Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500 n.C.) Oudheid
Kenmerkend aspect 4: de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Kenmerkend aspect 5: de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
Kenmerkend aspect 6: de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Kenmerkend aspect 7: de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
Kenmerkend aspect 8: de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
H2.1 De Griekse wereld
- 5e eeuw v.C. bestaat Griekenland uit zelfstandige stadsstaatjes (poleis),
- Athene (grootste polis van Griekenland)
- Athene is het centrum van de klassieke bouwkunst, filosofie en wetenschap.
- In Athene ontstaat de democratie, vrije Atheense mannen beslissen mee over het bestuur.
- Grieken legden basis van wetenschappelijk denken en beïnvloeden nog steeds de bouwkunst.
- Al deze poleis hadden een gemeenschappelijke cultuur (bijvoorbeeld Olympische spelen), taal en godsdienst.
- Twee oorlogen tegen de perzen:
- Er was bevolkingsgroei in Griekenland > er waren voedseltekorten > kolonisatie > kolonisatie werd na mate de tijd moeilijker door andere grote rijken zoals de perzen > perzen voerden oorlog tegen de Grieken > Grieken werken samen > Grieken winnen > nog een oorlog tegen de Perzen > Grieken winnen weer door samenwerking
- Athene: centrum van cultuur:
- Perzen plunderen Atheners en beelden van tirannendoders > de Grieken bouwden nieuwe beelden > blijdschap om vrijheid > Perikles startte een bouwproject voor Athene.
- In de 5e eeuw v.C. werd Athene het cultureel centrum van de Griekse wereld.
- Bouwkunst en beeldende kunst uit die tijd werd een voorbeeld voor de latere kunst.
- Griekse beeldhouwkunst:
- driedimensionaal
- anatomisch correct
- naakt
- geperfectioneerd
- Denken over de natuur en de mens:
- Athene was ook het centrum van de wetenschap.
- Vanaf de 6e eeuw v.C. werden er naar natuurlijke oorzaken gezocht in plaats van door oorzaken goddelijk te verklaren.
- Natuurfilosofen zoeken in deze tijd naar de zogenaamde ‘oerstof’ of ‘atoom’.
- Filosofen: liefhebbers van wijsheid, ze zoeken oplossingen naar belangrijke vraagstukken, ook denken ze na over bijvoorbeeld het gedrag van de mens en dat te verklaren
- Denken over gezondheid
- Sofisten: de mens staat centraal (bv. Functioneren menselijk lichaam)
- De basis van de moderne geneeskunde werd gelegd met rondtrekkende onderwijzers
- Artsenscholen ontstaan vanaf ongeveer 600 v.C.
- Niet de goden maar natuurlijke oorzaken voor ziekten.
- Hippokrates bedacht de theorie van de 4 lichaamssappen (zwarte gal, gele gal, slijm, bloed)
- Democratie in Athene:
- Vrijheid in politiek actief te kunnen zijn en vrij te kunnen spreken in de volksvergadering.
- Gelijkheid, iedereen arm/rijk, laag/hoog was voor de wet en politiek gelijk.
- Politieke functies worden verloot, ook voor de gelijkheid.
- Directe democratie in oud-Athene, als je wilt mee beslissen moest je aanwezig zijn.
- Rijke mensen zijn tegen de democratie, want ze raken hierdoor veel macht kwijt.
- In Sparta is een Aristocratie: in een aristocratie is de adel de baas.
- Oligarchie: In een oligarchie is een kleine groep rijke mensen de baas in de samenleving
- Griekenland valt uiteen na de Perzische oorlogen doordat ze niet meer samenwerken, Griekenland wordt ingenomen.
H2.2 Het hellenisme
- Alexander de Grote veroverde een groot deel van de toen bekende wereld.
- 338 v.C. Koning Filippos van Macedonië begint samen met de Grieken oorlog tegen Perzië.
- Het was een slimme zet, samen vechten tegen aartsvijand.
- Na de dood van Filippos zet zijn zoon Alexander de Grote de oorlogsplannen voort.
- Grote delen van Midden-Oosten werd veroverd, er kwamen nieuwe stadstaten, die waren in de praktijk niet zelfstandig.
- Hellenisme: verspreiding van de Griekse cultuur door Alexander en zijn opvolgers.
- Factoren van verspreiding Hellenisme:
- Grieken leefden in de veroverde gebieden in eigen Griekse wereld.
- Wilde je iets betekenen, moest je de Griekse taal en cultuur overnemen.
- Rijke Grieken schonken grote bedragen voor nieuwe gebouwen en beelden.
- Alexandrië: Pharos en Museion: belangrijke plekken voor de literatuur en exacte wetenschappen, theorie en praktijk ging samen en er was een hele grote bibliotheek
- Joden leefden verspreid over de hellenistische wereld. Jodendom was monotheïstisch.
- Diaspora: Het joodse volk was verstrooid over meerdere landen.
- Ze werden als slaven gehaald uit Palestina, nadat ze vrij werden, bleven veel joden in de Griekse wereld wonen.
- In Alexandrië was grootste groep joden.
- Ze wouden graag hun Thora vertalen in het Grieks, hiervoor wouden ze gebruik maken van de grote bibliotheek.
- Ruzies tussen Joden en Grieken
- Ze werden gezien als aparte groep door hun godsdienst
- Door dat de Grieken anti-Joods werden, werden de joden hierdoor anti-Grieks.
H2.3 Imperium Romanum
- Julius Caesar (dood: 44 v.C.)
- Legendarische generaal
- Soldaten werden afhankelijk van hun generaal (buit)
- Generaals werden machtiger dan consuls en senaat
- Alleenheerser voor een paar jaar
- Koningstijd
- De laatste koning werd weggejaagd
- Monarchie
- Republiek
- Ze wilden het voorkomen dat één persoon te veel macht zou krijgen
- Macht verdeeld over meerdere functies
- Functionarissen voor een jaar gekozen
- Belangrijkste functie: consul
- Senaat heeft de meeste macht
- Oligarchie: een rijke groep mensen hadden de macht
- Keizertijd
- Ontstaat door burgeroorlogen
- Macht in handen van de keizer
- Senaat en consuls bleven bestaan, maar hadden weinig macht
- Monarchie
- Ze hadden strijd met de Noord-Afrikaanse grootmacht, Carthago, die het westelijke zeegebied beheerste. De Romeinen versloegen Carthago, waardoor ze een gebiedsuitbreiding verkregen.
- Stadstaat groeit uit tot het Imperium Romanum
- Imperium: een groot rijk onder macht van een keizer of één volk.
- Redenen voor de groei van het Romeinse rijk:
- Sterk en gedisciplineerd leger
- Goed verdedigbare grenzen
- Goede infrastructuur
- Goed bestuur
- Als veroverde vorsten meewerkten behielden zij hun macht en kregen zij het Romeinse burgerschap > met als gevolg > Romanisering: Het overnemen van (delen van) de Romeinse cultuur door andere volkeren.
- De Romeinen namen veel van de Griekse cultuur over.
- Romeinse beeldhouwkunst:
- driedimensionaal
- anatomisch correct
- gekleed
- realistisch
- Romeinse architectuur:
- mengeling van Griekse stijlen
- gebruik van beton zorgt voor meer mogelijkheden
- maakten veel gebruik van boogconstructies en koepels
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden