Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Samenvatting Context Verlichting en revoluties

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 3836 woorden
  • 14 maart 2019
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
De ultieme examengids voor mensen die echt niet willen slagen

Eindexamens. Die periode waar je al tijden naar uitkijkt (not) en waar je je super goed op hebt voorbereid (ook not). Geen paniek: wij hebben de ultieme survivalgids voor je samengesteld. Met deze tips ga je het (waarschijnlijk niet) redden. Maar ze zijn wel leuk. 

Bekijk de tips

Verlichting en revoluties (1650-1848)

4.1 De verlichting (1650-1789)

Volgens Immanuel Kant is de verlichting ‘de bevrijding van de mens uit de onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is’. Onmondigheid is het onvermogen je verstand zonder leiding van anderen te gebruiken. Dit is je eigen schuld als je genoeg verstand hebt, maar niet durft om er zelfstandig gebruik van te maken. Het motto is dus: ‘durf te weten, heb de moed je eigen verstand te gebruiken’.

In de middeleeuwen was denken ondergeschikt aan geloof en traditie. Vanaf 1650 gaat men oude inzichten ter discussie stellen. Volgens de filosofische stromingen van het empirisme en rationalisme moeten traditie en geloof plaatsmaken voor waarneming en rede.

Empirisme: kennis komt voort uit ervaring en waarneming

Rationalisme: kennis komt voort uit de rede, het menselijk denkvermogen

Men gaat het redelijke en wetenschappelijke denken op veel terreinen toepassen. De samenleving moet gebaseerd zijn op de rede i.p.v. erfelijke rechten of religieuze ideeën. Verlichte denkers willen onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak en verzetten zich tegen godsdienstige intolerantie, kerkelijke dwang, machtsmisbruik door kerk en staat, standenmaatschappij en het absolutisme.

Echter kregen in die tijd vorsten juist meer macht, gebaseerd op het droit divin. Dit houdt in dat ze hun macht van God kregen. Alleen God kan over koningen oordelen, zodat de koning geen verantwoording hoeft af te leggen aan een parlement of zich door mensen moet laten beperken.

Locke en Rousseau over het sociaal contract
De wetenschappelijke revolutie
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken

John Locke: Alle mensen zijn vrij en gelijk geboren. Ze hebben het recht hun leven, gezondheid, vrijheid en bezit te verdedigen. De mensen spraken af een deel van hun vrijheid af te staan aan de overheid. In ruil moest de overheid hun leven, vrijheid en bezit beschermen en bij conflicten een neutrale rechter zijn. Anders mogen burgers een nieuwe regering aanstellen of een tiran afzetten. Locke was voor de Engelse constitutionele monarchie van 1688, waarbij koning Jacobus II werd verjaagd en vervangen door Willem III.

Jean-Jacques Rousseau: Mensen dragen vrijheid over aan de staat. Het volk is soeverein en de staat moet de algemene wil (wil van de samenleving) vertegenwoordigen. De mensen mochten niet hun eigen belangen doorzetten, maar moesten zich onderwerpen aan wetten die in overeenstemming waren met de algemene wil.

Tot de 17e eeuw was het algemene idee dat God heerste over mens en natuur en voortdurend ingreep in het leven. Ook verrichte hij wonderen. Door de ontdekking van de natuurwetten ontstond hieraan twijfel.

Voltaire was een deïst. Dit houdt in dat God de wereld had gemaakt en dat de wereld zich ontwikkelde naar Gods plan, maar hij bemoeide zich er niet meer mee. God had de wereld inclusief natuurwetten ingenieus gemaakt.

Spinoza over de invloed van God op het dagelijks leven
De wetenschappelijke revolutie
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken

Baruch Spinoza ging nog verder. Volgens hem zijn God en de natuur dezelfde. Geloof in wonderen kwam door onwetendheid. De natuur, dus God, was puur rationeel, dus geloof dat in strijd met de rede was, was onzin. De mens moest niet gehoorzamen aan God, maar afgaan op zijn eigen verstand.

Omdat de Verlichting begon in een tijd van godsdienstoorlogen en -onderdrukking werd het belang van individuele vrijheid en tolerantie benadrukt. Locke wil een scheiding van kerk en staat, omdat de staat niet kan uitmaken wat het ware geloof is. Alleen zelfstandig denkende mensen zelf konden bepalen wat ze geloofden.

Het vertrouwen in de rede leidde tot optimisme en er waren op veel gebieden verbeteringen zichtbaar. De maatschappij werd verbeterd. Echter ontstonden ook tegenstellingen tussen twee groepen.

Gematigde verlichting

Radicale verlichting

Evenwicht tussen rede en traditie

Breken met de traditie en geheel nieuwe maatschappij creëren

Voltaire & Kant

Spinoza

Voltaire over de vrijheid van denken en de rol van de staat
De wetenschappelijke revolutie
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken
Ancien régime en verlicht absolutisme

Voltaire: God heeft de wereld geschapen, dus de ongelijkheid van de standenmaatschappij hoort bij het menselijk bestaan. Veel mensen moeten zwoegen om in leven te blijven, zodat ze geen tijd hebben om ongelukkig of opstandig te zijn. Het was gevaarlijk om het volk het geloof af te nemen, want alleen met angst voor een straffende god kon het volk in toom worden gehouden. Slechts de bovenlaag was geschikt voor redelijk denken. De rest van het volk kon en mocht niet verlicht worden.

Kant over de definitie van verplichting en de gevaren van het rationalisme
De wetenschappelijke revolutie
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken

Kant: Mogelijkheden verstand en rede zijn beperkt. Het consequent doorvoeren van verlichte ideeën kon gevaarlijk zijn. Puur rationalisme leidt tot waanideeën en immoreel gedrag. Daarom moet de rede worden aangevuld met ervaring en morele normen. Iedereen moet gehoorzamen aan de universele morele wet. Dit houdt in dat mensen zelf moeten voldoen aan regels aan regels die ze voor iedereen willen laten gelden, zoals niet stelen.

Spinoza: Alle mensen hebben dezelfde behoeften en rechten. Voorrechten zijn in strijd met de rede. Iedereen heeft het recht om gelijk behandeld te worden, zijn geluk na te jagen, en zijn mening te uiten. Dat kan niet in de standenmaatschappij. Deze moet dus worden afgeschaft en vervangen door een democratie.

Sommige vorsten laten zich beïnvloeden en voeren het verlicht absolutisme in, zoals de Pruisische koning Frederik II en keizer Jozef II van Oostenrijk. Ze hadden hun macht niet gekregen van God, maar waren dienaren van het algemeen belang. Ze vergrootten persvrijheid en tolerantie en bestreden bijgeloof en godsdienstig fanatisme. Wel behielden ze hun absolute macht en de standenmaatschappij.

Franse koningen probeerden de critici van het ancien régime te bestrijden, bijvoorbeeld met censuur op boeken van Voltaire en Rousseau. Voltaire stelde namelijk de Britse constitutionele monarchie ten voorbeeld aan Frankrijk en Rousseau zei dat alle godsdiensten gelijkwaardig zijn en dat Jezus niet Gods zoon was.

Echter werden boeken nu in Amsterdam gedrukt en Frankrijk binnengesmokkeld, waar ze juist door het verbod werden gelezen.

Vooral radicale verlichte ideeën werden populair, wat een oorzaak was voor de democratische revoluties. Politiek was altijd gezien als iets voor koningen, hoge edelen en geestelijk, maar nu wordt politiek besproken in kranten en pamfletten, clubs, salons en koffiehuizen. Vorsten moeten meer rekening houden met de publieke opinie.

4.2 De Franse Revolutie (1789-1815)

Er was crisis in Frankrijk onder Lodewijk XVI. Er komt steeds meer verlichte kritiek. Rijke burgers willen meer invloed en arme burgers willen een beter bestaan, want er was veel honger en schaarste door misoogsten. Dit leidde tot opstanden, waarbij boeren afschaffing van herendiensten en een eerlijker verdeling van de grond eisten.

Ook het belastingstelsel was niet eerlijk, omdat adel en geestelijkheid zelf amper betaalden en wel eigen belastingen oplegden. De Derde stand betaalt steeds hogere belasting, maar mag niet meebeslissen. Er was belasting op voedsel en andere goederen, waardoor dit duur werd. Door de oorlogen was er een grote staatsschuld en financiële crisis.

Om deze op te lossen wordt de Staten-Generaal bijeengeroepen, terwijl dit al zo’n 150 jaar niet was gebeurd. Dit zorgt voor hoge verwachtingen, met name bij de derde stand. Met het bijeenroepen deed de koning afstand van zijn absolute macht, dus dit is een concessie aan het volk. Hij hoopt afspraken te kunnen maken over verlaging van de staatsschuld in ruil voor concessies.

In de Staten-Generaal willen adel en geestelijkheid evenveel vertegenwoordigers voor alle standen, maar de derde stand is hiertegen. Daarom geeft de koning de derde stand evenveel zetels als de andere twee standen samen. Alle standen kiezen in alle districten in kiesvergaderingen hun vertegenwoordigers. In de derde stand was dit vooral de bourgeoisie. Dit was de verlichtingsgroep, want zij waren rijk, geschoold en kunnen lezen. Zo lezen ze ook boeken van verlichte denkers.

1789: Cahiers de doléances
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken
De democratische revoluties

Hierbij werden ook zo’n 40000 cahiers de doléances (klaagbrieven) opgesteld, omdat de koning wil weten wat er onder het volk leeft. Echter werden deze vooral gemaakt door de bourgeoisie en arme boeren en arbeiders mochten niet bij de kiesvergaderingen zijn, want dit mocht pas als je belasting betaalde. Uit de klaagbrieven komen verschillende wensen:

  • Grondwet die de macht van de koning beperkt (past bij Voltaire)
  • Nationaal parlement met wetgevende en controlerende bevoegdheden (past bij machtenscheiding van Montesquieu en volkssoevereiniteit van Rousseau)
  • Burgerlijke vrijheden als vrijheid van meningsuiting en godsdienst
  • Vrijheid, gelijkheid en broederschap
  • Afschaffen voorrechten adel en geestelijkheid
  • Verklaring van de rechten van de mens

Eerste revolutie (1789-1792): Frankrijk wordt een constitutionele monarchie

De Staten-Generaal komen bijeen. De koning wil alle standen 1 stem geven (waardoor de derde stand niks kan bepalen) en in aparte ruimtes laten vergaderen, volgens de agenda van zijn ambtenaren. De derde stand wil echter een gemeenschappelijke vergading, die zelf de agenda bepaalde en waarbij alle leden een stem kregen. De derde stand kreeg zijn zin niet en stapte uit de Staten-Generaal. Men kwam samen op de Kaatsbaan. Ze riepen zichzelf uit tot Nationale Vergadering om een grondwet op te stellen. De koning erkent deze pas nadat tientallen geestelijken en edelen zich aansloten.

Ondertussen braken overal opstanden uit tegen de adel en geestelijkheid. De leden van de Nationale Vergadering zien dat er iets moest veranderen. Daarom worden de standen en privileges van adel en geestelijkheid opgeheven.

Later wordt de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger aangenomen.

Kerkelijke landerijen worden in beslag genomen en verkocht en met de opbrengst wordt de staatsschuld afgelost.

Van de maatregelen profiteren vooral de rijke burgers. Kleine boeren moesten verplichtingen aan hun heren afkopen. Rijke burgers kunnen overheidsfuncties krijgen. De staat moest vooral het bezit beschermen. Eigendom wordt een belangrijk recht.

1791: Wet Le Chapelier
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken
De democratische revoluties

Timmerlieden staakten voor meer loon, maar met deze wet worden alle gilden, vakbonden en stakingen verboden. De vrijheid van ondernemers is belangrijker dan de vrijheid van vereniging en vergadering van arbeiders. Ook deze wet is dus gunstig voor de bourgeoisie. Eigenlijk wordt hier dus het ene recht boven het andere gesteld, waarmee een nieuw soort privilege wordt gecreëerd, maar dan voor de bourgeoisie t.o.v. de middenstand.

De Nationale Vergadering wil een constitutionele monarchie met Lodewijk XVI als koning. Echter wou hij dit zelf niet. Hij was in 1789 gedwongen Versailles te verlaten en in het Tuilerieënpaleis in Parijs te gaan wonen, zodat het volk hem beter in de gaten kon houden. Echter voelt hij zich gevangen en vlucht in 1791. Hij gaat richting de Zuidelijke Nederlanden, die bij Oostenrijk behoorden. Hij wil de revolutie terugdraaien met hulp van zijn zwager, de keizer van Oostenrijk, en troepen die hem trouw waren gebleven. Echter werd hij herkend bij Varennes en teruggevoerd.

Dit schaadt het vertrouwen in de koning, maar het oude plan blijft. De koning hield de uitvoerende macht en vormt dus de regering. Ook komt er een grondwet in 1971. De koning wordt vanaf dat jaar gecontroleerd door de Wetgevende Vergadering, die werd gekozen met censuskiesrecht. Deze bestond vooral uit ontwikkelde burgers. Arbeiders en boeren zijn nauwelijks vertegenwoordigd. Wel is er politieke verdeeldheid. De grootste club is die van de Jacobijnen (herkenbaar aan de Frygische muts). Sinds de vlucht van de koning willen zij geen constitutionele monarchie, maar een tweede revolutie. Zij willen de monarchie afschaffen, volksinvloed vergroten, bezit van gevluchte edelen afpakken en de revolutie over heel Europa verbreiden. Eerst waren ze in de minderheid, maar door het groeiende wantrouwen tegenover de koning groeide hun invloed. De koning werkte namelijk niet mee met het parlement en gebruikte telkens zijn vetorecht om wetten tegen te houden.

Tweede revolutie (1792-1795): Frankrijk wordt een democratische republiek

1792: Frankrijk raakt in oorlog met Oostenrijk en Pruisen. De positie van de koning wordt onhoudbaar en de tweede revolutie begint.

Jacobijnen nemen het stadsbestuur van Parijs over en geven wapens aan het volk, dat het Tuilerieënpaleis bestormt. De koning wordt gearresteerd. De Jacobijen gebruikten veel geweld. De Wetgevende Vergadering hief zichzelf op en liet met algemeen mannenkiesrecht een nieuw parlement kiezen: de Nationale Conventie. Deze roept in 1792 de republiek uit.

Het parlement heeft nu zowel wetgevende als uitvoerende macht. Het Comité van Algemeen Welzijn, bestaande uit een groep parlementsleden, vormde de regering. Alle adellijke titels vervallen en iedereen moet zich burger laten noemen. Zo wordt de koning burger Lodewijk Capet.

1792: Proces van ‘burger Capet’
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken
De democratische revoluties

Er worden brieven gevonden waaruit blijkt dat hij buitenlandse hulp had gezocht en zijn Oostenrijkse zwager had opgezet tegen Frankrijk. Daarom werd hij beschuldigd van hoogverraad en ter dood veroordeeld. In 1793 werd hij onthoofd.

De revolutie wordt steeds radicaler. Er waren wel gematigde Jacobijnen, Girondijnen genoemd, maar deze werden uit de Jacobijnenclub gezet en uit de Nationale Conventie verjaagd. Robespierre werd de leider van het Comité van Algemeen Welzijn. Hij was een bewonderaar van Rousseau. Hij liet veel mensen vermoorden: alle vijanden van de algemene wil, volksvijanden en radicalen die hij niet vertrouwde. Dit is de Terreur. In 1794 werd hij zelf onthoofd.

Toen namen de Girondijnen de macht over en maakten een einde aan het schrikbewind.

1795: Grondwet die de democratie beperkt

Het parlement bestaat uit twee kamers, gekozen met censuskiesrecht. Het Directoire (vijf directeuren) werd door het parlement benoemd en had uitvoerende macht. Wel bleef er onrust en chaos.

1799: Generaal Napoleon neemt met militaire staatsgreep de macht over.

1804: Napoleon kroont zichzelf tot keizer.

Hij houdt vast aan veel ideeën van de verlichting en de revolutie. Zo keert de standenstaat niet terug en regeert hij met behulp van een gewijzigde grondwet.

1804: Code Napoleon
Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken
De democratische revoluties

Dit zijn nationale burgerlijke wetboeken, gebaseerd op ontwerpen uit de revolutietijd. Alle mannen hadden als burgers gelijke rechten, los van geboorte of godsdienst. Ook werd de burgerlijke stand en het burgerlijk huwelijk geregeld, zodat mensen niet meer hoeven te trouwen in de kerk. Napoleon veroverde hierna nog grote delen van Europa, waar deze wetboeken ook werden ingevoerd.

4.3 Na Napoleon (1815-1848)

1814-1815: Congres van Wenen

Er werden afspraken gemaakt over de naoorlogse orde. Sinds 1792 hadden oorlogen tot chaos en verwoesting geleid. Daarom was er nu behoefte aan stabiliteit. Dit lukte, want de vreedzaamste eeuw uit de Europese geschiedenis volgde. Vooral de mogendheden van de slag bij Leipzig: Rusland, Groot-Brittannië, Pruisen en Oostenrijk, hadden het voor het zeggen.

Er was restauratie. Dit houdt in dat de situatie van voor de Franse Revolutie (ancien régime) zo veel mogelijk werd hersteld en de gevolgen van de verlichting werden ongedaan gemaakt. Zo kwam Frankrijk weer onder het huis Bourbon, met een broer van Lodewijk XVI als koning. Het werd een constitutionele monarchie met een parlement en godsdienst- en persvrijheid. Echter waren die vrijheden beperkt. Ook had het parlement amper macht en waren adel en geestelijkheid oververtegenwoordigd. De koning had een kamer van bisschoppen en edelen benoemd, en het huis van Afgevaardigden was met zeer beperkt kiesrecht gekozen.

Ook probeerde men een machtsevenwicht te creëren. Frankrijk werd teruggebracht tot de grenzen van 1792 en werd omsingeld door sterke staten. Oostenrijk kreeg Noord-Italië, Pruisen het Rijnland en de zuidelijke Nederlanden, die bij Frankrijk hoorden, gingen bij het Koninkrijk der Nederlanden horen.

Tijdens het Congres van Wenen werd in 1814 de Duitse Bond opgericht. Verschillende Duitse koninkrijkjes en hertogdommen waren door Napoleon overheerst en dit wilden ze nooit meer. Daarom was de Duitse Bond een samenwerking op buitenlands gebied van alle landen met overwegend Duitstalige bevolking.

De mogendheden gingen samen de orde handhaven, ook met militair geweld, in het Concert van Europa, waar in 1818 ook Frankrijk bij ging horen. Ze willen voorkomen dat een nieuwe revolutie ontstaat.

1822: Congres van Verona

Het belangrijkste onderwerp was de situatie in Spanje. Tijdens de opstand tegen de Franse bezetting in 1812 had een Spaans parlement een grondwet ingesteld. Deze regelde persvrijheid en afschaffing van de privileges van de adel en geestelijkheid. In 1814 keerde de koning terug en beloofde zich aan de grondwet te houden. Echter herstelde hij het absolutisme en de standenstaat. In 1820 dwongen muitende militairen hem opnieuw de grondwet te aanvaarden.

Groot-Brittannië was het op twee punten niet eens met de andere mogendheden.

De vier mogendheden wilden dat er werd ingegrepen in Spanje. De tsaar noemde Spanje ‘het hoofdkwartier van het jacobinisme’. Hij wilde Russische militairen in Noord-Italië legeren om overal op te treden waar de orde gevaar liep. Frankrijk wou geen Russische troepen in West-Europa en daarom ging Frankrijk zelf de Spaanse kwestie oplossen met diplomatieke steun van de anderen. Groot-Brittannië had juist geen bezwaar tegen de Spaanse constitutionele monarchie.

Verder hadden staten in Zuid- en Midden-Amerika zich losgemaakt van Spanje. Groot-Brittannië erkende hun onafhankelijkheid, omdat het bang was de handel met deze landen te verliezen aan de VS, die deze landen al wel hadden erkend. De andere mogendheden vonden echter dat Spanje deze kolonies terug moest krijgen.

Uiteindelijk lukte het Spanje niet om de kolonies te heroveren, maar werd de absolute macht van de koning wel hersteld. In 1823 versloeg een Frans leger de troepen van de Spaanse regering. De koning nam wraak en zijn tegenstanders moesten vluchten naar Groot-Brittannië of Amerika.

1822: Verdrag van Verona
Ancien régime en verlicht absolutisme
De democratische revoluties

Na deze Franse invasie publiceerde een Britse krant ‘het geheime verdrag van Verona’. Daarin stond dat de andere mogendheden af hadden gesproken om in heel Europa een einde te maken aan persvrijheid, volkssoevereiniteit en regeringen die steunden op een volksvertegenwoordiging. Ook zouden de landen samenwerken met de paus om de macht van de kerk te vergroten. Dit verdrag was verzonnen, maar leidde wel tot verzet tegen de restauratie. Het was een rechtvaardiging dat het niet was gelukt om de grondwet in Spanje te behouden. Ook geeft het een positief beeld van Engeland.

Door de restauratie ontstonden politieke stromingen, gebaseerd op verlichte idealen. Dit kwam ook doordat de burger steeds mondiger werd (idee van Kant, zie 4.1).

Liberalisme: Liberalen willen een constitutionele monarchie met veel burgerlijke vrijheden. Ze willen gelijke rechten, maar leggen de nadruk op individuele vrijheid. Ze willen mensen beschermen tegen de regelzucht van de staat. Ook geloven ze in volkssoevereiniteit, maar willen ze het kiesrecht beperken tot ontwikkelde burgers. Anders komt er chaos.

Socialisme: Socialisten willen gelijkheid. Ze willen gelijke rechten en sociaaleconomische gelijkheid. De staat moet bestaanszekerheid garanderen en verschillen in bezit en inkomen verkleinen. Volkssoevereiniteit betekent een republiek met algemeen mannenkiesrecht.

Nationalisme: De burgers vormden het soevereine volk en waren verbonden door taal, cultuur en verleden. Nationalisten willen de eenheid van het volk versterken door de nationale taal te bevorderen of historische gebeurtenissen te verheerlijken. Ze willen een natiestaat waarin het volk is vertegenwoordigd in 1 staat. In natiestaten kon het nationalisme gebruikt worden om de eensgezindheid te vergroten. Het was ook een reactie op het Europa van Napoleon. Het nationalisme leidde tot verzet tegen de restauratie bij volken die geen staat hadden of verdeeld waren, zoals in Duitsland, dat door het Congres van Wenen was verdeeld in tientallen staten.

De verlichte ideeën werden onderdrukt, maar dit werd moeilijker. Burgers verenigden zich steeds meer in clubs en leesgenootschappen en lazen kranten. De nieuwe stromingen profiteerden van het feit dat de publieke opinie belangrijker werd. Er braken revoluties uit tegen de restauratie in 1830.

In Parijs had de koning het kiesrecht beperkt tot de adel en persvrijheid afgeschaft. Een liberale krant riep het volk op in opstand te komen. Het volk bezette (net als in 1792) het Tuilerieënpaleis. Liberale leiders laten de Bourbons naar Engeland ontkomen en presenteren de populaire liberale hertog van Orléans als ‘burgerkoning’. Hij beloofde het kiesrecht uit te breiden en de burgerlijke vrijheden te respecteren.

1830: Belgische Opstand
De democratische revoluties
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme en socialisme

In het zuiden van Nederland brak hierdoor geïnspireerd ook een opstand uit tegen de Hollandse koning Willem I. De noordelijke Nederlanders eisten te veel invloed volgens de Belgen. Ook wilden de Belgen persvrijheid, minder macht voor de koning en meer invloed voor het parlement. Ook zijn ze tegen verplicht gebruik van het Nederlands in onderwijs, bestuur en rechtspraak.

Er waren veel opstanden van arbeiders in industrieel gebied. Liberale burgerwachten herstelden de orde en eisten concessie van Willem I. Echter stuurde hij het leger. De opstandelingen vormden een regering en die riep de onafhankelijke staat België uit. Er werden verkiezingen gehouden en het werd een constitutionele monarchie met veel invloed voor het parlement.

Willem I vroeg steun aan de grote mogendheden, maar zij steunden de gevestigde orde dit keer niet. België vroeg de Brits-Duitse Prins Leopold, een zwager van de Britse koning, als koning om Groot-Brittannië voor zich te winnen. De mogendheden stemmen in met de Belgische onafhankelijkheid. Als Willem I troepen naar België stuurt, grijpt Frankrijk dan ook in.

1848: Er breekt opnieuw een revolutie uit in Parijs. De koning vlucht en Frankrijk werd een democratische republiek met algemeen mannenkiesrecht. Hierna volgden veel meer volksopstanden in Europa.

In de Duitse staten eisten liberalen en nationalisten 1 Duitse staat met grondwet, burgerlijke vrijheden en macht voor het parlement.

1848: Frankfurter Parlement
De democratische revoluties
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme en socialisme

Duitse vorsten deden concessies en benoemden liberale ministers. Met verkiezingen werd een grondwetgevend nationaal parlement gekozen. Dit was het Frankfurter Parlement, dat bijeenkwam in de Paulskirche. Het overleg duurde lang (ongeveer een jaar) en er moest worden gekozen tussen 2 opties. De Groot-Duitse oplossing, waarbij de Duitse landen en Oostenrijk-Hongarije zouden worden samengevoegd (slecht voor het nationalisme, want niet 1 volk) of de Klein-Duitse oplossing, waarbij alleen Duitse landen worden samengevoegd. Deze laatste optie wordt gekozen. Koning Friedrich Wilhelm IV van Pruisen krijgt de keizerskroon aangeboden, maar weigert deze te aanvaarden, want koningen zijn door God aangesteld. In 1849 waren ze het eens over een nationale grondwet, maar de schrik van de vorsten voor de volksopstanden was al voorbij. Liberalen waren met hulp van het leger al uit de regeringen gezet. Veel parlementariërs waren al uit Frankfurt teruggeroepen. De rest werd met geweld uiteengejaagd.

De revoluties van 1830 en 1848 kwamen door ellende. Zo was er in 1848 honger, epidemieën en werkloosheid onder de armen. Veel arbeiders en werklozen werden opgezweept door socialisten en kwamen in opstand. Echter bereikten de socialisten weinig en profiteerden de liberalen. Zo eisten socialisten in 1848 in Frankrijk de rode vlag, die was gebruikt door de Jacobijnen. Echter hield de regering de rood-wit-blauwe vlag die van 1790 tot 1815 en vanaf 1830 was geweest.

Ook zat er in het Frankfurter Parlement geen socialist of arbeider, omdat het met censuskiesrecht was gekozen. Liberalen deden liever zaken met machthebbers dan met socialisten.

In 1848 stelt Karl Marx dat arbeiders hun lot in eigen hand moeten nemen in het Communistisch Manifest. De industrialisatie had geleid tot nieuwe arbeidsverhoudingen, waarbij bezittende burgerij en arbeidersklasse tegenover elkaar stonden. Er was dus een klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat. Volgens Marx zou het proletariaat de macht met een revolutie overnemen en de productiemiddelen in handen van de gemeenschap brengen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.