§5.4 Politiek en samenleving:
Vrouwen hadden in de 19e eeuw een achtergestelde positie. Zo mochten ze bijvoorbeeld niet stemmen. Tegen deze discriminatie (onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling om iemand of een groep achter te stellen) ontstond vanaf 1870 verzet. Feministen eisten emancipatie (toekenning van gelijke rechten) In 1901 kregen moeders (ook) wettelijke medezeggenschap over de kinderen. Steeds minder kinderen werden geboren en dat kwam, doordat vele vrouwen anticonceptiemiddelen gingen gebruiken.
Conservatieven waren tegen veranderingen en confessionelen baseerden zich op het christelijke geloof. Confessionelen waren de politieke tegenstanders van het socialisme en het liberalisme.
Protestanten en katholieken wilden dat de overheid niet alleen openbaar onderwijs, maar ook bijzonder onderwijs moest betalen. (De schoolstrijd) In 1917 kregen de protestanten en katholieken hun zin en betaalde de overheid ook het bijzonder onderwijs.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden