Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Overzicht van alle kenmerkende aspecten

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 8388 woorden
  • 29 maart 2018
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
30 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Examen 2018

Onderdelen

  • 10 tijdvakken > 49 kenmerkende aspecten
  • historische contexten:
    - republiek
    - verlichtingsideeën en democratische revoluties
    - Duitsland
    - koude oorlog

Ik heb een ezelsbruggetje om de tijdvakken te onthouden. Om te weten hoeveel kenmerkende aspecten er zijn per tijdvak, tel je het aantal letters in een woord.

Jan Geeft Meer Snoep Opeen Rood Park Bankje Waardoor Troep

  • Jan = Jagers & Boeren
  • Geeft = Grieken & Romeinen
  • Meer = Monniken & Ridders
  • Snoep = Steden & Staten
  • Opeen = Ontdekkers & Hervormers
  • Rood = Regenten & Vorsten
  • Park = Pruiken & Revoluties
  • Bankje = Burgers & Stoommachines
  • Waardoor = Wereldoorlogen
  • Troep = Televisie & Computer

Inhoud

  1. Tijdvak 1: tijd van jagers & Boeren;
    - Ka1: Levenswijze van jagers & verzamelaars;
    - Ka2: Het ontstaan vd eerste landbouwsamenleving;
    - Ka3: Landbouwstedelijke samenleving.
  2. Tijdvak 2 : tijd van Grieken & Romeinen;
    - Ka4: Wetenschappelijke en politieke ontwikkeling van de Griekse stadstaat;
    - Ka5: het romeinse imperium en de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur;
    - Ka6: De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur;
    - Ka7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur;
    - Ka8: De ontwikkeling van het Jodendom & het christendom.
  3. Tijdvak 3: tijd van monniken en ridders;
    - Ka9: het ontstaan en de verspreiding van de islam;
    - Ka10: De ontwikkeling van landbouwstedelijke naar landbouwsamenleving;
    - Ka11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur;
    - Ka12: De verspreiding van het christendom in Europa.
  4. Tijdvak 4: tijd van steden & staten;
    - Ka13: Opkomst van handel & ambacht en herleving van de landbouw-stedelijke samenleving;
    - Ka14: Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid steden;
    - Ka15: Het begin van staatsvorming en centralisatie;
    - Ka16: Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht;
    - Ka17: De expansie van de Christelijke wereld.
  5. Tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers;
    - Ka18: Het mens- en wereldbeeld van de renaissance;
    - Ka19: De hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid;
    - Ka20: Het begin van de overzeese expansie;
    - Ka21: de splitsing van de kerk in West-Europa;
    - Ka22: Het ontstaan van de Nederlandse staat.
  6. Tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten;
    - Ka23: De ontwikkeling van handelskapitalisme en wereldeconomie;
    - Ka24: De bijzondere plaats en de bloei van de Nederlandse Republiek;
    - Ka25: Het streven van vorsten naar absolute macht;
    - Ka26: De wetenschappelijk revolutie.
  7. Tijdvak 7: Tijd van pruiken & revoluties;
    - Ka27: rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen;
    - Ka28: voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme);
    - Ka29: de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap;
    - Ka30: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
  8. Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines;
    - Ka31: de industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving;
    - Ka32: de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme;
    - Ka33: voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces;
    - Ka34: de opkomst van emancipatiebewegingen;
    - Ka35: discussies over de ‘sociale kwestie’;
    - Ka36: de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
  9. Tijdvak 9 Tijd van de Wereldoorlogen;
    - Ka37: het voeren van twee wereldoorlogen;
    - Ka38: verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering;
    - Ka39: de crisis van het wereldkapitalisme;
    - Ka40: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme;
    - Ka41: de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie;
    - Ka42: vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme;
    - Ka43: racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden;
    - Ka44: de Duitse bezetting van Nederland.
  10. Tijdvak 10 tijd van televisie en computer.
    - KA45: de dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie in de wereld;
    - KA46: de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;
    - KA47: de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen;
    - KA48: de eenwording van Europa;
    - KA49: de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.
Tijdvak 1: tijd van jagers & Boeren

Ka1: Levenswijze van jagers & verzamelaars

Tijd van Jagers & Boeren (t/m 3000 v.C.)

  • 1e landbouw: 10.000 vc
  • Stedelijke samenlevingen: 7000 vc

Voorbeelden v verschillende soorten

  • neanderthaler
  • cromagnonmens
  • homoerectus -> eerste rechtoploper
  • pygmeeën
  • bosjesmannen
  • aboriginals

Middel v bestaan: jagen & verzamelen

Jagen op:

  • Zoogdieren;
  • Vogels;
  • Vis.

Verzamelen van:

  • Bessen;
  • Vruchten;
  • Paddestoelen;
  • Knollen;
  • Kleine dieren.

Groot leefgebied

  • Weinig mensen op aarde;
  • Kleine familiegroepen (3 generaties tussen 20&50 personen);
  • Rondtrekken.
    - Weinig bezit;
    - Simpele hutjes, tenten, grotten;
    - Gelijkwaardige samenleving (matriarchaal).

Jagers-verzamelaars

  • Kleine groep (20/50);
  • Weinig bezit;
  • Weinig mensen op aarde;
  • Simpele hutjes;
  • Matriarchie;
  • Trekken rond;
  • Gelijkwaardig;
  • Random doden in bos;
  • Geen kleding;
  • Eten begraven of meteen eten;
  • Geen religie o.i.d.

Landbouwsamenleving

  • Grote groep (300);
  • Veel bezit;
  • Meer mensen op aarde;
  • Echte huisjes;
  • Patriarchie;
  • Leven op 1 plek;
  • Hiërarchisch;
  • Begraven doden;
  • Kleding;
  • Potten;
  • Godsdienst, hunebedden.
Ka2: Het ontstaan vd eerste landbouwsamenleving

Jagers-verzamelaars hebben weinig te eten, dus ze sterven of trekken verder --> landbouwrevolutie
De mens leert:

  • Dieren temmen/fokken - domesticeren (goede eigenschappen door fokken)
  • Voorbeeld: (wolf), geit, koe, schaap, varken, paard, ezel & kip
  • Dieren die:
    -  in groepen leven
    - “makkelijk” eten nodig hebben
    - “tembaar” zijn
  • Planten verbouwen/veredelen (goede eigenschappen door fokken)
  • Voorbeeld: graan, rijst, maïs, peulvruchten
  • Planten die:
    - snel groeien en opbrengst hebben
    - veel opbrengst hebben
    - dicht op elkaar kunnen staan

Jagers verzamelaars --> voedselgebrek --> landbouwrevolutie --> landbouwsamenleving
Voorbeelden landbouwsamenleving:

  • bandkeramiekcultuur: bekend v grafvelden
  • trechtercultuur: bekend v hunebedden
  • klokbekercultuur

Waarschijnlijk was er handel:

  • Verspreiding koper & brons
  • Verspreiding potten
Ka3: Landbouwstedelijke samenleving
Landbouw + steden

Landbouwsamenleving

  • Voedseloverschot --> stamhoofd hoeft niet meer te werken;
  • Ruimte voor nieuwe beroepen:
    - priester
    - handel & ambacht
  • Klasse

Ambachtslieden en handelaren vestigden zich op plaatsen waar veel mensen komen:

  • Doorwaadbare plaatsen;
  • Monding v/e rivier;
  • Bergpas.

Een stad

  • Veel landbouw in de buurt (voor voedseloverschot)
  • Elite (edelen, priesters)
  • Handelaren & ambachten
  • Cultureel centrum -> hierdoor bleef elite beter aan de macht

Boeren betalen belasting, die gaat naar:

  • Elite
    Ambtenaren -> houden belasting bij : schrift;
  • Soldaten -> tempels, paleis
  • Publieke werken -> voorziening;
  • enz. (bijv. stadsmuur).

Voorbeelden ontstaan

  • Vruchtbare halve maan (tussen saudi-Arabië & Irak);
    - Gebied 1e landbouw + jezusverhaal;
    - Veel water + goede grond
  • Egypte aan de nijl (zelfde)
  • Indus vallei
  • maya, azteken, inca's
  1. Elite
  2. Priesters/edelen
  3. Boeren

Tijdvak 2 : tijd van Grieken & Romeinen

Ka4: Wetenschappelijke en politieke ontwikkeling van de Griekse stadstaat

De griekse stadstaat

  • Vanaf 2000 vc een agrarisch-stedelijke samenleving:
  • Een stad + omliggende landbouwgebieden = stadstaat (polis)

Griekenland -> veel berg -> moeilijk contact tussen steden -> stad eigen ontwikkeling

Weinig landbouwgrond -> kolonisatie nieuw gebied -> verspreiding griekse cultuur

Griekse cultuur:

  • Taal;
  • Leefgewoontes;
  • Religie;
  • Kleding.

Vijf staatsvormen

  • Monarchie: koning regeert;
  • Aristocratie: de besten regeren (elite);
  • Tirannie: een leider (niet gekozen of erfrecht);
  • Olichargie: weinigen regeren (normale mensen);
  • Democratie: het volk regeert.

Twee belangrijke stadstaten

  • Athene
    - (directe) democratie
    - schervengericht
    - kunst, cultuur, welsprekendheid belangrijk
  • Sparta
    - aristocratie
    - kracht, hardheid, vechtlust belangrijk
    - grootste bevolkingsgroep: slaven
  • Verder: Olympia, Delphi enz.

Athene = bang voor dictator door nare ervaringen in het verleden en door wat in andere stadstaten te zien was.

Kritiekpunt democratie:

  1. Ook mensen die er niks van weten mogen stemmen
  2. Iedereen mocht stemmen, maar 20/25% kwam -> volk moest werken -> dus rijken stemmen alleen

Ka5: het Romeinse imperium en de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
Romeinse wereldrijk

Waarom succesvol?

  • Gewelddadige maatschappij
  • Leger goed georganiseerd
  • Romanisering
    - acculturatie = veroveren andere stadstaten (vijand in rijk brengen)
    - het overnemen van de Romeinse cultuur door er onderdeel van te zijn -> leger mensen in rom. leger verhuizen en brengen rom. verder

Pax romana = romeinse vrede

Systeem v verovering was r niet --> slaven op --> eigen mens vechten --> doen dat niet

Christendom ook erg lang

  • vanaf 1 nc
  • slaven & vrouwen
  • leven na dood & iedereen is gelijk
  • naar frankrijk > galliërs
  • vechten voor rechten

Romeinse grenzen -> Limes

  • woeste volkeren tegen houden
  • Germanen, bataven
  • friezen
  • Om de Romeinse mijl -> 1 paal (mijlpaal)

Wegennet

  • Handel
  • Spullen vervoeren
  • Leger vervoeren

romeinen vinden dingen uit: lamp, vloerverwarming, munten, armor

bataven eerst niet leuk, later wel

Ka6: De vormentaal van de Grieks-romeinse cultuur
In de 5e & 6e eeuw vc was er een bloeiperiode v/d griekse kunst

Dat hield in:

  • natuurgetrouwe ideaalbeelden
  • zuilen
    - dorische zuil = saai
    - ionische zuil = beetje versierd
    - corintische zuil = fantastisch gedecoreerd

Romeinen veroveren Griekenland

  • Griekse beelden meegenomen naar Rome -> ook alle kunstenaars en architecten
  • verandering van ideaalbeeld van grieken naar realistisch beeld van romeinen
  • verandering van architectuur van alleen bogen naar bogen, gewelven en koepels
  • continuïteit theaters gebouwd

Ka7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur

  • confrontatie vanaf 58 vc
  • Na verovering van Julius caesar kwamen voor de 1e keer germanen en romeinen in aanraking
  • Romeinen vonden Germanen barbaren, maar respect voor vechtkunst
  • Germanen landbouwsamenleving & Romeinen stedelijke samenleving
  • Slag bij Tuetoburgerwaud (9nc)
    - Romeinen verloren -> de Rijn werd de grens(limes)
    -> in bos romeinen verslagen
  • Contacten o.a. overnemen goden, handel (huiden & slaven tegen glas & aardewerk), soldaten(germanen konden Romeins staatsburger worden na soldaat te zijn)
  • van 3e eeuw nc romeinse rijk brokkelt af
  • Germanen vallen Romeinse rijk binnen, in veel gebieden Latijn weg
Ka8: De ontwikkeling van het Jodendom & het Christendom

Jodendom

  • polytheïstisch vs monotheïstisch
  • 1 god (Jahweh, niet keizer) -> almachtig, goed & rechtvaardig
  • Heilig boek: Tenach -> omschreven ontwikkeling Jodendom
    -> Abraham kreeg openbaring
  • Beloofde land : Kanaän (Israel/palestina)
  • ze werden opgesloten
    -> Mozes zegt: als je ons niet vrij laat komen er 7 plagen
    -> ze laten hen niet vrij dus 6 plagen:
    -> 7e plaag is alle kinderen dood, dus mochten ze vrij
    -> farao bedenkt zich en gaat erachter aan
    -> Mozes splitst water
  • Gechiedenis va Egypte, beloofde land, Babylon-> start Diospora-> verspreiden joden
  • Joden worden altijd vervolgd!

Christendom

  • Ontstaan vanuit Jodendom
  • komst Messias -> jezus Christus (koning vd wereld) -> splitsing joden & christenen
  • Afwerping Joodse wetten & regels -> eerst geen regels
  • Godsdienst voor iedereen!
  • vanaf 64 nc vervolgingen door keizer nero
    - Nero nodigt tegenstanders uit en vermoord ze
    > gifring
    -> vergiftigd
    -> boswandeling
  • Nero fikt Rome af -> Christenen de schuld -> christenen vervolgd
  • rond 200 ging het slechter met Romeinse rijk -> christenen van alles de schuld. Desondanks groeiden het christendom wel. vanaf 313
  • Keizer Constantijn -> openbaring v wit kruis, het hielp dus werd hij christen
  • eind 4e eeuw christenen staatsgodsdienst -> wraak -> alles niet-christen moet kapot
  • In de 4e eeuw werd ook de bijbel geschreven
    - Nieuw testament = verhalen over jezus
    - oud testament = Tenach
  • Toen werden de Christelijke regels verzonnen
  • leer werd orthodox -> anderen werden vervolgd

Tijdvak 3: tijd van monniken en ridders

Ka9: het ontstaan en de verspreiding van de Islam

  • ontstaan na 622nc
  • Mohammed zag de engel -> wetten en de regels
  • Mohammed schreef de Koran niet
  • religie ontstaan door politieke redenen
  • Mohammed stierf -> kalief -> wereldlijke macht
  • splitsing soennieten (zuivere lijn met Mohammed) - sjiieten (aftakking wereldleiders)
  • Islam enorme expansie tot 732 slag bij poitiers (frankrijk) Karel martel won
  • Iberisch schiereiland Islamitisch (Moren) tot 1492 (Renconquista)
  • geen foto’s en schilderijen afbeelden van mensen
  • Tolerant tov joden & christenen, niet anderen

soort trap

  • joden = 1 god
  • christen = alles behalve 1 profeet
  • islam = alles! Perfect

Joden & christenen bekeren of meer belasting betalen

Moslims bouwen verder op kennis van anderen

Ka10: De ontwikkeling van landbouwstedelijke naar landbouwsamenleving

val Romeinse rijk vele gevolgen:

  • veiligheid & infrastructuur weg (steden kleiner of verdwijnen)
  • waardoor er geen handel meer kan plaatsnemen -> autarkie = zelfvoorziening

alles zelf produceren -> 1 leider (iemand die jou goed kan beschermen/rijk/leger/etc.)

  • bescherming voor werken op zijn land => horigheid
  • luisteren naar beschermer -> hofstelsel
  • Hofstelsel = domein met heer en horige. diensten/producten voor bescherming
  • Hele rijke heer -> rentheer, meester of hofmeier mag domein besturen (is familie)
  • Domein had 2 delen (vroon was van heer)

Let op! van landbouwstedelijke naar landbouwsamenleving = achteruitgang!!
van groot Romeins rijk -> niks meer, weer zelf werken

Ka11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Romeinse rijk valt uit elkaar --> Nieuwe stammen met 1 leider, de vorst, de koning

  • Leenheer -> deelt land uit aan leenman
  • leenman wordt leenheer over zijn stukje land -> deelt dit uit aan leenman
  • leenman wordt leenheer over zijn stukje land -> etc.
  • leenheer bepaalt belasting, markt, politie, rechter, leger etc.

Koning heeft weinig macht want:

  • geen geld (geen handel)
  • geen controle onderdanen (slechte wegen)
  • weinig soldaten (geen geld)
  • hij heeft (officieel) veel land

Dus hij gaat hertogen aanstellen met de taken:

  • regeren
  • recht spreken
  • verdedigen

In de naam vd koning -> gedecentraliseerd

Dit is het leenstelsel / feodale stelsel

Ka12: De verspreiding van het christendom in europa

Er is geen leider meer die dingen zegt die je moet doen (gebrek aan gezag)
polytheïstische godsdienst -> Germaanse godsdienst = natuurgodsdienst (seizoen)

Splitsing Romeinse rijk(476) -> begin monniken & ridders

  1. Westromeinse rijk: in naam r-k
    - tweezwaardenleer: paus geestelijke leider, koning politieke leider
  2. Oostromeins rijk: Grieks-orthodoxe kerk
    - leider kerk & staat

Christendom in WRR verdwijnt, men houdt Germaanse gebruiken
Politiek leiders blijven CHristen -> Clovis, Karel de Grote
Monniken trekken zich terug in kloosters in Ierland

Vanaf 8e eeuw verspreiding door missionarissen

  • Bonifatius (vermoord bij Dokkum)
  • Willibrordus (stichting Bisdom Utrecht)

Dit levert mix tussen Germaanse & Christelijke op

  • kerstmis (boom & kribbe)
  • pasen (eieren)
  • goden worden vervangen door heiligen

Opbouw Christelijke kerk

  1. paus (=bisschop v Rome)
    - bijgestaan door kardinalen
  2. aartsbisschop
    - leider kerkprovincie
  3. bisschop
    - heidenbisdom
    - zetelt in kathedraal
  4. pastoor
    parochie.

Tijdvak 4: tijd van steden & staten

Ka13: Opkomst van handel & ambacht en herleving van de landbouw-stedelijke samenleving

  • rust in West-Europa
  • groei landbouwopbrengst zorgt voor overschot

oorzaken groei landbouwoverschot:

  • keerploeg
  • meer grond
  • drieslagstelsel (zie bijlage voor schematisch weergave)

het gevolg is de groei van handel & ambacht

Verschil Romeins & middeleeuwse steden

  • geordend <--> chaotisch
  • rechthoek <--> rond
  • geen gracht <--> gracht

middeleeuwen:
steden ontstaan op kruispunten van wegen & rivieren

kenmerken:

  • meer kerken
  • meer markten
  • water (kanaal, gracht, rivier)
  • smalle, kronkelige straatjes
  • vies
  • meerdere beroepen
  • stadsrechten gekocht door grote dorpen
    - tolheffing
    - stadsmuur

bevolking:

  • armen
  • ambachtslieden (burgers of poorters)
  • handelaren (burgers of poorters)
    - zijn rijk
    - willen zelf besturen

Stad wordt voortaan door schout & schepenen bestuurd
burgers hebben rechten

  • lid worden van schutterij
  • recht v verdediging bij stadsrechtbank

ambachtslieden lid v gilde

  • vereniging v ambachtslieden]
  • beschermheilig
  • opleidingstaak (meester, gezel, leerling)
  • verzekeringstaak
  • bescherming vd markt
Ka14: Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid steden

1515 achtergrond: feodaal stelsel & hofstelsel

  • NL bestaat uit gewesten
  • gebieden eigendom van een koning (fam v Habsburgers)
  • edelmannen mogen besturen (feodaal stelsel)
  • edelmannen mogen rechtspreken (feodaal stelsel)

Sommige plaatsen gegroeid door handel:

  • Antwerpen
  • Breda
  • Den Bosch
  • Brussel
  • Gent
  • Brugge
  • Helmond (1232)
  • Eindhoven

deze plaatsen hebben geld -> plaatsen kopen stadsrechten
internationaal Edelman heeft geld nodig: feesten etc. -> plaatsen kopen stadsrechten

Belangrijke gewesten: Brabant & Vlaanderen
Holland in opkomst door moedernegotie

Moedernegotie

  • Holland had probleem -> slechte grond -> slecht produceren
  • Holland groeit met inwoners -> te weinig eten
  • Oplossing = graan kopen -> met handelschip naar Baltische staten (oost-zeegebied)
  • heel goedkoop verkopen in Holland =Dikke Winst
  • boeren in Holland maken geen graan meer, maar veeteelt
  • vlees verkopen in Baltische staten
  • meer schepen nodig
    -> hout
    -> hennep (touw)

Dit is het begin van de handel

  • steden betalen zelf rechtspraak & belastingen
  • edelen hebben privileges
  • koning heeft het moeilijk

koning wil alle macht -> centralisatie -> opstand

Elk gewest heeft eigen regering
staten kennen standen

  1. edelen
  2. burgers
  3. geestelijken
Ka15: Het begin van staatsvorming en centralisatie
  • feodaal stelsel: absoluut geen centralisatie
  • absolutisme: 1 persoon bepaalt alles, zoveel mogelijk centralisatie

landsheer der Nederlanden: Karel V -> erft gebied van ouders
Karel V -> officieel eigenaar, maar gewesten, steden & edelen hebben privileges
-> lastig want: elke afspraak apart maken
daarom: instelling 3 collaterale raden (1531)

  1. geheime raad (advies over wetten)
    - Juristen die alles wisten over regels & afspraken met elk gewest
    - advies voor Karel
  2. raad van state (Overleg met edelen)
    - edelen, waar iedereen naar luistert (draagkracht)
    - overleggen met de edelen
  3. raad van financiën (advies over geld)
    - Mensen met verstand van financiën, weten hoe rijk iemand is

Karel V: katholiek, en wil 1 geloof -> gaat protestanten vervolgen
(1550) bloedplakkaat: wet die ketters verbiedt
inquisitie = vervolging van protestanten -> martelen tot bekentenis

Begin Opstand 

1555: vrede van Ausburg. Deze afspraak is niet volgens privileges Ned. edelen

1555: Philips II aan de macht

Philips II krijgt ruzie met Nederlandse gewesten door:

  • invoering Spaanse edelen in raad van State (onvrede edelen)
  • invoering nieuwe belastingen (onvrede burgers)
  • uitvoering protestanten vervolgingen (onvrede bevolking)

1566:

  1. smeekschrift der edelen -> Margaretha van Parma
  2. beeldenstorm

Philips II stuurt Alva:

  • opstand onderdrukken
  • schuldigen berechten (Edmund & Horne berecht en onthoofd)
  • belastingen invoeren (raad der beroerten ingevoerd (bloedraad))

Alle Ned. edelen vluchten. ook willem van oranje (Edmund & Horne bleven)
ze beginnen opstand tegen alva -> de geuzen

1568: slag bij Heiligerlee

1572:Den Briel ingenomen(grondgebied v opstandelingen)-> martelaren van Gorcum

Verplicht voorbeeld 

  • Egmont & Horne berecht en onthoofd
  • Martelaren van Gorcum

WvO wordt door opstandige steden & gewesten uitgeroepen tot stadhouder (=legerleider)

Ka16: Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht
tweezwaardenleer keizer & paus
Wie heeft de macht over wie?

Geschenk v Constantijn
Geschreven in de 9e eeuw, waarin keizer Constantijn z’n macht geeft aan de paus

Investituurstrijd 1075

  • keizer Hendrik IV vs. Paus Gregorius VII
  • Hij benoemt bisschoppen
  • zet paus af -> paus excommuniceert hendrik IV
  • gang naar Canossa
  • conclusie: Paus benoemt bisschoppen

Strijd om geld & land

Keizer/koning Kerk

  • geld nodig - rijk
  • was wereldlijke baas - groot land
  • veel invloed in andere landen

Paus Bonifatius:

  • Keizer moet altijd naar de paus luisteren, is onderdaan van god
  • Filips de schone: “HELEMAAL NIET”
  • verboden om belasting te betalen aan wereldlijke macht
  • verboden om Goud en Zilver te exporteren
  • paus wordt zwart gemaakt -> filips wordt in de ban gedaan -> paus wordt vermoord,
  • nieuwe paus verhuist naar Avignon

Ka17: De expansie van de Christelijke wereld

Groei

  • scandinavie
  • spanje
  • Oost-europa
  • midden-oosten
  • d.m.v. kruistochten …

splitsing Romeinse rijk zorgt voor splitsing kerk:

  • Grieks-orthodox
    - krimpt door groei Christendom
  • RK
    -  Groeit door groei Christendom

Vragen hulp aan paus bonifatius
paus wil helpen:

  • hoopt op machtsuitbreiding
  • samenvoegen Christenen
  • meer Christelijk gebied
  • bescherming Christenen in Midden-Oosten

Hij doet een oproep: Help de geboortegrond van Jezus terug veroveren op de Moslims (kruistochten)

Grote opkomst door:

  • belofte
  • avontuur
  • kans op rijkdom/ land

1e kruistocht: vanuit Europa wordt Jeruzalem veroverd: wordt koninkrijk

13e eeuw = einde kruistochten
Turken heroveren verloren gebieden

Tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers

Ka18: Het mens- en wereldbeeld van de renaissance
Ka19: De hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid

Het veranderende wereldbeeld zie Ka20

Het veranderende mensbeeld:

  • mensbeeld ME
    - god straft
    - aarde = slecht
    - mens = nietig
    - momento mori (gedenk te sterven)
  • mensbeeld Renaissance
    - mens = mooi
    - aarde = mooi
    - god = lief
    - carpe diem (pluk de dag)

Ontstaan Renaissance

  • regio Noord-Italië (Florence, Genoa, Milaan, Venetië, Rome)
  • oorzaken: (begint ±1350)
    - veel romeinse restanten
    - rijkdommen door handel
    - belangrijke onafhankelijke steden
    - vrede tussen steden
  • gevolgen:
    - kooplieden wilden zich profileren
    - kunstenaars trekken naar Italië
    - vraag naar kunst verandert

verhalen:

  • ME:
    - moraliserend
    - incl. god
  • Renaissance:
    - mens centraal

Renaissance = wedergeboorte

  • oudheid = ideaal;
  • middeleeuwen = verval;
  • renaissance = wedergeboorte.
    -> kwaliteit van de oudheid weer benaderen

humanisme = wetenschappelijke kant van de renaissance

  • literatuur uit de oudheid als ideaal
  • individu als ideaal
  • zelfontplooiing als ideaal
    -> mensen moeten niet alles klakkeloos overnemen, maar zelf leren
  • voorbeelden:
    - erasmus (lof der zotheid)
    - petrarca (dichten over natuur & liefde)

ideeën werden snel verspreid door de boekdrukkunst

  • kan veel sneller geproduceerd worden
  • het was goedkoper dus meer mensen konden het lezen

Ka20: Het begin van de overzeese expansie
Wereldbeeld middeleeuwen
geocentrisch wereldbeeld

  • platte kaart
    - OT-kaart;
    - Oosten bovenaan.
  • bolvormige aarde
    - klimaatzones en arthropoden;
    - (= monsters aan de andere kant vd aarde)
  • Zie bijlage voor schematische weergave beide kaartsoorten.

Ontwikkeling 1: gevolg kruistochten:

  • men komt in aanraking met Arabische wereld dus:
    - wetenschap nieuwe technieken (kompas, sextant(= apparaat voor sterren))
    - vraag naar specerijen (peper,foelie,kruidnagel,nootmuskaat,kaneel,saffraan)
    -> groei handel met midden-oosten
    -> groei venetië & genoa
    -> snelle verspreiding kennis
    -> verspreiding pest
  • Door onrust in Mongoolse rijk specerijen steeds moeilijker verkrijgbaar
  • Dus specerijen via andere weg krijgen (goedkoper/veiliger)

Ontwikkeling 2: Portugal in oorlog met Moren

  • Hendrik wil Moren aanpakken
  • Moren hebben handelsproducten in West-Afrika (portugezen willen bron)
  • Hendrik looft prijs uit voor degene die het eerst naar het Zuiden gaat

Ka21: de splitsing van de kerk in West-Europa

+- 1500: 1 geloof: Rooms-Katholiek
taak kerk: Contact tussen god & mens

god <--> priester <--> mens

Door middel van:

  • misdienst
  • biecht
  • raadgeving

Maarten Luther: Duitse priester

  • belangrijkste standpunt: “Alleen bijbel is leidend, niet pauselijke wetten
  • Kritiek op RK dmv:
    - 95 stellingen (1517)
    - brief naar paus
    - vertaling vd bijbel

1521: Luther in de ban (verschijnt voor rijksdag in worms)

Wat zorgt er voor snelle verspreiding?

  • humanisme
  • boekdrukkunst
  • grote middenstand
  • politieke strijd

vorsten kiezen katholiek & protestant

1555: godsdienstvrede van Augsburg
wet: cuius regio, eius religio / (van wie het land is, is ook de godsdienst)

Johannes Calvijn

  • predestinatie
  • men hoeft niet naar een slechte vorst te luisteren

Ka22: Het ontstaan van de Nederlandse staat

Waardoor resulteerde de opstand in het ontstaan van de republiek?

  • in 1572 was Alva duidelijk aan de winnende hand.
  • Op Holland na, waren de meeste steden herveroverd door Alva
  • Leidens ontzet 1574 -> universiteit aan Leiden gegeven

Verplicht voorbeeld: Leidens ontzet in 1574

  • Leiden(geuzen) wordt aangevallen door Alva. De geuzen houden stand
  • Antwerpen wordt aangevallen door Alva, spaanse soldaten misdragen zich (spaanse furie)

-> pacificatie van Gent 1576

  • steden & gewesten tegen spanjaarden:
  • gezamenlijk standpunt:
    - spanjaarden weg! Belasting afschaffen, godsdienstkwestie geparkeerd

Verplicht voorbeeld: alteralite van Amsterdam (1578)

  • Amsterdam sluit zich aan bij opstandelingen
  • Katholieken worden bang voor radicale protestanten
    -> Unie van Atrecht 1579 (zuidelijke gewesten)
    Katholiek wordt belangrijke godsdienst, protestantisme mag niet
    -> Unie van Utrecht 1579 (noordelijke gewesten)
    Protestantisme hoofdgodsdienst. samenwerking tegen spanjaarden
  • Holland, Zeeland, Gelderland, Friesland, Utrecht, Overijssel, Groningen en Drenthe

Verplicht voorbeeld: plakkaat van Verlatinghe 1581

  • uitroepen onafhankelijkheid …
    - afzweren Philips II
    - Op zoek naar nieuwe vorst
  • Moord op Willem van Oranje (1584)
    (Baltesar)
Tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten

Ka23: De ontwikkeling van handelskapitalisme en wereldeconomie
(Moedernegotie)
Amsterdam is het centrum van de wereld
Handel met:

  • Engeland
  • Noorden van Rusland
  • oostzeegebied
  • Middellandse zee
  • oost-Indië
  • West-Indië
  • Frankrijk

-> stapelmarkt

De compagnieën -> bedrijf met minstens 2 eigenaren

VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602)

  • Doel: uitschakelen van de concurrentie specerijenhandel
  • Middel: monopolie op specerijenhandel
  • recht op oorlog voeren
  • recht op het sluiten van verdragen

Verplicht voorbeeld: Coen verplaatst het bestuurscentrum vd VOC naar Batavia (1619)

WIC: West Indische Compagnie (1621)

  • Doel: geld verdienen
  • spanjaarden dwars zitten
  • Middel: driehoekshandel (transatlantische slavenhandel)
  • kaapvaart (-> toestemming v regering voor piraterij)

Noordse Compagnie (1614)

  • Doel: walvissen vangen
  • Middel: monopolie op de jacht op walvissen & walrussen
Ka24: De bijzondere plaats en de bloei van de Nederlandse Republiek

Zie bijlage voor schematische weergave gewestensysteem.
-> ze houden dus geen rekening met elkaar

Zie bijlage voor schematische weergave Staten-Generaal.

taken Staten-Generaal:

  • bestuur Generaliteitslanden:
    - Brabant
    - stukje Groningen
    - Limburg
  • buitenlandse politiek
    - oorlog
    - bondgenootschap etc.

oorlog met Spanje

  • 1568: begin 80-jarige oorlog
  • 1568 - 1609: Onafhankelijkheidsstrijd:
    - Poging om onafhankelijk land te worden
  • 1609 - 1621: Twaalfjarig bestand:
    - Kijken of vrede bevalt
  • 1621: besluit = doorvechten
  • 1621-1648 Godsdienstoorlog:
    - Strijd om de macht met godsdienst als casus belli (= reden voor oorlog)
  • 1648: vrede van west vaerle = stop van godsdienstoorlog & einde 80-jarige oorlog

Twaalfjarig bestand:

  • Dilemma: oorlog = duur & slecht voor handel, maar …
  • … met oorlog krijg je aanzien en evt. meer land

De regenten krijgen hun zin: twaalfjarig bestand (1609-1621)

Tijdens twaalfjarig bestand:

  • - Dortse synode(= bijeenkomst kerkelijken die over het geloof praten)
  • - Ruzie van Oldenbarnevelt(= raadspensionaris v Holland) & prins Maurits
    -> Eerst dikke vrienden (door gezamenlijke vijand) Nu strijd om de macht

Dortse synode

  • Rekkelijken(arminianen)
    - losjes omgaan met geloof 
    - aanhangers onder regenten
    -> raadpensionaris v holland Oldenbarnevelt is bang voor volk en stadhouder Maurits
    -> scherpe resolutie: een stad mag zelf zijn leger samenstellen
  • Preciezen (gomaristen)
    - strikt aanhouden aan geloof
    - aanhangers onder volk
    -> prins Maurits wil macht holland beperken, dus wordt ‘precies’
    -> prins maurits vindt de resolutie van van Oldenbarnevelt landverraad.

Economisch beleid

  • door veel handel, veel werk: aanzuigende werking
  • door handel & welvaart veel producten
  • kleine burgerij had geld: groei schilderkunst
  • politiek religie: zorgen voor vrijheid levert geld op:
  • pamfletten FR ->naar NL
  • aanzuigende werking rijken DU ->naar NL
  • geen onrust SP/PO->naar NL

Verplicht voorbeeld: bouw Portugees-Joodse synagoge (1639)
de groei van de joodse gemeenschap, de bouw van de synagoge was zeer bijzonder

Ka25: Het streven van vorsten naar absolute macht
Vanaf middeleeuwen streven Franse vorsten naar Centralisatie

Lodewijk XIV (14e)

  • 1643: vader sterft (5 jaar oud) -> wordt koning
  • 1661: lodewijk gaat regeren

tijdens Lodewijks jeugd was Frankrijk onrustig geweest door:

  • godsdiensttwisten
  • opstand van adel

Lodewijk lost dit op: “L’était, c’est moi” = De staat, dat ben ik
--> absolutisme = een staatsvorm waarbij de koning alle macht heeft en alleen aan god verantwoording heeft af te leggen
--> Droit Divin = Goddelijk recht om als absoluut vorst te regeren.

hierdoor betwijfelt het volk Lodewijk niet

Hoe kreeg hij de absolute macht?

  • Politiek:
    - Minder afhankelijk van de adel
    - ambtenaren hielden toezicht en voerden het bestuur
    - het leger werd omgevormd tot beroepsleger
    - adel werd verplicht om een gedeelte van het jaar in Versaille te verblijven
  • Economie:
    -  Mercantilisme = economisch stelsel dat de bestaansmiddelen in eigen land wil versterken door de export van eindproducten te bevorderen en de import te bemoeilijken.
    - Fransen eten dus meer Frans eten en het buitenland eet ook Franser.
  • Cultuur:
    - Godsdienst: einde godsdienstvrijheid, iedereen is nu katholiek
    - Kunst & wetenschap: oprichting van koninklijke academies
Ka26: De wetenschappelijk revolutie

middeleeuwse wetenschap: scholastiek

  • antwoorden staan in de bijbel (evt. andere geschriften)
  • doel is het woord van God bewijzen

Renaissance / humanisme: zelfontplooiing
vanaf 1500 … (1600 eigk normaal)

Wetenschappelijke revolutie:

  • natuur is creatie van god
  • op zoek naar natuurwetten, verschijnselen
  • doels is om het werk van god te begrijpen
  • nieuwe wetenschappelijke benadering: ipv het bestuderen van teksten....
    - het waarnemen van verschijnselen
    - het herhalen van experimenten
    - het zoeken naar wetmatigheden

oorzaken:

  • boekdrukkunst
  • kerkelijke hervorming
  • nieuwe interesse voor kennis (= door renaissance)

nieuwe wetenschap … het zoeken naar wetmatigheid

  • inductieve methode (generalisatie op basis van waarnemingen)
    - “kraaien zijn zwart”
  • deductieve methode (theorie opstellen, als gevolg van enkele onweerlegbare stellingen)
    - “als kraaien zwart zijn, zal de eerst volgende kraai die je tegenkomt ook zwart zijn”
De wetenschappelijke revolutie
  • wetenschap = het opdoen van kennis/theorie op basis van experimenten, waarneming & gebruik van verstand
  • Tot 17e eeuw veel belemmeringen voor de wetenschap
  • vertrouwen in de auctoritas (oude filosofen)
  • behoudende visie van de kerk
  • Humanisme gaf de eerste aanzet voor de wetenschappelijke revolutie
    - kritische houding & nieuwsgierigheid
    - Systematische beoefening
    - observatie
    - empirie (ervaring)
    - logica

wetenschappelijke revolutie

  • instrumenten
  • tijdschriften
  • academies
Tijdvak 7: Tijd van pruiken & revoluties

Ka27: rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
rationalisme = veel vertrouwen op eigen verstand

al eerder gezien:

  • vanaf 6e eeuw vc - Griekse filosofen proberen rationele verklaringen te vinden voor de wereld om hen heen
  • vanaf 15e eeuw - Humanisten uit de Renaissance zorgen voor een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
  • 16e/17e eeuw - Door gebruik van het gezond verstand en een systematische manier van onderzoek ontstaat de wetenschappelijke revolutie

wetenschappelijke revolutie:

  • Kritische denkhouding een systematische manier van onderzoek zorgde voor vele nieuwe ontdekkingen
    - zelf observeren > observatie
    - zelf experimenteren > empirie
    - logisch nadenken > logica

veel zaken bleken te voldoen aan natuurwetten (zwaartekracht)

in de 18e eeuw was er een nieuwe stroming: verlichting
Verlichting = stroming van geleerden die meenden dat alles met behulp van het verstand kon worden verklaard. Dat zou bijdragen aan de vooruitgang v/d samenleving
Drie kenmerken van verlichting

  1. groot vertrouwen in rationeel denken
  2. wetenschappelijke manier van onderzoeken kon gebruikt worden voor alle terreinen v/d samenleving
  3. door de verlichting was grote maatschappelijke vooruitgang mogelijk

voorbeelden van verlicht denken:

  • Religie:
    - Voltaire: voor tolerantie & godsdienstvrijheid; twijfelde aan het belang voor de geestelijkheid
    - deïsme = god heeft de wereld gemaakt, maar heeft er geen invloed meer op
  • Politiek:
    - Voltaire: (bleef absoluut) (verlichte) absolute vorst is nodig om het domme volk te regeren
    - Rousseau: (keert tegen absolutisme) volkssoevereiniteit: alle macht ligt bij het volk; sociaal contract: afspraken die gelden voor hele bevolking
    - John Locke: sociaal contract; overheid moet de natuurlijke rechten v/d burgers beschermen
    - Montesquieu: trias politica = scheiding v/d machten (voorkomt machtsmisbruik)
  • Sociale verhoudingen:
    - Rousseau: tegen standensamenleving van het ancien régime: mensen zijn van nature gelijk aan elkaar
  • Economie:
    - Adam Smith: zoveel mogelijk vrijheid in de economie; vrijhandel & weinig bemoeienis v/d overheid

Verlicht ideeën werden verspreid via:

  • brieven
  • boeken > encyclopedia
  • salonbijeenkomsten (elitair)

Ka28: voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)

Verlicht Absolutisme: regeringsvorm waarbij de vorst probeert om met verlichte ideeën zijn bestuur te verbeteren, maar wel alle macht blijft houden

Absolute vorsten:

  • Jozef II (Oostenrijk)
  • Catharina de Grote (Rusland)
  • Frederik de Grote: vorst van Pruissen
    - “alles voor het volk, niet door het volk”
    - maatregelen:
      - godsdienstige verdraagzaamheid
      - introductie aardappel als volksvoedsel
      - droogleggen moerassen voor nieuwe landbouwgrond

standensamenleving bleef bestaan
geestelijkheid -> adel -> boeren & burgers
Niet switchen tussen standen -> sociale mobiliteit
Franse standensamenleving = Ancien Régime

Ka29: de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Democratische revoluties
Verandering in het bestuur van een land, waarder het volk meer macht krijgt ten koste van de macht van de koning. Deze verandering wordt vastgelegd in een grondwet

  • Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783)
  • Bataafse revolutie (1795-1806)
  • Franse revolutie (1789-1799)

Grondwet = belangrijkste wet van het land
wet waarin staat hoe een land geregeerd wordt & wat de rechten en plichten van burgers zijn

staatsburger = iemand die burgerrechten in een staat heeft

Grondrechten = vrijheidsrechten die burgers beschermen tegen een oneerlijke behandeling door de overheid of andere burgers

democratische revoluties onder invloed van verlichting:

  • Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783)
    - 13 Engelse koloniën wilden:
    - WEL - veel vrijheid in bestuur
    - NIET - George III wil absolute macht
    - NIET - nieuwe belastingen om oorlog te betalen
    - “No taxation without representation”
    - 1773: Boston Tea Party
    - 1776: Onafhankelijkheidsverklaring
    - 1789: invoering van de grondwet
  • Bataafse revolutie (1795-1806)
    - patriotten:
    - willem V gaat zich steeds meer als vorst gedragen
    - welvaart in Republiek neemt af
    - 1781: ‘aan het volk van Nederland’
    - 1784-1787: burgeroorlog
    - 1795: Bataafse republiek
    - 1798: grondwet
    - 1806: Napoleon neemt batavia in
  • Franse revolutie (1789-1799)
    - derde stand:
    - oplopende staatsschuld
    - alleen derde stand betaalt belasting
    - misoogst in 1787 & 1788
    - Lodewijk XVI wil belastingen verhogen
    - 1789: Staten-generaal komen bijeen
    - 1789: oprichting Nationale vergadering
    - 1791: grondwet
    - 1793-1794: terreur (guillotine) (door radicalen)
    - 1795: nieuwe grondwet
    - 1799: Napoleon
    - 1815: Napoleon definitief verslagen

einde van periode van grote politieke veranderingen in Europa
oude orde wordt hersteld door vorsten

Ka30: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
Slavernij & Abolutionisme

16e eeuw:

  • Spanje verovert grote koloniën in Amerika
  • landbouw mijnbouw
  • katoen, tabak, koffie goud

17e eeuw:

  • spaanse mijnen zijn uitgeput
  • Engeland, FR, republiek, doen nu ook mee
  • Opkomst plantagekoloniën
  • Overzees Europees gebiedsdeel met grote landbouwbedrijven, vaak werken hier slaven
  • Transatlantische slavenhandel: handel van zwarte slaven van Afrika naar Amerika

Driehoekshandel

  • (Plantage producten) -> Europa
  • (wapens, textiel, etc.) -> Afrika
  • (slaven) -> Amerika

18e eeuw:

  • De verlichting
    - Abolitionisme = to abolish (afschaffing)
    - Streven naar afschaffing van de slavernij & slavenhandel
  • Voltaire & Montesquieu
    - tegen slavernij, voor gelijkheid
Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines

Ka31: de industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving
Een revolutie heeft enorme en onomkeerbare gevolgen.

De industriële revolutie begon in Engeland.

  • textielnijverheid: schietspoel, spinning jenny, waterframe.
    Diverse uitvindingen in de textielnijverheid leiden tot gemechaniseerde productie. Daardoor is er behoefte aan een stabiele energiebron en aan arbeiders
  • landbouw: agrarische revolutie zorgt voor meer voedsel en een grotere bevolking.
    Door goede machines, gingen arbeiders andere taken op zich nemen ipv landbouw
  • mijnbouw: James Watt verbetert de stoommachine die in de mijnen gebruikt wordt.

eerste industriele revolutie (1775-1850)

  • Energie: steenkool
  • Materiaal: ijzer

tweede(1850-1900)

  • energie: elektriciteit & olie
  • materiaal: staal

economische gevolgen

  • huisnijverheid wordt verdrongen door fabrieksarbeid
  • enorme toename van de productie
  • dalende prijzen van de productie

Landbouwstedelijke samenleving wordt een industriële samenleving

  • Voornaamste middel van bestaan: industrie
  • snelle bevolkingsgroei en urbanisatie
  • uitgebreide vervoersmogelijkheden (auto, trein etc.)
  • grotere inkomensverschillen

Ka32: de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Franse revolutie: De koning had niet meer de macht, maar het volk
na 1815: de restauratie van de macht van de vosten

wel verandering:

  • er was een Standensamenleving, de franse revolutie schaft deze af
  • Door de industriële revolutie ontstaat een kloof tussen arm en rijk

standensamenleving: afkomst bepaald stand
klassensamenleving: jij kunt je opwerken

  1. adel + gegoede burgerij
    - liberalisme & nationalisme
    - confessionalisme
  2. Burgerij (middenklasse)
    - liberalisme&nationalisme&confessionalisme
  3. geschoolde arbeiders
    - socialisme & confessionalisme
  4. ongeschoolde arbeiders
    - socialisme & confessionalisme

Ka33: voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

Bij democratische revoluties krijgt volk meer inspraak -> nu weer adel aan de macht door onrust

1815: koninkrijk der nederlanden is een constitutionele monarchie

  • Grondwet & koning (monarch)
    - ontbinden parlement
    - benoemen ministers
    - koninklijke besluiten

1848: revolutiejaar

  • bevolking komt in opstand tegen de koning

1848: de liberale grondwetswijziging van Thorbecke:

  • koning is lid van regering, wel onschendbaar
  • minister krijgt ministeriële verantwoordelijkheid
  • parlement
    - eerste kamer gekozen door leden van provinciale staten
    - tweede kamer gekozen door burgers met censuskiesrecht. Tweede kamer mag ministers ontslaan

nieuwe vrijheden: vijheid van onderwijs & vereniging & vergadering

Censuskiesrecht = alleen mensen die genoeg belasting betalen mogen stemmen

In tweede helft 19e eeuw: democratisering
democratisering = groei van de invloed van de bevolking in politiek en samenleving door uitbreiden van het kiesrecht

  • vanaf ± 1870:
    - links-liberalen
    - socialisten
  • 1886 werd grondrecht gewijzigd met beperkingen
  • 1187 werd grondrecht gewijzigd alle mannen mogen stemmen
  • vanaf ± 1900: feministne komen op
  • 1917: pacificatie
    - algemeen mannenkiesrecht
    - passief vrouwenkiesrecht (je mocht alleen op vrouwen stemmen)
  • 1919: Algemeen vrouwenkiesrecht

Ka34: de opkomst van emancipatiebewegingen
emancipatiebewegingen = beweging die naar gelijke rechten streeft voor eigen groep

3 verschillende bewegingen

socialisme

  • doel:
    - gelijkheid
    - gelijkwaardigheid voor de arbeidersklasse
  • communisme &sociaaldemocratie

confessionalisme

  • doel: samenleving op basis van christelijke normen & waarden

feminisme

  • doel: gelijkwaardige positie van de vrouw in de maatschappij

socialisme

  • reageerde op industriële samenleving
    - ze wilden betere woon & werkomstandigheden voor de arbeidersklasse
    - ze wilden arbeidersklasse laten stemmen

Confessionalisme

  • richten op onderwijs
  • openbaar onderwijs
    - wel subsidie door overheid;
  • bijzonder onderwijs ➕
    - geen subsidie door overheid;
  • --> schoolstrijd: financiële gelijkstelling
  • Katholieken & protestanten komen dichter tot elkaar
  • verzuiling van katholieken en protestanten (kranten, sportclubs etc.)

Feminisme

  • In de wet was ongelijkheid tussen man & vrouw
  • Wilhelmina Drukker & Aletta Jacobs doen hier iets aan
  • eerste feministische golf: willen kiesrecht voor de vrouw

Pacificatie van 1917: vrede sluiten

  • er wordt vrede gesloten over kiesrecht, schoolstrijd & sociale kwestie
  • 1917: algemeen mannenkiesrecht & passief vrouwenkiesrecht
  • 1919: algemeen vrouwenkiesrecht
  • 1917: financiële gelijkstelling op openbare & bijzondere scholen
  • ± 1900: toenemende sociale wetgeving

Ka35: discussies over de ‘sociale kwestie’

De industrialisatie zorgde voor slechte leefomstandigheden
nieuwe banen:

  • goed betaalde fabrikanten
  • slecht betaalde arbeiders
  • slechte werkuren
  • slechte werkomstandigheden
  • gevaarlijke machines

Dit zorgt voor Armoede & ellendigheid en dit zorgt voor de sociale kwestie

sociale kwestie = veel gepraat over slechte omstandigheden

  • sociale roman
  • liberalen zeggen: eigen schuld > gaat vanzelf over; de overheid zorgt alleen voor orde en rust

armoede zorgde voor epidemieën

  • vakbonden zorgden voor  ziekteverlof, werkdagen korten & lonen hoger
  • overheid leg riolering en waterleidingen aan

Ka36: de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie

imperialisme = streven naar een groot rijk onder macht van een keizer of één volk
kolonialisme (1500-1850) = overzeese handel werd gedreven in kustgebieden vanuit factorijen

kolonialisme

  • laat de kolonies maar
  • gaat alleen om land
  • Noord en Zuid-Amerik
  • eerst alleen VOC

modern imperialisme

  • verovering en intensiever bestuur van koloniën
  • grondigere exploitatie van de koloniën
  • alleen Azië en Afrika
  • andere landen gaan koloniën veroveren

Oorzaken van het modern imperialisme

  • Economisch
    - Grondstoffen voor de groeiende industrie
    - Afzetmarkten voor de groeiende industrie
  • Politiek
    - Nationalisme: Een groot rijk gaf internationaal politiek & militair aanzien
  • Cultuur
    - verspreiding van het Christendom
    - sociaalDarwinisme: Blanke ras zou superieur zijn
    - White man’s burden: De morele plicht van blank Europa om minder ontwikkelde volken, beschaving bij te brengen

Gevolgen voor koloniën

  • Economie (middelen van bestaan)
    - wereldwijde arbeidsverdeling
  • Politiek (bestuur)
    - koloniën werden direct of indirect bestuurd door de Europese mogendheden
    - Deel van de inheemse bevolking werd ingeschakeld bij het bestuur & leger
  • Cultuur (wat denken/voelen de mensen + uiting)
    - onder invloed van het Christendom & Westerse rechtspraak werden lokale tradities aangetast.

Tijdvak 9 Tijd van de Wereldoorlogen

Ka37: het voeren van twee wereldoorlogen
Ka38: verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering

De Eerste wereldoorlog

Oorzaken:

  • groeiend nationalisme
    - Frans revanchisme
    - Opkomst van Duitsland
  • Modern imperialisme
    - Duitse Weltpolitiek
  • Wapenwedloop vanaf 1900
  • bondgenootschappen
    - centralen tegen geallieerden
    - triple alliantie tegen triple entante
  • groeiend militarisme

Belangrijkste gebeurtenissen

  • 1914:Moord op oostenrijkse Franz Ferdinand
  • 1914: oorlogsverklaringen van oostenrijk (bondgenootschap met Duitsland) naar servie (bondgenootschap met Rusland)
  • 1917: Verenigde Staten sluit zich aan bij de geallieerden
  • 1917: Russische revolutie: rusland sluit vrede met Duitsland
  • 11 november 1918: Wapenstilstand
  • 1919: Verdrag van Versailles: Duitsland is schuldig als verliezer

Wereldoorlog: oorlog tussen veel staten die wereldwijd gevoerd wordt

  • vanaf 1914: Westerse koloniën worden in de strijd betrokken
  • vanaf 1917: Deelname van de VS

Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal

  • loopgraven tactiek
  • massavernietigingswapens
    - gifgas, onderzeeërs, mitrailleurs, vliegtuigen en tanks

Betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlog

  • dorpen en steden in de frontlinie
  • oorlogseconomie
  • propaganda & censuur

Eerste wereldoorlog is een totale oorlog = iedereen is betrokken

De Tweede Wereldoorlog

Oorzaken in Europa:

  • streven naar lebensraum voor het Duitse volk
  • wraak voor het verdrag van Versailles (1919)
  • Appeasement Politiek van Engeland en Frankrijk

Wereldoorlog = oorlog tussen veel staten die wereldwijd gevoerd wordt

1939-1942:

  • 1 september 1939: Duitse inval Polen
  • voorjaar 1940: Verovering NL, BE, FR
  • 10 juli/31 oktober 1940: battle of britain
  • 22 juni/5 december 1941: operatie Barbarossa
  • 7 december 1941: Japanse aanval op Pearl Harbor
  • 22 augustus/3 februari 1942: slag om stalingrad

1943-1945:

  • 22 augustus/3 februari 1942: slag om stalingrad
  • 6 Juni 1944: D-Day
  • 7 mei 1945: Duitse overgave

Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal

  • massavernietigingswapens
    - atoombommen
  • vernietigingsoorlog
    - burgerdoelen

betrokkenheid van de burgers bij de oorlogsvoering

  • burgerslachtoffers
  • propaganda & censuur
  • oorlogseconomie

Tweede wereldoorlog is een totale oorlog

Ka39: de crisis van het wereldkapitalisme
24 oktober 1929: Zwarte Donderdag; wereldwijde economische crisis die de gehele 1930 blijft duren

Oorzaken:

  • Economisch
    - overproductie in landbouw & industrie
    - beurskrach, waardoor de aandelenkoersen dalen
  • Cultuur
    - optimisme over de economie: “live now, pay later”
  • Politiek
    - weinig toezicht op banken

Gevolgen van the Great Depression

  • hoge werkeloosheid
  • armoede (krottenwijken etc)
  • wereldwijde crisis in kapitalistische landen

reacties van de Amerikaanse regering

  • Hoover -> liberaal
    - crisis gaat vanzelf over:
    - niet ingrijpen in de economie
    - vasthouden aan de gouden standaard
    -> crisis werd erger
  • Rosevelt
    - crisis gaat niet vanzelf over
    - actief ingrijpen in de economie: New Deal

Ka40: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
Totalitaire ideologieën

Totalitair = Politiek systeem dat een totale controle van de maatschappij nastreeft, inclusief het denken en voelen van alle mensen

  • Iedere inwoner van zo’n staat moet eigenlijk doen wat de staat wil
  • 1 partij met 1 sterke leider
  • d.m.v.propaganda & censuur: onderdrukking

Ideologieën = Een geheel van opvattingen over de maatschappij:

  • Zo zit de maatschappij in elkaar
  • Zo zou de maatschappij eruit moeten zien

Communisme = politieke stroming met als voornaamste streven gelijkwaardigheid & gemeenschappelijk bezit

Kapitalisme

  • kleine overheid
  • particuliere productiemiddelen

Socialisme

  • grote overheid
  • herveredeling van productiemiddelen

Communisme

  • geen overheid
  • Klasseloze samenleving met gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen

Communisme in de Sovjet-Unie

  • vanaf 1921: één partij staat zonder individuele vrijheid
  • Lenin (1917-1924)
  • Stalin (1928-1953)
    - staatsgeleide economie
    - propaganda
    - censuur
    - onderdrukking

nationaal-socialisme -> Hitler

  • Politieke stroming die een combinatie vormt van fascisme & antisemitisme

Fascisme = extreem nationalistische en totalitaire politieke stroming

  • lebensraum voor Duitsland
  • Propaganda
  • censuur
  • onderdrukking

Ka41: de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

Propaganda = het beïnvloeden van van de mening van een grote groep mensen om aanhangers te winnen voor bepaalde (politieke) ideeën (reclame voor je eigen ideeën)

Propaganda kan 2 kanten op gaan:

positief

  • benadrukken van de eigen kracht
  • Hoe goed je zelf bent

negatief

  • benadrukken van de zwakte van de tegenstander (slechte kant)
  • hoe slecht de ander is

In de 20e eeuw neemt het gebruik van propaganda toe, dankzij de komst van nieuwe communicatiemiddelen; radio of film

Totalitaire systemen proberen de mening van de bevolking te beïnvloeden door de oprichting van massaorganisaties
massaorganisaties = mensen kwamen bij elkaar om bepaalde zaken te doen, geïnfiltreerd met ideeën van de staat

  • Sovjet-Unie: komsomol
  • Duitsland: HitlerJugend

Ka42: vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
Na eerste wereldoorlog: verzet tegen het West-Europese imperialisme in Zuid-Oost Azie

Oorzaken voor de opkomst van de nationalistische bewegingen:

  • Economie
    - economische uitbuiting
    - economische wereldcrisis van de Jaren 30
  • Politiek
    - Geen inspraak in het bestuur
  • Cultuur
    - Europees onderwijs van de elite
    - Beschavingsoffensief

Internationale ontwikkelingen
grootmachten VS (was kolonie) & SU (communist) waren tegen imperialisme

Ka43: racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden

racisme = De opvatting dat de wereldbevolking kan worden opgedeeld in rassen, waarbij het ene ras beter is dan het andere ras

discriminatie = Onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling een bepaalde groep achter te stellen

genocide = systematische uitroeiing van een volk of een bevolkingsgroep (massamoord op een groep mensen, omdat ze bij die groep horen)

antisemitisme = vijandigheid tegen Joden

  • 1933, Hitler DUitse regeringsleider:
    - Toename van geweld door de SA (partijlegger van Nazi’s)
    - Toename van antiJoodse wetgeving
  • 1935, Neurenberger wetten:
    - Duitsers mogen niet meer trouwen met Joden
    - Joden hebben geen burgerrechten meer
  • 1938, Kristallnacht:
    - Openlijke geweldpleging tegen Joden in heel Duitsland onder aanvoering van de SA
  • vanaf 1939:
    - Europese joden werden gevangen gezet of vermoord door de Nazi’s
  • 1941:
    - Hitler vraagt de SS on de “Endlösing” (eindoplossing)
  • 1942: Wannsee-conferentie:
    - Endlösing: Deportatie van de joden naar concentratiekampen

Ka44: de Duitse bezetting van Nederland

1940-1049:

  • 10/15 mei 1940: Duitse inval
  • oktober 1940: meldingsplicht ariërverklaring*
  • 25/26 februari 1941: februaristaking**
  • december 1941: NSB enige toegestane partij ***
  • 14 juli 1942: begin endlösing
  • september 1944: bevrijding zuid-nederland
  • winter 1944’45: hongerwinter
  • 5 mei 1945: overgave

* accomodatie: Het gewone leven zoveel mogelijk proberen voort te zetten
** verzet: in opstand komen tegen de Duitse bezetter
*** collaboratie: samenwerking met de Duitse bezetter

Gevolgen van de bezetting:

  • politiek
    - Nederlandse regering in ballingschap met Engeland
    - einde van de rechtsstaat in Nederland
  • economie
    - dwangarbeid door arbeidseinsatz
    - afstaan van grondstoffen
  • cultuur
    - pogingen tot nazificatie d.m.v. propaganda & censuur

Tijdvak 10 tijd van televisie en computer

KA45: de dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie in de wereld

  • Vanaf 1870: Modern Imperialisme
  • Vanaf 1919: Verzet tegen Westerse hegemonie
  • Vanaf 1945: Dekolonisatie Westerse koloniën worden onafhankelijk

Dekolonisatie verloopt in 3 golven:

  1. 1945-1953: Zuidoost-Azië / Midden-Oosten
  2. 1951-1980: Afrika
  3. 1965-1975: Caraïben

Oorzaken voor de opkomst van de nationalistische bewegingen

  • Economie
    - economische uitbuiting
    - economische wereldcrisis van de Jaren 30
  • Politiek
    - Geen inspraak in het bestuur
  • Cultuur
    - Europees onderwijs van de elite
    - beschavingsoffensief

Internationale ontwikkelingen
grootmachten VS (was kolonie) & SU (communist) waren tegen imperialisme

Oorzaken na 1945:

  • Tweede Wereldoorlog
    - Japan had laten zien dat westerse mogendheden te verslaan waren
  • Koude oorlog
    - SU & VS wilden zoveel mogelijk bondgenoten

Gevolgen voor de nieuwe naties:

  • Politiek
    - Dictaturen en (burger)oorlogen
  • Economie
    - Economische overheersing & uitbuiting door het Westen

KA46: de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
De koude oorlog = periode van vijandschap tussen de VS & SU (1945-1989)

VS

  • kapitalisme
  • democratie
  • vrije markteconomie
  • vrijheid

SU

  • communisme
  • dictatuur
  • planeconomie
  • gelijkheid

vijandbeelden

  • SU over VS: Westers imperialisme
    - Amerikaanse bedrijven wilden zich overal ter wereld vestigen en zorgen dat ze Amerikaanse producten kopen > Wereld economisch afhankelijk maken van de VS
  • VS over SU: Communistische wereldrevolutie
    - overal op de wereld communisme
    - SU pakt OostEuropa

Blokvorming = tijdens de Koude Oorlog vormden zich twee vijandige ideologisch gestelde blokken.

  • NAVO <-> Warschaupact
  • Ijzeren gordijn = Grens tussen twee ideologische blokken

Containmentpolitiek = uitbreiding van het communisme moet voorkomen worden door het in te dammen. Dit gebeurt d.m.v. economische en militaire steun.

1949: China wordt communistisch

dekolonisatie vanaf 1945
regime steunen met geld en militaire om Azië niet communistisch te maken

Wapenwedloop = Race om het sterkste wapenarsenaal te krijgen

  • Vergrootte de kans op een atoomoorlog |
  • zorgde voor een wederzijdse afschrikking

Belangrijke conflicten in de Koude Oorlog

  • Berlijn (1947-1989)
  • Korea oorlog (1950-1953)
  • Cubacrisis (1962)
  • Vietnamoorlog (1945-1973)

Het einde van de Koude oorlog

  • Wedloop was voor Sovjet-Unie niet vol te houden
  • Gorbatsjov (1985-1991)
    - Glasnost (openheid): Alles moest openlijk besproken kunnen worden
    - Perestrojka (hervorming): Verandering in economie en politiek om SU gezonder te maken
  • Hervormingen van Gorbatsjov leiden tot meer vrijheid in Oost-Europa

KA47: de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
Economie & politiek

1945-1955: Wederopbouw

  • Periode van schaarste
    - vaststellen van lonen en prijzen
    - bevordering industrialisatie
    - opbouw van de sociale zekerheid

1955-1973: Ontstaan consumptiemaatschappij

  • Groeiende welvaart
    - toenemend autogebruik
    - introductie van de televisie
    - meer (buitenlandse) vakanties

1973: Oliecrisis

  • Prijs in de olie stijgt -> stagnatie van de economie (tot 1985)
  • Afname van de industrie
    - werk wordt verplaatst naar lage lonen landen
    - werk wordt geautomatiseerd

Vanaf 1995: informatiemaatschappij (post industriële samenleving)

  • industriële samenleving -> informatiesamenleving
  • Vooral vanaf jaren ‘60 grote sociaal-culturele veranderingen door toenemende welvaart
    - ontkerkelijking & ontzuiling
  • Opkomst van jeugdculturen
    - kritiek op de maatschappij
    - generatieconflict
  • Individualisering
    - toenemende vrije tijd
    - toenemende mobiliteit
    - opkomst televisie
    - tweede feministische golf

KA48: de eenwording van Europa

Na WOII grote groei van West-Duitse economie --> angst voor herleving Duits militarisme

Schuman: Duitse & Franse kolen- en staalindustrie onder gemeenschappelijk bestuur

  • 1952: Europese gemeenschap voor Kolen & Staal (EGKS)
  • 1957: Europese Economische Gemeenschap (EEG)
  • 1973: Oliecrisis (stagnatie van de economie tot 1985)
    - Belemmerende nationale verschillen moesten verdwijnen;
    - 1990: Duitse eenwording
  • 1992: Europese Unie
    - meer macht voor de Europese instellingen
    - één Europese munt
  • 2004: Uitbreiding met 10 lidstaten
  • 2005: Europese grondwet afgewezen
    - macht van Europese instellingen gaat ten koste van nationale soevereiniteit
    - toetreding van armere landen is een bedreiging van de welvaart

KA49: de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

  • Multiculturele samenleving (veel leefstijlen) -> gaat over afkomst
    Een multiculturele samenleving bevat veel verschillende culturen die naast en door elkaar leven
  • Pluriforme samenleving (veelvormig) -> gaat over leefwijzen
    In een pluriforme samenleving wonen veel verschillende groepen mensen naast elkaar en met elkaar. Er zijn veel verschillen in leefstijl, religie, afkomst, regio etc.

Voordelen:

  • Culturele verrijking
  • Economische impulsen

Nadelen:

  • Maatschappelijke spanningen
  • Maatschappelijke isolement van nieuwkomers
  • Immigratiegolven
    - 1945-1960 indonesië (politiek)
    - 1960-1965 Spanje, Italië, Griekenland (economie)
    - 1965-1973 Turkije & Marokko (economie)
    - vanaf 1973 suriname (politiek)
    - vanaf +/- 1990 Irak, Iran, Afghanistan, enz.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.