Samenvatting Ancien Regime blz. 24 t/m 40. Rafke Engels
blz. 24: ‘Wat er ook zou gebeuren in de overzeese wereld, het leek er op dat niks binnen Europa of Frankrijk zou kunnen veranderen.’ Dat de fransen genoeg middelen had om het Europese evenwicht te doorbreken bleek later bij de revolutie en Napoleon.
Toen het Ancien Regime in Frankrijk ineen stortte, stortte ook het Europese statensysteem in.
(Belangrijke blz. de rest nog ff zelf doorlezen.)
2. De erfenis en de erfgenamen
Het boeren probleem
In elk land in Europa in de 18de eeuw, leefde het overgrote deel van de bevolking van de opbrengst van het land. De ‘beschaving’ was maar doorgedrongen tot een heel klein deel van de bevolking. (zelfs in Frankrijk).
Het graanprobleem domineerde alle andere problemen in de 18de eeuw. Misoogsten resulteerde in hoge prijzen die zorgde voor hongersnoden . De prijs van brood en/of graan was de determinerende factor in de economie. Problemen in de agricultuur hadden hun terugslag op de industrie sector, hier werd minder verkocht. Ook was er een terugslag op de regeringsinkomsten.
In economisch slechte tijden was er het gevaar voor volksopstanden dit is in Frankrijk tot 1789 niet gebeurt. Er waren wel idealen die voorschreven hoe de boeren behandelt moesten worden. Maar de praktijk zat vaak anders in elkaar. De monarchen vonden oorlog voeren en overdadige consumptie belangrijker. De boeren betaalden enorm veel belasting voor de glorie van hun koning en land. Van dit geld zagen ze niks terug.
In de tijd van Colbert kwam er steeds meer het besef bij de Franse regering dat de welvaart van een land afhing van een land zijn scheepvaart en buitenlandse handel, voornamelijk de koloniale handel, en de industrie die handelsproducten leverde. De landbouw en de boeren werden onder geschikt gemaakt aan de te voeren oorlogen, handel en aan de industrie.
Het stichten, ontwikkelen en behouden van kolonies kostte enorm veel geld. Dit geld werd binnen gehaald door zware belasting te heffen op dagelijkse consumptie artikelen zoals wijn en zout. Dit was enorm zware last voor de arme boeren. Niemand werd vrijgesteld van de belastingen tenzij ze echt niks te geven hadden. De belangrijkste directe belasting: Taille, moest in één keer betaald worden. Werd er te weinig opgehaald door de inzamelaars dan moesten de rijkste inwoners het verschil bijleggen.
De Fransen investeerde niet in de landbouw zoals de Engelsen. De Engelsen waren in de 17de eeuw al begonnen met de modernisatie van hun landbouw.
-Enclosures
-Combinatie veeteelt en landbouw
-Afschaffing van collectieve systeem
De ontwikkelingen in de landbouw zorgde dat de levensstandaard in Engeland hoger was dan in Frankrijk.
De boeren moesten kerkelijke belasting betalen en de feodale verplichtingen aan de seigneurs. Hier kwam in 1789 een einde aan. Hierdoor waren de relaties tussen boeren en hun seigneurs niet langer feodaal. Deze verplichtingen bestonden uit geld maar konden ook uit andere zaken bestaan. (malen, brood bakken). Deze verplichtingen zorgden voor frustraties daarom werden ze de door de seigneurs uitbesteed. Toch was de opbrengst van deze verplichtingen voor de seigneurs niet evenredig met de kosten die het veroorzaakte. Dat thema komt terug in het boek: Les inconvénients des droits féodaux van Boncerf.
Samenvatting Ancien Regime pag. 74-91 Maartje Vermeulen Geld speelde een steeds belangrijkere rol op het einde van het Ancien Regime. Door de komst van geld werd het onderscheid tussen mensen met privileges en mensen zonder privileges minder belangrijk dan het onderscheid tussen rijk en arm. Rijke burgers drongen door tot de bovenlaag van de samenleving; de les Grands. De nieuwe rijken gingen zich bezighouden met dezelfde activiteiten als de adel, bijvoorbeeld het bezoeken van salons. Ze integreerden in de adellijke stand door het kopen van een adellijke titel of huwelijkspolitiek. Nog voor de Franse Revolutie ontstond er een nieuwe adellijke‘kaste’, waarvan vele families pas sinds enkele generatie toe behoorden. Discussie kwam op over verschillen tussen de nieuwe en de oude adel. Mensen vroegen zich af of dat de nieuwe adel wel dezelfde eigenschappen had als de oude adel, met na op het gebied van eer. Montesquieu schreef zelfs een boek over l’ Esprit de Lois, welke populair was bij aristocratische families in heel Europa. Eer werd verschillend gedefinieerd in de verschillende landen, maar overal was het dienen van de koning belangrijk. In Noord Amerika kwamen bij de verovering van Canada door de Britten de voor en nadelen van eer als ideaal duidelijk naar voren. De Britse kolonisten waren voornamelijk boeren en burgers van lage komaf zonder staand leger. De Canadezen daarentegen hadden een samenleving en regering naar Frans model met een staand leger. Terwijl de Britten steeds meer onafhankelijk werden van Engeland werden de Canadezen juist steeds meer afhankelijk van Frankrijk. Volgens Arthur Young was de adel over het algemeen conservatief, met name op het gebied van de landbouw. De adel wilde zich vanuit hun idealen niet bezig houden met winstgevende activiteiten. Dit was een belangrijk verschil met de nieuwe adel in Frankrijk. Tijdens het Ancien Regime was het hof het centrum van extravagante consumptie. De Les Grands, die ook gebruik maakte van deze consumptie, al dan niet deel uitmaakte van deze groep ontving kritiek op deze levenswijze. Ze werden beschuldigd van het gebruiken van belastinggelden voor hun overmatige consumptie in plaats van het af te dragen aan de regering. De Franse kroon verkocht ambten en de Les Grands hielpen om de ambten te verdelen of te creëren Er kwamen veel ambtenaren als belastinginners en in het leger. De Les Grands hielden zichzelf in stand door huwelijkspolitiek en het kopen van titels door rijke burgers. De Les Grands kregen steeds meer macht. Ze bevorderden de luxe industrie en de koloniale handel door hun levenswijze. De groei van de steden bevorderde hun welvaartspositie. Rijkdom werd belangrijker dan afkomst. De absolute monarchie. Het absolutisme werd vanaf de 16e eeuw de belangrijkste regeringsvorm. Deze regeringsvorm was een erfelijk overdraagbare monarchie, welke zijn macht aan god ontleende en de vertegenwoordiger was van god op aarde. In deze absolute monarchie had de monarch het recht om wetten te maken en hoefde zich niet te verantwoorden aan zijn onderdanen enkel aan god. Hij was moreel gebonden aan de wetten van god en dus ook aan de wetten in zijn koninkrijk omdat deze met goddelijke goedkeuring waren gemaakt. Deze regeringsvorm werd onderscheiden van despotisme, welke werd gezien als macht zonder grenzen of principes. De verschillende lagen van de bevolking waren tevreden met de absolute monarchie met aan het hoofd de monarch, die net als god een vader voor zijn bevolking was. Het werd wel erkend dat de monarch als mens fouten kon maken en dat er slechte koningen bestonden net zo goed als slechte vaders. Maar zowel de monarch als landheren wilden hun onderdanen beschermen. Op het hoogtepunt van het absolutisme maakte monarchen gebruik van het vertrouwen het volk om opstandjes met harde hand aan te pakken en hiermee de orde te handhaven. De macht van het leger en de bureaucratie was tijdens deze periode groot. Met name in ‘primitieve’gebieden werd het absolutisme als ideale regeringsvorm gezien. Het werd als noodzakelijk gezien voor de economie en de orde in de staat. Soms namen de vorsten zelf deel aan industriële en handelsactiviteiten. Ze zorgden voor reserves in voor tijden van ziekte en oorlog en investeerden in nieuwe technieken. De beïnvloeding van de vorst op de economie werkte op deze manier voordelig.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden