Tijd van Grieken en Romeinen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 4544 woorden
  • 9 november 2007
  • 546 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
546 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Tijd van Grieken en Romeinen

Oriëntatie
Het tijdvak
Cleopatra is bij bijna iedereen bekend. Maar niemand realiseert zich dat zij bij de Griekse, Egyptische en Romeinse geschiedenis hoort. De tijd die de Oudheid wordt genoemd.
Na omvangrijke volksbewegingen tussen1400 en 1100 v. Chr. gingen volken in het huidige Griekenland steeds meer een culturele eenheid vormen. Dezelfde taal en goden en we noemen ze Grieken. De bevolking leefde van de landbouw en rijke grootgrondbezitters (aristocraten)hadden de meeste macht. Door bevolkingsgroei ontstonden vanaf 800 v. Chr. zelfstandige staatjes, poleis genoemd.

In tegenstelling tot Mespotamië en Egypte was Griekenland niet zo vruchtbaar. Door de stijging van de bevolking ontstond er een probleem: de voedselvoorziening was niet voldoende om al die monden te vullen. Nu kon men voedsel importeren maar de grootste oplossing was het feit dat men via expedities zich elders in het Middellandse Zeegebied ging vestigen om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Zo ontstonden overal Griekse stadstaten b.v. in het zuiden van Italië, Frankrijk en Spanje.


De kenmerken
In het oude Griekenland begonnen, in de zesde eeuw v. Chr., mensen kritisch na te denken over de wereld om hen heen. Kennis uit Mesopotamië en Egypte werd verder ontwikkeld. Dat was het begin van de filosofie en de wetenschap. Daarnaast dachten de Grieken na over de rol van de burger in de samenleving en werden ze de grondleggers van de democratie.
Hoewel de Grieken zich verspreidden over een groot gebied, bleef hun invloed aanvankelijk beperkt tot de kuststreken. Dat veranderde in 336 v. Chr. met Alexander de Grote, die zelfs het Perzische rijk veroverde.
Grieken gingen in de veroverde gebieden wonen en namen hun cultuur mee. Het verspreiden van de Griekse cultuur noemen we Hellinisme.
Een van de drie Hellinistische koninkrijken was Egypte. Daar heerste rond 50 v. Chr. Cleopatra, een Egyptische koningin van Griekse komaf. Toen was de rol van de Grieken echter al overgenomen door de Romeinen. Cleopatra probeerde haar koninkrijk overeind te houden tegenover de Romeinen. Het lukt haar door haar invloed op Caesar en Marcus Antonius, maar uiteindelijk verloor ze van keizer Augustus en besloot zichzelf door middel van een slang van het leven te beroven. Egypte werd het domein van de Romeinse keizers. Ook de andere Hellenistische rijken werden door de Romeinen veroverd. De Romeinen keken met bewondering naar de Griekse wetenschap, literatuur, beeldende kunst en architectuur namen ze over.
Door de Romeinse veroveringen kreeg de Grieks-Romeinse cultuur vanaf de eerste eeuw v. Chr. voet aan de grond in bijna geheel West-Europa, van Spanje tot Engeland. De Keltische en Germaanse bevolking leverden soldaten en de stamhoofden namen de gewoonten van de nieuwe machthebbers over. Er ontstonden grote boerenbedrijven. Militair gezien waren de Germanen echter een factor om rekening mee te houden. Vanaf de derde eeuw braken grote Germaanse stamverbanden steeds vaker door het grenssysteem (limes) heen.
Na het vertrek van de Romeinen uit onze streken, bleven de oud Romeinse steden invloedrijk. Vaak vestigden zich bisschoppen in die steden. Zij verspreidden van daaruit het Christendom.

2.1 Wijsheid en waanzin, politiek en psychologie
De positie van vrouwen en mannen in de Atheense politiek van de vijfde eeuw voor Christus was voor vrouwen anders dan voor mannen. Socrates kon als vrij man actief deelnemen aan de Atheense democratie, maar Aspasia (de vriendin van de Atheense veldheer en staatsman Pericles) niet omdat ze een vrouw was en bovendien een metoikos (een inwoner van Athene uit een andere stad.) Noch vrouwen noch metoikoi hadden recht om deel te nemen aan de Atheense democratie.
Belang van dit onderwerp:

Ideeën die in de vijfde eeuw v. Chr. de discussie bepaalden, spelen nog steeds in ons leven een rol.

Hoe dacht men in het klassieke Athene over maatschappij, politiek en wetenschap?
Sparta en Athene
Toen de Atheners in 480 v.Chr. de Perzische vloot verslagen hadden en de Spartanen in 479 v. Chr. het Perzische landleger, kwamen de onderlinge tegenstellingen tussen de beide machtigste stadstaten weer naar boven.
Sparta was de machtigste polis op de Peleponnesos. In Sparta draaide alles om het leger, bestaande uit zwaar bewapende soldaten, de Spartiaten, die de bovenlaag van de maatschappij vormden. Zij waren de enige burgers met alle rechten. De Perioken, de inwoners van de plaatsen rond Sparta, hadden alleen zelfbestuur, geen volledig burgerrecht. De Spartiaten werden onderhouden door de heloten, de bevolking van een groot gebied dat de Spartanen onderworpen hadden.
Sparta had als staatsvorm een mengvorm van monarchie (twee koningen), oligarchie (een raad van ouden) en democratie (een volksvergadering die er voor zorgde dat de koningen het belang van het volk dienden). In feite hadden de burgers niet veel in te brengen.
Athene was de grootste stadstaat van Griekenland en had een aristocratisch bestuur. Door een sterke economische groei ontstond er een nieuwe rijke klasse naast de adel. Zij konden zich een wapenuitrusting veroorloven en hun polis als hopliet (soldaat te voet) dienen. Ook roeiers van de Atheense vloot verkregen politieke invloed. Athene was een democratie geworden, maar was daarmee een uitzondering. Democratie betekende voor Atheners directe democratie en directe deelname aan het bestuur van de stad. Mannen met burgerschap kwamen op de heuvel Pnyx bijeen om te vergaderen in de volksvergadering. De bestuurders en juryleden werden door het lot aangewezen.

Aspasia - een vreemde vrouw in Athene
Vrouwen, Metoiken en slaven waren uitgesloten van de actieve politiek. Indirect oefenden ze via hun mannen natuurlijk wel invloed uit. Zij was vriendin van Perikles, zeer intelligent en op allerlei terreinen begaafd.

De Sofisten
Sofisten waren een soort rondtrekkende redenaars die presentaties hielden op het gebied van filosofie, politiek en communicatie. Zij waren de eerste die zich uitgebreid bezighielden met methoden om anderen te overtuigen. Onze reclame, maar ook onze manier van discussiëren en debatteren, gaat voor een groot deel terug op wat de sofisten ontwikkeld hebben.

De Sofisten en de democratie
In de nog jonge democratie hadden de sofisten grote invloed. Het waren vooral de zonen van rijke burgers die bij de sofisten in de leer gingen. Van de sofisten leerden ze methoden om in de volksvergadering de burgers voor hun standpunten te winnen en om zich zo nodig te verdedigen voor de volksrechtbanken. Bij de sofisten waren voor- en tegenstanders van de democratie.

Protagoras, een van de belangrijkste sofisten en vriend van Pericles ging er echter van uit dat 'de mens de maat van alles is'. Daarmee bedoelde hij dat er geen algemene waarheid is die voor iedereen geldt en voor iedereen hetzelfde is, ook niet over democratie.

Tegenstanders van de democratie
Ook in Athene had de democratie veel machtige tegenstanders vooral van de elite die een groot deel van de macht was kwijtgeraakt. In de praktijk echter trokken de aanzienlijkste families nog steeds aan de touwtjes, maar hun directe macht waren ze kwijt.
Toen in 431 de Peleponnesische oorlog uitbrak tussen Athene en Sparta, werden de anti-democraten verdacht en beschouwd als handlangers van de vijand. Sparta won uiteindelijk de Peleponnesische oorlog in 404 v. Chr. en verving de democratie onmiddellijk door een oligarchisch regime (een regering van een kleine groep edelen of rijken), dat 'de regering van dertig' werd genoemd. Na een jaar werden ze echter al verdreven en werd de democratie in ere hersteld.

Een slechte invloed op de jongeren
Socrates (zie afbeelding links), was een tegenstander van de sofisten. In 399 v. Chr. werd hij door de leider van de democraten aangeklaagd en ervan beschuldigd dat hij de jeugd bedierf en dat hij nieuwe, vreemd egoden bedacht had. Socrates beweerde namelijk dat hij een persoonlijke daimonion (letterlijk 'godje') had, die hem waarschuwde als hij iets verkeerds wilde gaan doen. Tijdens een proces werd hij gedwongen tot het drinken van de gifbeker.

Waanzin en wijsheid
Misschien is het daimonion van Socrates wel zijn woord voor wat wij een geweten noemen. In Het verhaal in de Griekse Mythologie over de Trojaanse oorlog speelt het geweten ook een rol. Uit de oudheid zijn ons verschillende verhalen over deze mythe overgeleverd waarin door de schrijver een eigen inhoud aan het geweten wordt gegeven. De meest uiteenlopende gevoelens van mensen (woede, liefde, schuldgevoel) werden traditioneel toegeschreven aan directe beïnvloeding door de goden, je lichaam en je geest werden door de godheid overgenomen.

Hippokrates en de medische wetenschap
Er ontstonden in Griekenland scholen waar de artsen zich met de theorie en de praktijk bezig hielden. Het nieuwe van deze scholen was dat ze de ziekten niet langer aan de goden toeschreven, maar dat ze naar natuurwetenschappelijke oorzaken zochten. De leider van de school op het eiland Kos, was Hippokrates ( ca. 460-380). Hij (zie afbeelding) ontwikkelde de leer van de temperamenten. Gezondheid hing samen met de juiste verhouding en menging (temperamentum) van de vier lichaamsvochten: bloed, slijm. gele gal en zware gal. Tot in de negentiende eeuw was de leer van de temperamenten in de medische wetenschap algemeen geaccepteerd. De termen melancholisch, cholerisch, sanguinisch en flegmatisch worden zelfs nu nog gebruikt om een bepaald type mens mee aan te duiden.

Hippokrates wordt gezien als de vader van de medische wetenschap en elke arts legt de eed van Hippokrates af.

2.2 Echt Klassiek!
Deze paragraaf gaat over de voorbeeldfunctie die de Griekse cultuur gehad heeft en nog steeds heeft.
Als wij de naam klassiek gebruiken, dan heeft dat bijna altijd de bijklank 'tijdloos' of 'uitzonderlijk mooi of goed': het is een soort kwaliteitswerk. de periode 480-338 geldt als hét klassieke tijdperk van de Europese geschiedenis. De kunstwerken van die tijd gelden nog steeds als voorbeeld.

Hoe heeft de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur zich ontwikkeld?

Rome en Hellas
Toen de Romeinen in de loop van de derde eeuw v. Chr. het zuiden van Italië veroverden, kwamen Griekse kolonies onder hun macht die zich in rijkdom en cultuur met hun moedersteden konden meten. In de periode tussen 200 en 32 v. Chr. werd heel Griekenland onder Romeinse heerschappij gebracht. Als gevolg daarvan werd Italië overspoeld met de buit van het imperialisme en een deel van de overwonnenen kwam via de slavenmarkt op de landerijen en huizen van de rijke Romeinen terecht. De slaven waren niet alleen werkslaven maar ook wel ontwikkelde mensen zoals: artsen, geleerden, leraren schrijvers en kunstenaars. Zij brachten de hellinistische cultuur en wetenschap de Romeinse cultuur binnen. En daarvan konden de Romeinen nog wel iets leren.

Scipio en Cato
De familie Scipio stond bekend om zijn positieve houding tegenover de Griekse cultuur (filhellinisme). De Griekse geschiedschrijver droeg bij aan de opvoeding van de kleinzoon van Scipio en werd zijn vriend. Scipio (zie afbeelding links)werd later bekend als Scipio Africanus vanwege zijn zege op Hannibal van Cartago.

Cato is de geschiedenis in gegaan als de strenge vertegenwoordiger van de oude Romeinse waarden: zich als burger en militair inzetten voor de staat, gehoorzaamheid aan het gezag, geen luxe of andere nutteloze zaken. Hieronder verstond Cato(zie afbeelding rechts) ook het gezwets van filosofen.
De tegenstelling is echter niet zo groot dan het lijkt. Cato las Grieks. Hij las en sprak die taal en zijn afkeer van filosofie kwam in ieder geval niet voort uit onbekendheid ermee. Er bleef in de houding van de Romeinen tegenover de Grieken altijd iets dubbels zitten. Enerzijds keken ze op tegen de cultuur van de Grieken, hun beeldende kunst en architectuur, hun talent om in het openbaar te spreken en hun filosofie, aan de andere kant voelden ze minachting voor die ongedisciplineerde , roddelende en onbetrouwbare Griekjes, die door hun voortdurende onderlinge ruzies niets echts belangrijks van de grond kregen. In de eerste eeuw v. Chr. zag je dit gevoel van Romeinse superioriteit nog terug.


Eerst nadoen - dan beter doen!
In het begin van de tweede eeuw v. Chr. werden de Griekse vormen nog vrijwel letterlijk overgenomen door de Romeinen. Het bleef echter niet bij imiteren. De Romeinen voegden ook eigen elementen toe. De Romeinen hadden van de Grieken overgenomen dat een keizer op officiële portretten er uit zag hoe hij er moest uitzien, dan hoe hij er werkelijk uitzag. Typisch Romeins was dan weer de manier waarop ze werden afgebeeld: bijvoorbeeld als hoogste priester of als succesvolle legeraanvoerder.
Ook op het gebied van de architectuur zie je deze aanpassing. Griekse tempels hadden rondom trappen en waren van alle kanten toegankelijk. Italiaanse tempels stonden op een hoog podium met alleen trappen aan de voorkant. De Romeinen namen wel de vorm van de Griekse tempels over, maar hielden vast aan het podium. Ze ontwikkelden dus een Griekse tempel op een Italiaanse basis.

Beton en bogen
Twee belangrijkste Romeinse verbeteringen in de bouwkunst waren het beton en de boogconstructie. De Grieken werkten met zuilen. Die verbonden ze door middel van balken en op die balken legden ze een dak of een plafond. Doordat bij bogen de druk anders verdeeld is, kan de overspanning veel groter zijn. De Romeinen konden dus door middel van boogconstructies, gewelven of koepels grote ruimtes overdekken zonder dat de ruimte helemaal vol zuilen stond. Ook beton hielp daarbij. Dit mengsel van puin, kalk, vulkanisch zand en water was veel lichter dan natuursteen of baksteen en net zo sterk. De Romeinen pasten de combinatie van boogconstructie en beton op allerlei terreinen toe.

2.3 Hispania Romana
Het Romeinse aquaduct van Segovia bestaat nog steeds. Het moet wel een geweldig volk zijn dat een dergelijke constructies kon maken.
Het belang van dit onderwerp
De Europese cultuur steunt op drie pijlers:

De verworvenheden van de Industriële Revolutie;
Het christendom;
De klassieke cultuur.

De invloed van de klassieke oudheid is niet alleen terug te vinden in onze taal, literatuur, beeldende kunst en architectuur, maar ook in onze normen en waarden en in de manier waarop we bestuurd (willen) worden.

Hoe verspreidde de klassieke cultuur zich door Europa?
Rome en Carthago
Het begin van de aanwezigheid van de Romeinen is nauw verbonden met de familie Scipio en de Carthaagse bevelhebber Hannibal. Carthago was oorspronkelijk een kolonie van Tyrus in Phoenicië (het huidige Libanon) was al in de vijfde eeuw v. Chr. een grootmacht in het westelijk deel van de Middellandse Zee. Dat leidde tot conflicten met de Grieken, vooral op handelsgebied. Door de expansiedrang van de Romeinen ontstond de Eerste Punische Oorlog (264-241) met de Carthagers. Deze verloren en moesten Sicilië afstaan aan Rome. Waarop de Carthagers zich op Spanje richtten. Daar bevonden zich in het binnenland rijke zilvermijnen. De Romeinen sloten in 226 een verdrag met de Carthagers, maar begonnen tegelijkertijd Spanje te verkennen.


Scipio en Hannibal
Saguntum, een stad in het Carthaags gebied van Spanje, kwam in Rome om hulp vragen tegen de Carthagers die de stad belegerden. Na de val van de stad verklaarden de Romeinen de oorlog aan Carthago. Spanje werd tot Romeinse provincie verklaard en de vader van Africanus werd naar het oorlogsgebied gestuurd om te vechten tegen Hannibal. Hannibal was echter via de Alpen al op weg naar Rome (met zijn olifanten)en versloeg keer op keer de Romeinen. Dat veranderde toen de Romeinen de bevoorrading van Hannibal aanpakten en geen veldslagen meer voerden. In 206 wist Africanus de Carthagers uit Spanje te verdrijven en stak vervolgens over naar Noord-Afrika. In 203 riep Carthago Hannibal terug uit Italië. De Tweede Punische oorlog (218-201) werd Carthago 's ondergang. Scipio kreeg de erenaam 'Africanus'.

Spanje
Terwijl de Romeinen in Italië verliezen leden gingen de zaken in Spanje voorspoedig. De Romeinen hadden twee doelen in Spanje: voorkomen dat de Carthagers versterkingen stuurden en het vertrouwen winnen van de Keltiberiërs. De Keltiberiës werden echter door de Carthaagse veldheer Hasdrubal omgekocht waardoor de veldslag door de Romeinen werd verloren. Rome besloot toen de zoon van Publius Scipio als bevelhebber naar Spanje te sturen. De 25 jarige Publius slaagde er in binnen een dag het Carthaagse hoofdkwartier, Carthago Nova, te veroveren. Een groot deel van de Spaanse bondgenoten liep daarop naar de Romeinen over. In 206 v. Chr. waren de Carthagers uit Spanje verdreven.

Nog twee eeuwen strijd
Toch duurde het nog twee eeuwen voor Spanje geheel onder Romeinse controle was. De eerste eeuw v. Chr. was de eeuw van de burgeroorlogen zodat er weinig geld en energie over was voor de strijd op het Iberisch schiereiland. Pas in 13 v. Chr. slaagde Augustus er in de laatste stukken in Spanje te veroveren.

De verspreiding van de klassieke cultuur
De romanisering in de derde en tweede eeuw v. Chr. verliep in Spanje opvallend traag. Dat lag aan de volgden oorzaken:
De Romeinen leerden net de Griekse cultuur kennen;
De Carthagers waren cultureel verder ontwikkeld;
De verbindingen tussen Italië en Spanje, over zee en over land, waren slecht;
Het was nog niet duidelijk of de Romeinen er in zouden slagen hun macht in Spanje te behouden;
Er was een groot verschil tussen de verstedelijkte kuststreken in Zuid- en Oost-Spanje en de gebieden in het noorden en westen;
Door het voortdurende strijdtoneel in Spanje kwam men niet aan romanisering toe.

De mijnbouw in Spanje leverde belangrijke metalen zoals koper, tin en zilver. Daardoor kwamen er veel immigranten naar Spanje maar ook door de rijke landbouwgebieden in het zuiden. Omdat ook de verbindingen verbeterden werd het ook voor handelaren en kooplieden interessant. Het totaal aantal Romeinse burgers was echter ongeveer 30.000 in het begin van de eerste eeuw na Chr. Onder invloed van de burgeroorlogen (Romeinse soldaten en veteranenkolonies) groeide het aantal Romeinse burgers op het einde van de eerste eeuw na Chr. aan tot 175.000, ongeveer 5% van de bevolking.
In de steden was de invloed van de Grieks-Romeinse cultuur het beste te zien. Elke stad had een forum (een plein waar de voornaamste tempels stonden), waar het stadsbestuur zetelde en waar de basilica was voor rechtspraak en handel. En natuurlijk een badhuis (thermen) waar naast hete, lauwe en koude baden mogelijkheden waren voor massage, sport en ontspanning. Voor de watervoorziening werden aquaducten aangelegd. Ook een theater, een arena of amfitheater (voor gladiatorenspelen) en het langgerekte ovale circus (voor wagenrennen) hoorden bij een geromaniseerde stad.
Hoewel de romanisering traag op gang kwam was Spanje uiteindelijk de meest geromaniseerde provincie van het Romeinse Rijk. de eerste niet-Italiaanse keizers waren uit Spanje afkomstig, Trajanus (98-177) en zijn opvolger Hadrianes (117-138).

2.4 Romeinen en Germanen
Vanaf de eerste eeuw v. Chr. hebben de Romeinen te maken gehad met de Germanen. eerst als gevaarlijke tegenstanders, maar al in de eerste eeuw na Chr. ook als grensbewaking en als onderdeel van het Romeinse leger, totdat uiteindelijk in 476 Rome onder Germaanse heersers kwam.
Het belang van het onderwerp
Intensieve contacten hebben invloed op de levenswijze van beide partijen. Zo namen de Germanen, binnen én buiten het Imperium Romanum de Grieks-Romeinse cultuur over, maar ook de Romeinen werden beïnvloed door de Germanen.

Hoe beïnvloeden de intensieve contacten tussen Romeinen en Germanen de cultuur van beide volken?

Caesar
In de Romeinse republiek was het de gewoonte dat consuls na hun ambtstermijn proconsul (Gouverneur) werden van een provincie. Zo ook Julius Caesar. Hij werd gouverneur van de Provence nadat hij had kunnen ruilen met een andere proconsul. Caesar veroverde vanuit de Provence tussen 58 en 50 heel het Gallische gebied tot in België. Voor Caesar betekende de verovering van Gallië een enorme uitbreiding van zijn macht: de Kelten (Galliërs) waren rijk en de gevechten leverden Caesar en zijn soldaten een enorme oorlogsbuit op. Daardoor vormde hij een gevaar voor Pompeius, die de machtigste man in Rome was. Deze rivaliteit leidde tot een burgeroorlog, die werd gewonnen door Caesar.

In 45 v. Chr. slaagde hij erin om alle tegenstanders uit de weg te ruimen en werd dictator (alleenheerser) voor het leven. En dat was ongehoord omdat Rome juist een republiek was om te voorkomen dat één persoon te veel macht zou krijgen. Functies werden daarom door een even aantal mannen bekleed en slechts voor een beperkte tijd. Caesar werd door senatoren in de senaat vermoord waarna een nieuwe reeks burgeroorlogen ontstond. Uiteindelijk kwam de stiefzoon van Caesar, Augustus,. als overwinnaar naar voren. In zijn uitzonderlijk lange regering (ca 30 v. Chr.- 14 na Chr.) slaagde Augustus erin de maatschappij weer op orde te brengen.


Elbe-politiek en limes-systeem
Caesar zette de veroveringspolitiek van zijn stiefvader voort. Zoals we al gezien hebben in Spanje maar ook aan de noordgrenzen waren er Romeinse soldaten actief. Doel was dat de Elbe de noordelijke grens zou worden.

De Romeinse legioensoldaten waren veel beter bewapend dan de Germanen en beter getraind. Omdat ze bovendien in gesloten formaties opereerden, waren ze de ongeorganiseerde Germanen in open gevechten gemakkelijk de baas. Als antwoord gingen de Germanen over tot guerrillaoorlog met hinderlagen. De Romeinse veldheer Varus werd in 9 na Chr. in het Teutoburgerwoud door de Germanen verslagen.
In 47 na Chr. werd de Elbe-politiek door keizer Claudius definitief opgeheven en werden de Rijn en de Donau de nieuwe grenzen. Zie voor de grootste omvang van het Romeinse Rijk hierboven de kaart The Roman Empire under Trojan.
Ongeveer tegelijkertijd met het opgeven van de Elbe-politiek werd begonnen met het aanleggen van de limes, een systeem van legioenkampen, kleinere kampen (castella) en wachttorens. De castella en de wachttorens waren verbonden door een muur of met droge greppels. De Rijngrens was in de eerste en tweede eeuw stabiel waardoor de economie werd bevorderd. Het limes-systeem was een redelijk open grenssysteem. Handelaren, ook Germaanse konden hun koopwaar aan beide zijden van de grens verhandelen. Steden in het Romeinse en Keltische gebied groeiden. De Romeinen wezen steden aan als civitas, administratieve centra, zoals Trier, Keulen, Mainz en Nijmegen. Deze waren een belangrijk hulpmiddel bij het innen van belastingen.

De Germanen in de aanval
Tijdens keizer Marcus Aurelius (161-180) begon de druk van de Germaanse stammen op de limes weer toe te nemen. Daarvoor waren de volgende redenen:
De welvaart aan de Romeinse kant oefende een grote aantrekkingskracht uit;
De gebieden in Noord- en Oost-Europa waren al lange tijd onrustig;
Germaanse stammen zochten vruchtbare grond en vroegen aan Rome of ze zich in het Romeinse Rijk mochten vestigen. Marcus Aurelius stond dat toe;
Zo werd de buffer tegen de expansie van andere stammen weggehaald;
Germaanse stammen opereerden in grotere verbanden;
De Germaanse stammen hadden een betere bewapening en organisatie.

De derde eeuw was een tijd van grote economische en politieke crisis. Het Romeinse Rijk was niet meer berekend op grote militaire uitgaven en er waren geen inkomsten meer uit buit en oorlogsschatting. Daarnaast volgden de keizers elkaar snel op. Tussen 211 en 284 niet minder dan 24. Elke nieuwe keizer probeerde de soldaten aan zich te binden door het geven van premies en aan opdringende Germaanse stammen werden afkoopsommen betaald. Keizer Diocletianus probeerde het tij te keren door het rijk op te splitsen in een oostelijke (Griekse) en een westelijke rijkshelft. En er werden vier hoofdsteden gecreëerd, voor elke keizer en onderkeizer één. Deze lagen dichter bij het front. Het hielp niet want vanaf 406 moesten de Romeinse keizers toestaan dat de Germaanse stammen zich onder hun eigen leiders en bestuur in het Romeinse Rijk mochten vestigen. In feite waren de Germanenrijken zelfstandige koninkrijken. In 476 nam de Germaanse generaal Odoaker het keizerlijk bestuur in het West - Rijk over. Het Oost-Romeinse Rijk zou tot 1453 blijven bestaan.

Romanisering
Net als in Spanje zorgde de komst van de Romeinen ook in de Keltische en Germaanse gebieden voor grote veranderingen. Het leger was naast gevechtstaken ook verantwoordelijk voor de bouw van aquaducten, wegen, legerkampen en gebouwen voor de burgerbevolking. Onderworpen volken werden verplicht jonge mannen als hulptroepen te leveren. Na 25 jaar dienst kregen ze een diploma mee en het Romeins burgerrecht. Een voorbeeld van romanisering was de askist van Simpelveld. In deze kist stond de asurn van een rijke vrouw die in de derde eeuw leefde in Zuid- Limburg.

Maar ook in graven van Germaanse volken zijn Grieks-Romeinse luxegoederen gevonden. De Romeinen hebben echter ook van de Germanen het een en ander overgenomen bijvoorbeeld op religieus gebied. Na de tweede eeuw is de romanisering echter minder geworden onder andere doordat de economische en politieke macht verschuift naar het platteland.

2.5 Goden en heiligen
Het christendom was aan het einde van de eerste eeuw al doorgedrongen tot het huishouden van de Romeinse keizer zoals blijkt uit opgravingen van een paleiscomplex.
Het belang van dit onderwerp
Meer dan 1000 jaar lang was Europa als vanzelfsprekend christelijk. Omdat Europa zijn invloed over de hele wereld uitbreidde, is het christendom een van de belangrijkste wereldreligies geworden. In de tijd van de Grieken en Romeinen was er polytheïsme (meergodendom) maar joden en christenen waren echter monotheïstisch.

Waardoor was het monotheïstische christendom uiteindelijk succesvoller dan het traditionele polytheïsme?
Jezus Christus stierf als joodse jongenman in het jaar 33 aan het kruis. Volgens zijn aanhangers was hij de verlosser, de Messias. Hij zou de mensen redden van hun zonden en de harmonie tussen God en de mens herstellen. Zijn optreden, zijn boodschap en zijn groeiende aanhang onder het volk maakte de joodse hogepriesters ongerust. Ze waren bang dat ze de voorrechten die ze hadden verkregen van de Romeinen zouden verliezen. Ze waren bang dat de komst van Jezus de relatie met de Romeinen op het spel zou zetten. Jezus verkondigde namelijk het koninkrijk van God. Op voorstel van de joodse hogepriesters werd Jezus door de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus ter dood veroordeeld. Na zijn dood verspreiden veel van de aanhangers zich over de Hellenistische wereld (diaspora).


Al in de eerste eeuw begon het christendom zich af te keren van het jodendom. Een van de verschillen was dat christenen anderen tot hun geloof wilden bekeren, het jodendom deed dat niet. In de tweede eeuw nam het aantal christenen onder de soldaten toe. Anders dan de Romeinse staatsgodsdienst richtte het christendom zich op individuele mensen en beloofde hen een beter leven na de dood. Vooral vrouwen, armen en slaven zagen iets in de boodschap van het christendom. De persoon van Christus, die met gewone mensen omging, maakte deze boodschap geloofwaardig. In de loop van de tweede eeuw werd de christelijke kerk beter en strakker georganiseerd. Aan het hoofd van een gemeente kwam een bisschop te staan, geholpen door een groeiend aantal priesters. In de derde eeuw was er al sprake van een echte geloofsgemeenschap.

Oorzaak van alle rampen
Om 64 na Chr. brak er in Rome een grote brand uit. Keizer Nero gaf de schuld aan de christenen en begon een felle christenvervolging. Er zouden er nog meer volgen in die eerste eeuw. Tot het midden van de derde eeuw kwamen daarna geen grootscheepse vervolgingen meer voor. Dat kwam door een bevel van keizer Trajanus (98-117) dat christenen niet meer actief mochten worden opgespoord. Vanaf de derde eeuw werd het christendom steeds meer gezien als een bedreiging van de samenleving. Vooral het feit dat christenen en joden weigerden te bidden voor de Romeinse staatsgoden en voor de keizer werd niet geaccepteerd. De verslechtering van de economische situatie werd gezien als het gevolg van de verwaarlozing van de traditionele goden. Toch hebben de vervolgingen de groei van het christendom niet kunnen stoppen.

'In dit teken zul je overwinnen'
Nadat keizer Constantijn in 312 zegevierde in de burgeroorlog besloot hij het verbod op het christendom op te heffen. Hij stelde het gelijk aan andere godsdiensten en gaf het in de praktijk zelfs een voorkeurpositie. Hoewel keizer Julianus (361-363) de voorkeurpositie afschafte, waardoor de christelijke kerken hun subsidies en voorrechten verloren, duurde zijn regering te kort om effect te hebben.

'De goden van onze voorvaderen'
De senatoren waren in 286 een groot gedeelte van hun macht kwijtgeraakt, omdat Rome geen hoofdstad meer was van het Romeinse Rijk. Zij verlangden terug naar de tijden dat Rome het middelpunt was van het Romeinse Rijk. Ze wierpen zich op als beschermers van de Grieks-Romeinse cultuur en daar hoorden de traditionele goden zeker bij, maar het christendom niet. Pas aan het einde van de vijfde eeuw gaven de Romeinse senatoren hun verzet tegen het christendom op.

REACTIES

R.

R.

wat een mieterse samenvatting

14 jaar geleden

H.

H.

Er klopt niks van

7 jaar geleden

R.

R.

Ik heb een vraagje, wat voor samenleving had de tijd van grieken en romeinen?

6 jaar geleden

S.

S.

6 jaar geleden

L.

L.

volgens mij een democratische maar ik weet het niet zeker.

5 jaar geleden

J.

J.

Een democratie

5 jaar geleden

P.

P.

hans niet grappig

6 jaar geleden

B.

B.

Zit hier ook wat in van de Griekse/Romeinse goden. en hoe ze er mee omgingen. zo niet weet iemand dan waar ik dat kan vinden?????

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.