Pacht
De pacht in Frankrijk is hoger dan in Engeland. Daarnaast wordt de pacht in Frankrijk niet betaald met geld maar met een gedeelte van de productie. Dat betekent dat uit de productie ook de investeringen gehaald moet worden. De hoge pacht staat niet in verhouding tot de lage prijzen.
Boeren
De armoede onder de boeren in Frankrijk is groot. Hun opbrengst is laag en ze moeten hoge belastingen betalen. De boeren zijn afhankelijk van de landheren, die nauwelijks investeert in de landbouw. De regering houdt de boeren arm en bevoordeelt de hoger klassen.
Wat is de Derde Stand?
Beroemdste pamflet van de revolutie geschreven door Emmanuel Joseph Sieyès (1748-1836) in januari 1789
Wat is de Derde Stand?
Sieyès verstaat onder de Derde Stand de natie, het hele volk. De derde stand beheert het Zwaard, de Toga, de Kerk en het Ministerie. Tegenover de derde stand staat de geprivilegieerde stand, de adel. Het is een illusie om te denken dat de adelstand nodig is voor publieke zaken. Deze posten zouden bekleed moeten worden door mensen met de talenten daarvoor. De adel zou geen staat in een staat moeten zijn omdat het geen nut heeft. De natie is als één lichaam dat leeft onder een wet die voor iedereen gelijk is.
Wat is de Derde Stand tot nu toe?
Niets. Tot nu toe heeft de derde stand niets bereikt. Het recht van de adel is slechts een verovering geweest. Terwijl het historische recht aan het volk is. [Dit is geen verlichtend denkbeeld! red.] Dit moet de derde stand restaureren.
Wat wil de Derde Stand?
Iets worden. Het volk wil representanten in de Staten-Generaal. De adelstand kan het volk niet vertegenwoordigen. De adel denkt nog steeds in het feodale systeem en hebben een natuurlijk overwicht waardoor ze het volk kunnen overheersen. Daarom moet de vertegenwoordiging van de derde stand voldoen aan de volgende eisen:
Eerste eis
De vertegenwoordiging moet bestaan uit mensen uit de derde stand met educatie, rede en interesse in de maatschappij. Zij willen hetzelfde als het volk. Tevens mogen zij geen sterke banden hebben met de geprivilegieerden.
Tweede eis
De vertegenwoordiging moet net zoveel leden hebben als de eerste en tweede stand bij elkaar. Het volk vormt de meerderheid doordat het in de loop der tijd in omvang sterk is gegroeid terwijl de adel steeds kleiner wordt.
Derde eis
Stemrecht per hoofd, niet per stand. Alleen dan is er sprake van gelijke stemming.
Sieyès geeft toe dat het moeilijk wordt om een eenheid te creëren tussen de drie verschillende standen. De privileges staan de eenheid in de weg.
Wat doen de regering en geprivilegieerden voor de Derde Stand?
Het verlichtingsdenken moet eerst uitgedragen worden door de geprivilegieerden op goede positie die de verdedigers zijn geworden van rechtvaardigheid en humaniteit. De derde stand is onderdrukt en moet zich nog ontwikkelen voordat zij voor zichzelf kunnen opkomen. Sieyès vindt niet dat de derde stand uitgesloten moet worden van hoge posities maar is wel bang voor chaos als zij aan de macht komen. Een Engels systeem met een Hoger en Lager Huis is onwenselijk. Als er één natie is dan is er geen machtstrijd meer.
Relevante principes
Elke natie dient vrij te zijn en een grondwet te hebben. Zonder een structuur of een organisatie werkt de grondwet niet. De natie is de wet en zijn wil is altijd legaal. De natie bestaat boven alles, behalve boven de natuurwetten.
Door Lou: blz 86/97
vroeg moderne tijd 2 William Doyle, Origins of the french revolution.
Volgens Doyle had men lange tijd een marxistische kijk op de franse revolutie, deze was in gang gezet door de opkomende bourgeoisie. De bourgeoisie had adel omver kunnen werpen door de zwakker wordende monarchie.
deze redenatie had veel aanhang tot ongeveer de jaren 60 van de vorige eeuw.
Lefebvre ( die een boek scheef over dit onderwerp met bovenstaand standpunt) was een gewaardeerd professor.
De theorie kwam overeen met de ideeën die men had over de economische situatie in de tijd van de franse revolutie..
en door de oorlogen was er weinig nieuw onderzoek geweest.
In 1955 zegt Cobban, professor in Londen, dat het niet door de steeds machtiger wordende bourgeoisie wordt veroorzaakt, maar juist door een steeds minder machtig wordende. Zij waren niet de dragers van het kapitalisme, industrie en handel, zoals werd beweerd, maar eerder gefrustreerde ambtenaren. De franse revolutie was volgens hem juist een revolutie tegen het kapitalisme.
vanaf de jaren 60 komen er steeds meer stemmen tegen het marxistische idee.
De bourgeoisie bleek bijna geen aandeel te hebben in het kapitalisme, maar juist de adel.
Volgens Taylor was de franse revolutie een gevolg van politieke problemen, die van sociale of economische. het was een politieke revolutie met sociale consequenties en niet andersom.
nu is duidelijk geworden dat:
- er tussen de bourgeoisie en de adel geen duidelijke grens getrokken kan worden(wat men eerder wel deed) de adel was heel open, en het liep allemaal nogal door elkaar heen.
-er binnen de bourgeoisie en binnen de adel wel grote verschillen waren. binnen de adel bijvoorbeeld tussen arm en rijk.
de bourgeoisie en de adel vormden samen de elite maar daarbinnen waren spanningen. een deel van de bourgeoisie en een deel van de adel gingen neerwaarts op de sociale ladder. daarbij had de bourgeoisie nog frustraties over het niet mogen meeregeren. Frankrijk zou moeten worden geregeerd door prestatie en niet door erfrecht en hierin vonden de misdeelde adel en bourgeoisie eenzelfde strijdpunt.
Blz 98 t/m 109, door Tom van Bruggen
Lodewijk XVI, ‘Declaration of the King Addressed to All the French upon His departure from Paris’ (20 juni 1791)
Lodewijk XVI behandelt verschillende aspecten van het bestuur. Hij schreef deze verklaring toen hij met zijn familie vluchtte in 1791.
Rechtspraak
De koning bemoeit zich niet met het maken van wetten, maar hij heeft wel het recht om zich tegen die wetten te verzetten. Ook heeft het de koning het recht niet om een formeel voorstel te doen. Omdat wetten nooit in alle situaties kunnen voorzien, hebben de juryleden het recht om gratie te verlenen.
Rechtspraak
De koning bemoeit zich niet met het maken van wetten, maar hij heeft wel het recht om zich tegen die wetten te verzetten. Ook heeft het de koning het recht niet om een formeel voorstel te doen. Omdat wetten nooit in alle situaties kunnen voorzien, hebben de juryleden het recht om gratie te verlenen.
Binnenlands bestuur
Het binnenlands bestuur is volledig in handen van de departementen, districten en gemeentebesturen. Al deze bestuurslichamen zijn gekozen door het volk en staan niet onder de rechtsbevoegdheid van de overheid. Zij kunnen vrijwel onafhankelijk van de centrale overheid handelen; hiervan hebben zij niets te vrezen.
De beschikking over het militaire apparaat ligt bij de koning. Hij is het hoofd van leger en vloot. De vorming echter hiervan is gebeurd door commissies van de Nationale Vergadering, waardoor de mogelijkheden van de koning klein zijn.
Buitenlandse Zaken
Het benoemen van ministeriele posten m.b.t. buitenlandse (vorsten)hoven en de onderhandelingen hiermee is een taak van de koning, maar de vrijheid van de koning is zeer beperkt. Het recht om oorlog te voeren is een ‘onzinrecht’ omdat een koning, wil hij niet als despoot bekend staan, zich het wel uit zijn hoofd zal laten om buitenlandse vorsten aan te vallen, als het volk er tegen is.
Financiën
De koning mag alleen belasting heffen met toestemming van de Nationale Vergadering. De koning krijgt steeds minder macht op financieel gebied. Steeds meer macht komt in handen van de Nationale vergadering, bijvoorbeeld het beheer van het geld, het innen van de belastingen, de verdeling van het geld onder de departementen en de beloning voor gedane diensten. De koning behoudt macht over wat nietszeggende zaken. Hoewel de koning in naam het hoofd was van het bestuur over het koninkrijk, kon hij niets veranderen zonder de toestemming van de Nationale Vergadering.
Aan het eind van zijn betoog roept Lodewijk XVI zijn volk op om terug te keren naar de oude situatie. “Return to your King; he will always be your father, your best friend.” Lodewijk XVI is van mening dat hij geen enkele macht meer heeft en dat de “nieuwe” machthebbers niet handelen in het belang van het volk.
Samenvatting Revolutionary Europe, 1780-1850, Jonathan Sperber
Crafts and manufactures
De industriële revolutie heeft grote economische en sociale gevolgen gehad. Toch moet de invloed ervan op het dagelijks leven van mensen niet overschat worden. De term proletariaat wekt verwarring. Het is beslist niet zo dat alleen de nieuwe groep mensen die werkten in de industriële sector hieronder gerekend moeten worden. Urbanisatie en een klassenbewustzijn van het proletariaat kwamen pas na 1850 van de grond.
De voorloper van de vroege industriële revolutie is de textielindustrie. Voor 1850 werd meer stoomkracht gebruikt in die sector dan in enig andere. In de katoenindustrie werd in eerste instantie alleen het spinproces gemechaniseerd. Het weven pas veel later. Het gevolg was wilde er meer textiel geproduceerd worden het aantal wevers zouden moeten toenemen. Dit gebeurde dan ook. Mechanisering en de uitbreiding van de huisnijverheid gingen hier, net als in veel andere sectoren, hand in hand.
De huisindustrie ging als vanzelf over in de industrie. Dezelfde arbeiders en dezelfde ondernemers waren erbij betrokken en dat bovendien in dezelfde omgeving. Er was sprake van een heel geleidelijke overgang, geen plotselinge breuk. Ook in Europa vinden zich soortgelijke ontwikkelingen plaats alleen later. Opmerkelijk is dat zowel op het Europese continent als in Engeland bepaalde gebieden zich zo ontwikkelen. In andere gebieden veranderd er vrij weinig. Dit hangt af van bijvoorbeeld de loonkosten, mogelijkheid tot het bereiken van markten of nieuwe te creëren, de agressiviteit van de ondernemers en de wil tot innovatie.
In de metaalindustrie is wel een sprake van een breuk met het verleden. De metaalindustrie concentreerde zich rond steenkoolgebieden, terwijl ze zich eerst vestigde rond gebieden waar veel hout voorhanden was. In de metaalindustrie was een groei zichtbaar die zichzelf voortstuwde. Met behulp van gewonnen staal konden stoommachines gemaakt worden waardoor nog meer ijzer gemaakt kon worden. Dit ijzer werd gebruikt voor bijvoorbeeld stoommachines en spoorwegen. In geen enkel ander Europees land, met uitzondering van België werden deze nieuwe methoden van ijzer produceren gebruikt voor 1850; pas na 1850 gebeurde dit ook op het continent. In de ogen van Sperber is de metaalindustrie dan ook veel belangrijker geweest dan de katoenindustrie.
De gevolgen van deze industrialisering bleven beperkt tot enkele sectoren en dan met name de metaalindustrie en de steenkoolwinning. Toch bleef dit laatste voor 1850 beperkt tot Engeland.
In het productieproces vindt steeds meer specialisatie en differentiatie plaats. Belangrijk is dat de lokale handel nog steeds belangrijker was dan de internationale handel. De lokale handel kwam steeds meer in handen van koopmanondernemers. Ambachtslieden maakten alleen het product en hadden geen contact meer met de klant. Het kapitalistisch systeem verandert. De nadruk komt te liggen op de industriële ondernemer. Ook het fabrieksarbeiders nemen langzamerhand toe. Dit ging ten kostte van de huisnijverheid. Toch is de levensstandaard op korte termijn zeker niet vooruit gegaan. Er was meer welvaart, maar daar moesten meer mensen van leven.
Door Alwin de Greeff:
Samenvatting Reader VM II blz. en blz. 110 t/m 113
Blz.110-113 De Process of industrialization (1750-1870) British view of the Zollverein, 1840
De Zoll Verein is een commercieel verbond tussen een groot aantal Duitse staatjes. In deze Unie wordt gestreefd naar opheffing van de tariefmuren, eenheid van munt en verbeterde onderlinge communicatie en handelsrelaties. Dit alles met als doel de interne handel te verbeteren en de internationale concurrentiepositie te verbeteren. De schrijver van deze bronnentekst is zeer enthousiast over de Zoll Verein. Hij noemt het de basis voor de toekomstige wetgeving. Als de Zoll Verein waar maakt wat ze beloofd zal de voorspoed van Duitslang enorm toenemen. De Zoll Verein heeft al succes geboekt; de infrastructuur is verbeterd binnen de Unie. De productie verloopt sneller en goedkoper. Door de betere communicatie zal de rol van de tussenhandelaar wegvallen en worden de producten rechtstreeks naar de verschillende afzetmarkten gedistribueerd. De Duitse staatjes die zich nog niet hebben aangesloten kunnen dat alsnog doen. Kortom de Zoll Verein biedt alleen maar voordelen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden