aan te kunnen. Ze werden bij voorkeur van beton gemaakt. Om de druk te verdelen maakte met ook kruisgewelven. Deze gewelfbouw zien we terug bij het colosseum. De 3 lagen zijn versierd met halfzuilen, van onder naar boven: dorische-ionische-corintische. Deze opbouw vinden we terug in paleizen of huizen van verschillende etages. Basilica: ook hier treffen we soms kruisgewelven aan. Er werd recht gesprken, markt gehouden of er werden geldzaken geregeld. Een van de grootste Romeinse gebouwen dat nog overeind staat. Vorm: middenschip, ronde uitbouw (apsis) en twee zijbeuken. Voorbeeld voor christelijke kerken. Pantheon: Een bijzondere variant van de gewelfbouw is de koepel. Pantheon was oorspronkelijk een tempel voor alle goden. Vanaf 600 is het een christelijke kerk. Daardoor is het bewaard gebleven. Aan de voorkant is er een grieks tempelportaal met zuilen. Daarachter een enrome ronde ruimte, bekroond door een betonnen koepel die oorsprokelijk van buiten emt brons bekleed was. Door de oculus (oog, ronde opening boven in de koepel) valt licht binnen. Ook de binnenkant van de koepel met de cassetten was oorspronkelijk brons. Trimomfbogen en triomfzuilen: werden opgericht bij een overwinning. De veldheer met zijn leger hielden een triomftocht. De krijgsgevangenen liepen mee, evenals de koning van het overwonnen volk. Soldaten droegen de buit en geschilderde taferelen. Door de boog (oorspronklijk hout) ging met dan over het forum naar het capitool. (heuvel) Daar werd geofferd. Later werden de bogen van steen, als blijvende herinnering. Bij het forum staat een zuil ter herinnering aan de overwinning op de Daciërs door keizer Trajanus. De as van hem en zijn vrouw zitten in de basis en bovenop stond oorspronkelijk zijn beeld, nu een beeld van Petrus. De zuil is versierd met vele relïefs die de strijd laten zien. 2. Romeinse beeldhouwkunst De Romeinen hebben na hun overwinning op Griekenland de beelden meegenomen en gekopieerd, waardoor wij ze terug hebben gevonden. Er zijn ook eigen kenmerken in de Romeinse portretten en reliëfs. Romeinse portretten werden gemaakt van ieder die dat kon betalen of een bepaalde macht had. Deze mensen wouden natuurlijk wel realistisch afgebeeld worden. De Etrusken bewaarden de as van hun doden in sarcofagen waarop het hoofd van de dode realistisch was afgebeeld. Waarschijnlijk is hierop teruggegrepen. Ook kenden de Romeinen zelf al de gewoonte om van hun gestorven voorouders dodenmaskers van was te maken. Deze werden dan gebruikt in de begrafenisporcessie, zodat iedereen kon zien wie de voortreffelijke voorouders van de onlangs gestorvene waren. Het realisme is vooral terug te vinden in de portretkunst. Er bestond ook geïdealiseerd realisme, een mengsel van geïdelaiseerde schoonheid en persoonlijke kenmerken. Dat waren vaak portretten van keizers of belangrijke mensen. Ze moesten waardigheid uitstralen en herkenbaar zijn. Bij het portret van keizer Augustus nam men de Speerdrager als voorbeeld, om zo respect voor zijn autorteit en bewondering voor zijn waardigheid op te roepen. Wel werd het enigszins aangepast: het hoofd kreeg zijn eigen gelaatstrekken en hij werd gekleed in harnas en mantel. Het hoofd werd wat gedraaid zodat hij zijn onderdanen aankeek en zijn arm werd geheven in een heersend gebaar. Op de reliëfs van de Romeinen zijn vaak realistische historische gebeurtenissen afgebeeld. Ook hier wordt terug gegrepen op de Griekse kunst, met een Romeins tintje. De processie op het fries van het Parthenon is terug te vinden op een altaar. Hierop is een processie tezien van Augustus en zijn familie. De personen zijn allemaal identificeerbaar.
3. Romeinse schilderkunst Pompeii, Herculaneum, Boscoreale en Stabiae waren door de uitbarsting van de Vesuvius van de aardbodem verdwene. Toen men later de laag lava weg begon te graven, vond men totaal geconserveerde steden terug. De hiuzen van de rijken waren versierd met fresco’s (wandschilderingen die rechtstreeks op de natte kalk werden aangebracht) De kamers van de huizen hadden geen ramen, dat was veels te warm. Daarom was er veel plaats voor deze fresco’s. Men schilderde doorkijkjes, waardoor het net leek alsof je buiten was. Op de grote vlakken werden ook mythologische voorstellingen geschilderd, al dan niet naar Grieks voorbeeld. Andere muurdecoraties waren: guirlandes en grottesken: sierlijke, ragfijn geschilderde zuiltjes, bloemmotieven, maskers en dieren en mensenfiguurtjes, die met elkaar verbonden werden. Dit noemt met grottesken, omdat ze rond 1500 in een soort grotten werden aangetroffen. 1. Wat is receptie? Receptie: alle manieren waarop men in later tijd met het klassieke culturele erfgoed is omgegaan. Creatieve receptie: als de receptie geleid heeft tot een nieuw kunstwerk. 2. Receptie in de schilderkunst: het Parisoordeel Minerva-Athene: helm
Juno-Hera: pauw
Venus-Aphrodite: cupido (Diana-Artemis: maansikkel op haar hoofd) Renaissance 1400-1525
Rond 1400 in Italië ontstaan, lett. wedergeboorte (van de oudheid). Dit gold niet alleen voor kunstenaars maar ook voor vorsten, kerkvaders en politici. Tot 1400 domineerde de kerk het leven en denken van de mensen. De kunst stond ook in dit teken. De booschap was daarbij vaak belangrijker dan de realistische weergave. In de Middeleeuwen hield men geen rekening met perspectief. In de renaissance nam de invloed van de kerk af. De mens zelf werd belangrijker, men ging ruimer denken door ontwikkelingsreizen en de wetenschap kwam tot bloei. De renaissance breidde zich uit over heel Europa. De kunstenaars gaven de wekelijkheid zo natuurlijk en tegelijk geïdealiseerd weer. Ze maakte zich de verloren gegane technieken weer eigen. Harmonie en rust belangrijk, uitgewerkte achtergronden met oog voor de natuur. Italiaanse late renaissance schilder: Rafael. Vroeg Duitse renaissance schilder: Lucas Cranach de oude (naar middeleeuws verhaal) Maniërisme 1525-1600
In de eerste helft van de zestiende eeuw werd rust en harmonie minder belangrijk. Het was erg moeilijk voor schilders om perfecte evenwichtige kunst te maken zoals Rafael en Michelangelo. Daarom zochten ze wat nieuws. De natuur was geen vorbeeld meer. Ze wilden hun techniek demonstreren en de kijker verbazen waarbij ze soms overdreven. Er is een onverwacht perspectief. Veel detail, geen dramatische gebeurtenissen, maar elegante en sierlijke taferelen. Andere momenten uit een verhaal kunnen op hetzelfde doek op een andere plaats worden weergegeven. Bekend schilder: Jacob Wttewael. Barok 1600-1720

Lett.: grillig gevormde parel. Weergeven vaneen dramatisch hoogtepunt van een verhaal en de reacties van de personen daarop. Sterke gevoelens en heftige gebaren worden uitgebeeld. De schilder wil de kijker bij het schilderij betrekken en emoties opwekken. Veel licht/donker-effecten, diepe volle kleuren en veel beweging, dynamische compositie met diagonale lijnen, vespringende vlakken en afsnijdingen. De barok stijl is realistisch, op de natuur gebaseerd. Hij wil alles zo echt mogelijk afbeelden (illusionisme) In deze periode werkten schilder, beedhouwer en architect vaak samen om een totaalkunstwerk dat een boodschap uitdrukt te maken. Bekend schilder: Peter Paul Rubens. Rococo 1720-1760
Late barok periode, nog grilliger. De onderwerpen werden steeds luchtiger en speelser, de sensuele liefde nam een grote plaats in. Je kunt er bij weg dromen in een zoete fantasiewereld vol lichte kleuren, vooral lichblauw en rose. De vormen zijn krullerig en speels. Asymmetrie en grilligheid van schelpvormen. De schilderijen hebben een zekere weemoed. Bekend schilder: Francois Boucher. Neoclassicisme 1750-1825
Men kreeg genoeg van de rococo en greep terug naar de renaissance. In 1750 werden de opgravingen onder de lava gedaan en er was dus veel interesse voor de oudheid. De schilders gingen naar Rome om kennis op te doen en etaleerden hun archeologische kennis door op hun schilderijen de pas ontdekte vondsten weer te geven. De schilderijen moesten ongeacht het onderwerp waardigheid uitstralen. Emoties waren niet zo belangrijk. Edele eenvoud en stille grootsheid. Zachte kleuren en lijnen die niet scherp afgebakend waren zorgden voor harmonie en rust. Er werd weinig diepte gegeven, netzoals op fresco’s. Er gaat een zekere afstandelijke koeheid uit van de schilderijen. Men probeerde exempla virtutis, morele boodschappen over te brengen. Bekend schilder: Anton Raphael Mengs. Symbolisme vanaf 1880
Reactie op het realisme en impressionisme (indruk die de natuur maakt) symbolisme. Dit ontstond in Frankrijk. Geïnteresseerd in de raadselachtige werking van de symbolen en de wereld daarachter. Thema’s werden gevonden in oude verhalen, sagen en legenden. Ook verhalen uit de Oudheid konden een rol spelen. Alles wat bizar, fantastisch, mysterieus en occult was trok aan. Dood, verderf, zonde en onmacht waren belangrijke thema’s. Alleen kleur en lijn konden al betekenis hebben. Ze wilden niet de werkelijkheid weergeven, maar de suggestie en het oproepen van een sfeer. Vaak zachte, in elkaar overvloeiende kleuren en diffuse contouren. Het moest door symbolische beeldspraak een idee weergeven. Het moest ook decoratief zijn. Belangrijke kunstenaars: Moreau en Redon. Schilders van het parisoordeel: Max Klinger en Franz van Stuck. (meer schoonheidswedstrijden geworden) De twintigste eeuw
Expressionisme 1905-1930
De uitdrukkingskracht staat centraal. De schilder drukt in de eerste plaats zijn emoties uit, daardoor kan een enorme vertekening van vormen en kleuren ontstaan. Bekend schilder: Kirchner
Nazikunst
De kunst moest een geïdealiseerd beeld geven van de werkelijkheid. (Ariërs) Ze moest de doelstellingen van het nationaal-socialisme promoten en getuigen van patriottisme. Hitler werd erdoor verheerlijkt. De Duiste kunst moest zich weer spiegelen aan de klassieken, een nieuwe Duitse Renaissance moest ontstaan, maar deze werd nu aan de bevolking opgelegd. Bekend schilder: Ivo Saliger. Eclectisch te werk gaan: elementen uit verschillende stromingen gebruiken. Postmodernisme, vanaf eind zeventiger jaren
Eclectisch. Men gebruikt werken van andere schilders op een ironische manier om tot een nieuw kunstwerk te komen. Ook architecten en beeldhouwers behoren tot deze stroming. Luciano Fabro “vier eieren” als afbeelding van het Parisoordeel.
3. Receptie in architectuur en de beeldhouwkunst Bij de bouwkunst zijn vooral de volgende periode van belang: - Renaissance en maniërisme (1400-1600) (Romeinse bouwkunst) - Neoclassicisme (1750-1840) (Griekse) - Postmodernisme (na 1980) (Griekse) Decoratie en status
Zuilen, tympanen, koepels en bogen werden ook na de Oudheid nog gebruikt. Ze zijn dan ter decoratie in plaats van dat ze van praktisch belang zijn. De klassieke elementen geven een gebouw meer allure en een exclusiviteit (niet iedereen weet de oorsprong) en status. In de 17e eeuw kwam het toepassen van klassieke elementen in Nederland goed opgang. We spreken over de periode van het Hollands Classicisme. Voorbeelden zijn: het Mauritshuis en het Paleis op de Dam van Jacaob van Campen. Terug te vinden kenmerken oudheid: symmetrische opbouw, pilasters (half zuilen), tympaan, guirlandes, fries, reliëfs etc. Niet alleen gebouwen werden versierd. Na de Franse revolutie, tijdens het keizerschap van Napoleon (1804-1815) werden regeringsgebouwen en paleizen ingericht in een stijl die ook gebruik maakte van klassieke motieven: de empirestijl. Deze stijl verspreide zich over heel Europa. Meubels uit deze stijl vind je in het paleis op de dam. Esthetisch voorbeeld
In het neoclassicisme was met erg onder de indruk van schoonheid, harmonie en het evenwicht van de Griekse achitectuur. Men begon hele gebouwen in Griekse stijl na te bouwen, verspreid over heel Europa. Vooral musea zijn op deze manier gebouwd. Geinspireerd door Winckelmann maakte de Italiaanse beeldhouwer Canova beelden in deze stijl. Morele boodschap
Men spiegelde zich graag aan de macht en deugden van de Romeinse republiek. Dit vinden we ook terug in verschillende reliëfs in het Paleis op de Dam, zoals bijvoorbeeld dat van Brutus(door Quellinus), die gerechtigheid uitdrukt. Macht en legitimatie van de macht
De gebouwen drukken macht en imperialisme uit. Napoleon maakte hier bijvoorbeeld gebruik van. David en Canova schilderden voor hem. Ook huidige franse politici koppelen hun naam graag aan grote bouwwerken. Mussolini: gebruikte de oudheid ook om nationalistische gevoelens onder de Italiaanse bevolking op te roepen. Hij hield ze voor dat ze de erfgenamen van het grote Romeinse rijk waren en dat ze weer net zo machtig konden worden onder zijn leiding. Hij riep het jaar dat hij aan de macht kwam uit tot Anno Primo, het eerste jaar van een nieuwe jaartelling. Foro Mussolini, plaats opm sport en het trainen van het lichaam te verheerlijken. Hij wou een jeugdige, gezonde en sportieve uitstraling hebben. Ook bouwde hij een hele nieuwe stad met een geheel eigen bouwstijl op de oudheid gebaseerd (E.U.R) Hitler: verbood entartete kunst en maakte een Haus der Kunst. Deze eigen duitse kunst moest het volk verheffen. De cultuur van de Grieken was volgens Hitler volmaakt. De levensopvatting was fris en gezond. Albert Speer was zijn architect. Hij ontwierp grootse, imponerende gebouwen in Dorische stijl en enorme pleinen waarop veel mensen zich konden verzamelen om de toespraken van Hitler te horen. Hij maakte grote gesloten gebouwen, kale symmetrische vlakken, strakke lijnen, bogen en kopels. Ook Stalin gebruikte dit. Flirten met de oudheid: de twintigste eeuw
Postmodere architectuur: elementen uit de oudheid werden op een speelse, humoristische manier verwerkt. De enorme vergroting van vroeger constructieve elementen veroorzaken een surrealistisch effect. Het brengt je in verwarring. Samenvattend over de twintigste eeuw: het kenmerkt zich door verrassing, vervreemding en speelsheid. Postmoderne beeldhouwkunst: Denk aan Venus beeld met laden etc. Ook hier flirt met op zijn eigen manier met de oudheid. 4. Receptie in de literatuur: het verhaal van Orpheus Op de dag van het huwelijk van Orpheus en Eurydice word Eurydice door een slang in haar hiel gebeten en sterft. Orpheus zingt een lied voor Hades en zijn vrouw en mag Eurydice terug halen uit de onderwereld, onder de voorwaarde dat hij niet achterom kijkt op zijn weg terug naar boven. Hij kan zich echter niet beheersen en zo verliest hij zijn geliefde voor de tweede keer. Hij vertrok toen naar Thracië waar hij liederen zong over onmogelijke liefdes. Hij werd vermoodrd door woedende bacchanten. Zijn hoofd en lier dreven over zee en spoelden aan op het eiland Lesbos. Toen een slang in zijn hoofd wilde bijten liet Apolla de slangenbek verstenen. Orpheus daalde naar de onderwereld af waar hij zijn Eurydice weer vond. Drie essentiële kenmerken van de mythe: -bezinning over het wezen van de liefde -worsteling met het mysterie van de dood -ervaring van de wonderlijke kracht van de kunst
Orpheus stond dus model voor: -de ingewijde in de mysteriën van leven en dood -de zanger, die met zijn zang en woordkunst harmonie en beschaving brengt -de bevlogen, goddelijk geïnspireerde kunstenaar -de ontroostbare minnaar

Orpheus in de Middeleeuwen en Renaissance
Hij was ridder, tovenaar, theoloog, of symbool van geestelijke waarden. De relatie tussen Orpheus en Eurydice werd op verschillende manieren chirelijk/allegorisch geduid: Orpheus stond model voor de man die het hoge geestelijke inzicht heeft bereikt, maar op het laatste moment alles verliest door zijn obsessie voor materiële zaken. (eurydice) De zanger Orpheus werd ook werl geïdentificeerd met het goddelijke woord en vandaar met god zelfd. In de renaissance werd Orpheus vooral als dichter beworderd. Hij brengt beschaving en hij beroert de ziel van de hoorder met het goddelijke. (men meende dat de oorsprong van poëzie goddelijk is) Orpheus in de zeventiende eeuw
Voor Noord-Nederlandse dichters was Orpheus een reële persoonlijkheid met wie zij zich als dichter en minnaar konden identificeren. Vondel en Huygens prijzen elkaar beurtelings als een Orpheus. Vondel gebruikt het om Huygens gerust te stellen bij de dood van zijn vrouw en Huygens gebruikt het later zelf om te berusten in het feit dat hij zijn vrouw pas weer in de hemel terug zal zien. Orpheus in de twintigste eeuw
Het thema wordt op verschillende manieren belicht. - de ontroostbare minnaar. Presser rouwt om zijn vrouw die in de oorlog vanwege haar Joodse afkomst werd vermoord. - de zanger en kunstenaar. Vestdijk suggereert dat de liefde voor een vrouw slecht is voor een kunstenaar, het leidt hem af van zijn eigenlijke taak. - de vrouw centraal. Willem Wilmink belicht het verhaal uit de ogen van Eurydice. De oudheid is dus ook hier weer op een speelse en ironische manier gebruikt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.