(samenvatting uit: veranderend mensbeeld door de eeuwen heen)
Globale tijdsindeling van de klassie oudheid
De Grieken
1 archaisch (800-500 v Chr)
2 klassieke periode (500 – 350 v Chr)
3 Hellenisme (350 – 50 v Chr)
De Romeinen
1 Etrusken en opkomst van het Romeinse Rijk (750 – 250 v Chr)
2 bloeiperiode (250 v Chr – 200 na Chr)
3 uitbloei (200 na Chr – 476 : val van het Romeine Rijk)
Egypte (4000 v Chr – 1000 v Chr)
*beeldhouwkunst: versiering voor tempels, piramides, graven
- vaak personen met hoge status, zoals farao
- afbeelden mensfiguur volgens vast schema en regels
- werk werd niet gesigneerd
*verschillende aanzichten tegelijkertijd weergegeven = > statisch, stijf etc
(en profile, en face)
- geen persoonlijke gelijkenis in een beeld
*reliefs:
1 bas-relief: de vorm is uitgehakt in het oppervlak van de steen
2 laag-relief: de omgeving rond het figuur is weggehakt (/ is er op geboetseerd)
de vorm komt boven het oppervlak uit
3 hoog-relief: de vorm is bijna vrijstaand, met achterzijde nog deel v/h muurvlak
De Grieken
*droegen gedrapeerde kleding (drapeau)
- liet het lichaam duidelijk uitkomen (logisch: warme klimaat)
- kleding bepaalde je status
*anatomie kreeg meer aandacht => natuurgetrouw, maar wel idealistisch
*mythologie = godenwereld
*geliefde onderwerpen in beeldhouwkunst: mythologie, sportheld, man-/vrouwfiguur
*contrapost-houding = houding met een stand- en speelbeen
*drie perioden in de Griekse beeldhouwkunst
1 Archaisch: stramme houding, weinig-dynamisch, gezichtsuitdrukking: ‘verstarde glimlach’, natuurgetrouw, frontaal weergegeven, vrouw = kore, man = kouros
2 Klassiek: schoonheidsideaal wordt nagestreefd, meer dynamiek, veel ‘contrapost’, gedrapeerde kleding (net echt), veel marmer en brons
3 Hellenisme: nog sterkere dynamiek, (dramatische) uitdrukking op gezicht belangrijker, later ontstaan portretten, kinderen => ideaalbeeld wat minder grote rol
Idealisme wordt naturalisme
Griekse cultuur verspreid zich over het Middellandse Zeegebied door de veldtochten van Alexander de Grote
*goden belangrijk, dus tempels ook
*versiering en schoonheid van de gebouwen is belangrijk
*verschillende Griekse bouwstijlen:
1 Dorische stijl massieve indruk, kapiteel heeft simpele vormen
2 Ionische stijl kapiteel bestaat uit 2 gekrulde vormen (=voluten) / krulkapiteel
zuilen zijn smaller en staan op een voetstuk
3 Corinthische stijl: bladerkapiteel
- bij Romeinen worden deze stijlen ook gecombineerd toegepast
*tempels: architraafbouw (afstand tussen 2 zuilen overbrugd door liggende balk)
*keramiek (aardewerk): amfora’s, = kruik met 2 oren
- dagelijks leven of mythologie
- oudste vazen: geometrische motieven ; zigzagvormen, hoekige mens-/dierfiguren
- vaasschilderkunst: eerst zwartfigurige-, toen roodfigurige vazen
De Romeinen
*stichters Romeinse Rijk: Etrusken en Latijnen
*Romeinen namen dingen over van overwonnen volken
*architectuur: praktische functie overheerst
*tongewelf (van Etrusken);
- kruisgewelf, koepelgewelf (ribgewelf?)
- muren behoorlijk dik; zij dragen het gewicht
*pilasters zijn halfzuilen
*pantheon = ruimte voor alle goden
*de afwijkende punten qua tempelbouw:
- zuilen zijn slanker
- zuilen staan op een voedstuk
- tempel staat op een hoog podium
- achterste gedeelte vd tempel is gesloten (muren + halfzuilen)
- pantheon heeft andere vorm: reusachtige koepel met gat in het midden voor licht
*basilica:audientie-, rechtszaal, vergaderruimte, markthal
*erezuilen en triomfbogen voor overwinningen
- op erezuilen: veldslagen in reliefs
*betere bereikbaarheid door: aquaducten, bruggen, wegen
- sanitair, riolen ook aangelegd
*typisch Romeinse beeldhouwkunst: portretbustes, ruiterstandbeelden, mensen met hoge status, reliefs op triomfbogen en gedenkzuilen.
*portretbustes: als herinnering en statussymbool
- status: bv kleding als toga of uniform, of bepaalde machtssymbolen
- portretten realistisch (vorm, gelaatsuitdrukking, details etc)
- Romeinen besteden meer aandacht aan het realisme van gezicht dan lichaam
*Romeinen maakten muurschilderingen = fresco’s
- het aanbrengen van kleurstoffen op de natte kalk van de muur
*Fajoemportretten uit Egypte: sarcofagen met portret op sarcofaag => realistisch geschilderd
*kleding: oiv de Grieken,
- mannenkleding leek op de Griekse toga, hoe meer stof hoe rijker
- kledingstukken zijn genaaid (Griekse kleding: met spelden)
- Romeinse slagveld: broek => meeste burgers droegen dit niet
- vrouw haar: krullen in elkaar gevlochten, gekleurd, gebleekt, pruik
REACTIES
1 seconde geleden