Samenvatting H2 tijd van de grieken en romeinen

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1242 woorden
  • 18 juni 2013
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
35 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Geschiedenis hoofdstuk 2: De tijd van de Grieken en Romeinen

§2.1

Culturele eenheid kwam in de Myceense tijd, denk aan de Olympische spelen.

In 850 v. Chr. kwamen nieuwe stadstaten (poleis) in het binnenland à voedseltekorten door bevolkingsgroei, waardoor poleis naar de kust gingen trekken. Belangrijkste poleis: Sparta & Athene.

Er waren 2 oorlogen tegen de Perzen, dat duidelijk heeft gemaakt dat de Griekse poleis goed konden samenwerken (bij noodsituaties). Grieken waren de eerste die de Perzen konden verslaan.

Na deze oorlogen, ging Athene weer gebouwen bouwen en de agora (= economische/politieke centrum) met beelden van tirannendoders als teken van overwinning.

Perikles startte een bouwproject op de Atheners à die zo hun welvaart en macht konden showen à werk nam toe à stijgende economie àAthene: culturele centrum van Griekenland.

De architectuur en kunst van Athene zijn klassiek (=oudheid van blijvende waarde).

Er kwam filosofie. Volgens Thales was oerstof water, volgens Pythagoras ontstond de wereld uit getallen en Demokritos kwam met stof dat niet waarneembaar was met het oog: atoma.

In de Griekse oudheid ging je naar een tempel, zodat een god je kon genezen, maar later kwamen er artsenscholen met opleiding en wetenschap. Belangrijkste arts: Hippocrates (homeostase, waarmee zelfs karakter werd verklaard).

Sofisten: rondtrekkende specialisten op gebied van filosofie, politiek en communicatie.

Volgens protagoras was er geen algemene waarheid, maar moest je gewoon je standpunt overtuigen als filosoof. Sokrates (filosoof) was daar tegen, hij ging onderzoek doen en wist dat als je rechtvaardigheid kon uitleggen, dat je dat ook zelf was. Plato (leerling sokrates) zei dat je ermee geboren wordt, daarom moest volgens hem een filosoof een polis besturen (omdat hij wist wat rechtvaardig was).

Athene was een democratie: met volksvergaderingen van burgers (mensen die politiek actief zijn, die functioneren als burger) en vrijheid en gelijkheid stond aan top (dit gold voor mannen met burgerrecht). Als je wilde meebeslissen, moest je in de volksvergadering zijn (directe democratie). Politieke invloed kreeg je door burgers in volksvergaderingen te overtuigen. Dat konden sofisten die kinderen van rijke burgers en politici dit leerden.

Rijke Atheners waren tegen democratie en trokken naar Sparta (aristocratie), waardoor de Peloponnesische oorlog uitbrak in 431 v. Chr.  Atheners waren uit deze oorlog gekomen als economische en militaire grootmacht en zeemacht door grote vloot. Sparta was militaire grootmacht aan land die door 2 koningen werd bestuurd en 5 eforen. De Peloponnesische werd door Sparta gewonnen: democratie werd opgeheven in Athene en er kwam oligarchie (regering van kleine groep rijken; de Dertig).

§2.2

Koning Philippos (van Macedonië) wou met Griekenland oorlog voeren tegen Perzië als wraak van al hun oorlogen, zo kon hij vertrouwen van de Grieken winnen. Hij werd vermoord tijdens de voorbereidingen, maar zijn zoon Alexander de Grote volgden zijn ideeën op. Hij won de oorlog en veroverde allerlei gebieden. Hij wou ook de culturen van Perzen en Grieken vermengen. Na zijn dood viel het rijk uiteen in 3 rijken: Egypte, Azië en Macedonië in Griekenland. Zijn ideaal werd door niet-Grieken overgenomen, waardoor het Griekse cultuur in het buitenland toenam (Hellenisme). In de nieuwe gebieden was er volledige burgerschap, maar onder de niet-Grieken kwam een zelfbestuur.  Er kwam door hellenisme economische welvaart in Griekenland.

Alexander stichtte een stad (Alexandrië) die verbinding had met zee (via de Nijl) en vruchtbaar land. Deze stad werd door Ptolemaios overgenomen. Ook wetenschap werd toegepast in hellenisme: Pharos was een eiland met een witte, flexibele vuurtoren die natuurrampbestendig was en die de havens van Alexandrië goed leidde. Uiteindelijk werd Alexandrië belangrijk voor wetenschap. Er kwam een museion (tempel waar geleerden samen kwamen om te discussiëren). Geschriften en kennis van Hippokrates werd in een uitgave verwerkt en er werd meer medisch onderzoek gedaan.

Ook was er Hellenisering in het Jodendom. Zij waren een uitzondering, omdat ze Polytheïstisch waren, ze leefden in diaspora (volk verstrooid over verschillende landen), ze vertaalden hun heilige boek in het Grieks. Maar Grieken vonden ze apart en door anti-Joden in Griekenland, kwamen er in het Jodendom ook anti-Grieken.

§2.3

Eerst was Rome een koninkrijk onder leiding van Etrusken. Hellenisme verdween toen de republiek Rome Egypte veroverde. Rome had 2 consuls aan de macht onder leiding van de senaat en er waren amper volksvergaderingen. Hoe Rome groot werd: eerst veroverde Rome de regio rondom (latium), daarna veroveren van Italië (samnitische oorlog), toen 3 oorlogen tegen Carthago (punische oorlogen) en vervolgens veroverden ze de hellenistische gebieden, zoals Spanje en Noord-Afrika.

Toen kwam er een Imperium Romanum (Romeins rijk), waardoor Italianen geen belasting meer hoefden te betalen.

Griekse kunst werd in Rome in marmer nagemaakt. De Griekse cultuur en wetenschap werd verspreid, doordat (ontwikkelde) Grieken slaven werden bij rijke Romeinen. De romeinen bewonderden de Griekse kunst, architectuur, hun filosofie, literatuur en talent om openbaar te spreken. Maar ze vonden ook sommige Grieken ongedisciplineerd en onbetrouwbaar die alleen maar ruzie maakten zonder iets te bereiken.

Bij de Grieken waren beelden naakt, bij de Romeinen absoluut niet en bij tempels waren er bij de Grieken overal trappen en bij Romeinen was er een trap aan de voorkant. Romeinen gebruikten veel beton en boogconstructies voor koepels, colosseums, aquaducten, etc.

Door meer oorlogen buiten Italië werden Generalen belangrijker en uiteindelijk hebben zij de plek van de senaat ingenomen. De machtigste generaals waren Pompeius en Caesar. Pompeius versloeg zeerovers, het hellenistische seleucidenrijk en hij stelde orde op zaken. Caesar veroverde Gallië, wat een enorme oorlogsbuit opleverde. Pompeius en Caesar leidde een burgeroorlog tegen elkaar en Caesar won. Caesar werd vermoord, omdat ze dachten dat hij de republiek ging afschaffen. Zijn zoon Augustus nam de macht over en leidde een keizerrijk.

Jezus werd geboren. En omdat de aanhang van Jezus groeide en de Romeinen daalde, werd hij gekruisigd. Aanhangers van Jezus ( de Christenen) verspreidden zijn boodschap aan het hellenistische rijk en ook aan niet-Joden. Joden en Christenen begonnen uit elkaar te groeien, want Joden wilden niet anderen tot hun geloof laten bekeren. Hierdoor en omdat de Joden monotheïsten (1 god) waren, werden zij tot de zondebok gemaakt. Omdat Christendom de boodschap had dat status en rijkdom niet ertoe doet, voelden vooral armen, vrouwen en slaven zich aangetrokken. Later werd het beter georganiseerd; elke gemeente kreeg een bisschop, geen Joden en rijken gaven financiële steun.

Romanisering:

-          Aanleggen van Limes; verdedigingssysteem, kleinere kampen (castella) en wachttorens langs de Rijn en Donau.

-          De veroverde stammen, mochten hun machtsstructuur behouden, waardoor er niet veel mensen nodig waren om het Imperium Romanum in stand te houden.

-          Leiders die meewerkten aan romanisering kregen allerlei luxe producten en voorrechten.

-          Er kwamen meer hoofdsteden van een civitas (al bestaand district), maar ook nieuwe hoofdsteden die als administratief centrum dienden.

-          Er kwam een uitgebreid wegennet, om snel in te kunnen grijpen. Gebieden langs deze wegen, waren belangrijk.

-          De steden kregen Romeinse gebouwen (amfitheater, badhuizen), versiering met beeldhouwwerk, schildering, etc. (Grieks-romeinse cultuur en kunst).

-          Op het platteland ontstonden villae rusticae (grote landbouwbedrijven met een luxe villa).

-          Germaanse godheden werden gekoppeld aan de Grieks-Romeinse goden.

§2.4

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.