Hoofdstuk 2
Betekenis = De inhoud (de mededeling die in een stukje informatie zit)
Teken = De vorm waarin de informatie staat
Reproduceerbaar = Tekens vastleggen waardoor ze kunnen worden bewaard en vermenigvuldigd.
(B.v. schrijven van teksten en laten afdrukken)
Standaardisatie = Afspraken over hoe de informatie eenduidig wordt vastgelegd in een verzameling tekens.
Vastlegging standaards:
ISO International Standards Organisation
NEN Nederlands Normalisatie-instituut
N bits hebben 2^n mogelijke waarden.
1 byte is 8 bits
256 verschillende waarden, want 2^8 is 256
Kilobyte = 1024 bytes (2^10)
8192 bits
Megabyte = 1024 * 1024 of 2^20 (= 1048576 bytes)
Binaire talstelsel = tweetallig of tweecijferig
Decimale talstelsel = tientallig
Overflow = De uitkomst van een optelling heeft meer cijfers dan de opgetelde getallen
(B.V. 9999 + 1 = 0000, want de 1 past er niet meer op)
Hexadecimale talstelsel = zestientallig getalstelsel
0 – 9 dan A – F
Vier bits kan je noteren in 1 hexadecimaal cijfer en 1 byte (8 bits) kan je noteren in twee hexadecimale cijfers.
Transistor = Bits zijn schakelaars die open en dicht kunnen staan.
EN-schakeling = Alleen als alle schakelaars dicht zijn brandt het lampje.
Hotelschakeling = Een van de twee schakelaars moet aan staan, maar niet allebei. (B.v. bovenaan de trap en onderaan de trap). In de elektronica heet dit een XOF-poort (exclusieve of) of in het Engels een XOR-gate (exclusive OR).
ASCII-tabel = (American Standard Code for Information Interchange) nummering van de meest voorkomende tekens is gestandaardiseerd.
Elk letterteken is 1 byte. Ruimte voor 256 tekens.
Lettertype, Font = Verschillende lettertypes
Unicode = een nieuwe standaard voor schrifttekens. Ieder teken heeft 16 bits.
Ruimte voor 65000 tekens.
Continu = een glijdende schaal (van b.v. een volumeknop)
Discreet = een getrapte schaal (betekent ook wel ‘los van elkaar staand’ of ‘niet aaneensluitend’)
RGB-kleurenmodel = Het samenstellen van kleuren door rood, groen en blauw te mengen.
Elke kleur heeft 256 stappen van 0 tot 255.
Zwart is overal 0.
Wit is overal 255.
HSB-kleurenmodel = Kleurenmodel gebaseerd op tint (hue), verzadiging (saturation) en helderheid (brightness).
Hue = verdeelt de regenboog in stapjes, je kiest de meest fellere variant.
Saturation = feller of matter
Brightness = lichter of donkerder
Pixels = (picture element) vierkantjes op een plaatje die als 1 tint te zien zijn.
Resolutie = De fijnheid van de verdeling van de punten.
DPI = Dots per inch, het aantal puntjes per inch.
Bitmap = een eenvoudig formaat, vooraan in het bestand staat algemene informatie, zoals de afmeting van het beeld.
Compressie = verkleinen van digitale beelden, zodat er minder geheugenruimte in beslag wordt genomen.
GIF = (Graphics Interchange Format) Benoemt het aantal pixels en 1x de kleur.
JPEG = (Joint Photographic Experts Group) Neemt van een blokje pixels de gemiddelde kleur, hierdoor wordt de afbeelding niet exact bewaard.
Palet = Voor elke pixel het nummer van de kleur vastleggen (GIF-formaat maakt hier ook gebruik van).
Vector Graphics = Van plaats in, een hele rij pixels vast leggen, kan je ook maar 1 instructie (teken lijn) vast leggen.
Sampling = De amplitude (hoogte van een golf geluid) duizenden keren per seconde meten.
MPEG = (Moving Pictures Experts Group) compressiemethode die gebruik maakt van het weinige verschil tussen twee opeenvolgende beelden.
MP3 = Dezelfde manier als MPEG, maar dan zonder de beelden. Ook worden hier de hoge en lage tonen dat een mens niet kan horen weggelaten.
REACTIES
1 seconde geleden