Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Overzicht jaartallen Historische Contexten

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1563 woorden
  • 8 mei 2017
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
11 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Inspiratie nodig voor je profielwerkstuk?

Ben jij op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk, maar weet je niet waar te beginnen? Bij de Universiteit Twente vind je volop inspiratie. Van organen op chips tot fast fashion tot het programmeren van een robot – er is altijd wel een onderwerp dat bij jouw interesses past.

Lees meer!

CONTEXT 1: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1515-1648)

Jaartallen:

1515: door erfenissen en huwelijken komen de Nederlanden (Bourgondië) onder bestuur van Karel V (Huis van Habsburg). Karel V was koning van Spanje, Duitsland en was erg katholiek, daarom kwam hij in conflict met hervormers zoals Luther en Calvijn. Dit conflict is de basis voor de opstand in de Nederlanden.

1521: Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms. Tijdens deze bijeenkomst krijgt Luther de kans om zijn mening over het geloof te herzien, maar hij blijft bij zijn standpunten en wordt in de ban gedaan bij een Duitse Vorst. → Duitse edelen sympathiseren met Luthers opvattingen en keren zich af van de kerk met als gevolg een splitsing van de christelijke kerk (katholiek met paus en protestant met hervormers).

1531: Karel V stelt de drie collaterale raden in: Raad van State (bestuur), Raad van Financiën (belastingen) en de Geheime Raad (wetgeving). → de nieuwe raden nemen functies over die eerder van de adel in Nederland waren. Karel V voert een bestuur van centralisatie door. Nederlandse edelen zien hierin een bedreiging van hun privileges.

1550: Instelling van de Bloedplakkaten: de verspreiding van ketterse boeken en afbeeldingen wordt verboden. Op het helpen van ketters staat de doodstaf. → Bloedplakkaten zijn een voorbeeld van de onderdrukking van het protestantisme van de Spaande machthebbers en een belangrijke oorzaak voor latere conflicten tussen Spanje en de Nederlanden.

1555: Vrede van Ausburg: de vorst van een gebied bepaalt welk geloof zijn onderdanen volgen (binnen Duitse Rijk).

1566: Smeekschrift der edelen: verzoek van Nederlandse edelen aan landvoogdes Margaretha van Parma om te ketterwetgeving en de kettervervolgingen op te heffen. (Het wordt in overweging genomen, en de kettervervolging opgeschort. Dit leidt tot meer calvinistische activiteit en uiteindelijk de beeldenstorm).

1572: de watergeuzen nemen Den Briel over van de Spanjaarden, waarna de opstand zich uitbreidt tot Holland, Zeeland en een aantal steden in andere gewesten. Willem van Oranje wordt door de staten van enkele gewesten uitgeroepen tot stadhouder.

1574: Ontzet van Leiden: na het Spaanse beleg bereikt het water Leiden, de Spaanse legers vluchten. De watergeuzen brengen de hongerige Leidenaren eten.

1576: Pacificatie van Gent: zuidelijke gewesten die loyaal waren aan Spanje sluiten zich aan bij de opstandige gewesten in het Noorden onder voorwaarde dat het katholieke geloof bij hen wordt gehandhaafd.

1578: Alteratie van Amsterdam: het katholieke bestuur in Amsterdam wordt vervangen door een calvinistisch bestuur. → Amsterdam kiest voor de economisch meest gunstige oplossing.

1579: Pacificatie valt uiteen: opstandige noordelijke gewesten verenigen zich in Unie van Utrecht.

1581: Plakkaat van Verlatinghe: Unie van Utrecht zweert Filips II af als staatshoofd.

1584: Willem van Oranje wordt vermoord.

1585: Antwerpen valt weer in Spaanse handen.

1588: de Vorming van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën.

1586: Engeland en Frankrijk erkennen de soevereiniteit van de Republiek.1588: Spaanse Armada wordt verslagen: Filips II stuurt zijn vloot richting Engeland om de strijd aan te gaan, maar deze vloot wordt bij Antwerpen geblokkeerd door Nederlandse opstandelingen. → de Republiek heeft een succesvolle periode. De samenwerking met Engeland zorgt dat de Republiek internationaal gaat meetellen.

1602: VOC wordt opgericht (monopolie op de handel met Azië).

1609-1621: Twaalfjarig Bestand (wapenstilstand tussen Spanje en Republiek).

1619: VOC-bestuurscentrum naar Batavia: de Staten-Generaal geeft de VOC ruime bevoegdheden en stelt het bestuur van nieuwe handelsgebieden onder hoede van de VOC-bestuurders. → de Republiek speelt een grote rol in de uitbreiding van de handelscontacten en ontwikkeling van een wereldeconomie.

1619: Johan van Oldenbarnevelt onthoofd: hij wordt beschuldigd van hoogverraad. → ook binnenlandse partijen voeren hevige discussies en strijd.

1639: bouw Portugees-Joodse synagoge in Amsterdam: door Religieuze tolerantie komen veel immigranten naar de republiek. → dit geeft een grote impuls aan de Nederlandse economie en cultuur. Amsterdam wordt een wereldstad.

1648: verdrag van Munster maakt een einde aan de Spaans-Nederlandse oorlog (Nederlanden worden voortaan erkend als Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden).

CONTEXT 2: Duitsland (1871 – 1954)

Jaartallen:

1870-1871: Frans-Duitse oorlog.

1871: Tijdens de Frans-Duitse oorlog wordt in Versailles het Duitse Keizerrijk uitgeroepen.

1884-1885: Conferentie van Berlijn: onder leiding van Bismarck wordt een koloniale conferentie georganiseerd met als doel een eerlijke verdeling van Afrika over Europese staten. Bismarck wil het machtsevenwicht in Europa handhaven en de positie van Duitsland versterken. → voorbeeld van modern imperialisme.

1888: Wilhelm II wordt keizer van het Duitse Rijk en wil Duitsland een belangrijke plaats in de wereld bezorgen.

1898: Vlootwet: om Wetpolitik mogelijk te maken breidt Wilhelm II de Duitse vloot aanzienlijk uit. → de vlootwet versterkt het nationalisme en past bij de nieuwe overzeese imperialistische politiek van Duitsland.

1914: Slag bij de Marne: maakt een einde aan de Duitse militaire opmars in Noord-Frankrijk. → gevolg is loopgravenoorlog met veel verliezen.

1914-1918: Eerste Wereldoorlog.

1919: Weimarregering ondertekent de Vrede van Versailles (gedwongen). Hierdoor verliest de regering veel vertrouwen onder de Duitse bevolking.

1919: Spartakusopstand: gewapende communistische opstand in Berlijn. Wordt hardhandig neergeslagen door regeringstroepen. → voorbeeld van het in praktijk proberen te brengen van communistische ideologie.

1923: grote economische crisis in Duitsland door hoge inflatie en politieke crisis door een poging tot een staatsgreep van Hitler.

1924: Dawesplan: financieel hulpprogramma voor Duitsland (van VS) zodat Duitsland de herstelbetalingen kan aflossen. → door economische crisis in VS leidt tot wereldcrisis.

1929: ineenstorting van Amerikaanse beurs die leidt tot economische crisis in VS en uiteindelijk wereldcrisis. Duitsland wordt extra zwaar getroffen door de stopzetting van Amerikaanse leningen.

1933: NSDAP wint verkiezingen en Hitler wordt rijkskanselier. Machtigingswet maakt een einde aan parlementaire democratie en Weimarrepubliek. Begin ‘Derde Rijk’.

1933: rijksdagbrand: rijksdaggebouw in Berlijn wordt in brand gestoken. → wordt door Duitse regering met veel propaganda gebruikt om communisten de schuld te geven en tegenstanders te arresteren.

1933: instelling Rijkscultuurkamer: ideeën van nationaalsocialisme worden gepropageerd (afwijkende cultuur is verboden in Duitsland) → Rijkscultuurkamer maakt deel uit van de politiek van gelijkschakeling.

1933: ingebruikname concentratiekamp Dachau: het eerste door de naziregering opgerichte concentratiekamp in Duitsland → terreur en onderdrukking zijn kenmerken voor totalitaire samenlevingen.

1935: Neurenberger wetten: discriminatie van joden en het racisme van nationaalsocialisten gaat zo ver dat het verboden word om met joden gemeenschap te sluiten. → nationaalsocialisten streven naar een raszuiver Arisch ras.

1938: conferentie van München: toppunt van de appeasementpolitiek: Engeland en Frankrijk geven Duitsland toestemming om het Sudetenland in te lijven (zonder toestemming van Tsjechoslowakije) → ze wilden een oorlog voorkomen door Hitler te geven wat hij wilde.

1939: Duitsland valt Polen binnen. GB en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog: begin Tweede Wereldoorlog in Europa.

1941: Duitsland valt Sovjet-Unie binnen.

1942: Wannseeconferentie: hier besluiten de nazileiders om over te gaan op genocide op de joden. Deze wordt systematisch uitgevoerd onder leiding van de SS. → voorbeeld van het racistische wereldbeeld van de nationaalsocialisten.

1944: D-Day: het grote offensief van de westelijk geallieerden op de kust van Frankrijk. Invasie slaagt en vormt het begin van de bevrijding van West-Europa.

1945: een einde aan het ‘Derde Rijk’ van de nationaalsocialisten.

1954: capitulatie van het nazi-Duitsland betekent het einde van WOII. Hierna proberen de leiders van GB, VS en S-U Europa weer op te bouwen.

CONTEXT 3: Koude Oorlog (1945 – 1991)

1917: Oktoberrevolutie in Rusland. Lenin grijpt te macht, Rusland wordt eenpartijstaat met andere naam: Sovjet-Unie. Ideologie: Marxisme/Leninisme.

1941: VS en S-U worden bondgenoten in WOII.

1945: Atoombom op Hiroshima: VS werpen een atoombom op Japan. → het gebruik van een atoombom is het begin van het tijdperk van de kernwapens.

1945: na WOII nemen de spanningen tussen VS en Sovjet-Unie toe door meningsverschillen over de toekomst van Duitsland (Conferentie van Postdam).

1947: Truman verkondigt in Trumandoctrine de uitgangspunten van het buitenlandse beleid van de VS: indamming en bestrijding van het communisme.

1947: Marshallplan: VS steunt de heropbouw van Europa om te voorkomen dat het communistisch wordt. → het Marshallplan ondersteunt de Europese eenwording. Dit geldt niet voor de Oostbloklanden want die moeten weigeren.

1948: begin van blokkade van West-Berlijn: slaagt niet (Berlijn blijft in handen van de westerse mogendheden).

1950: Redevoering McCarthy over communisten in de VS: hij beweert dat de VS is geïnfiltreerd door communisten, waardoor de angst voor het communisme toeneemt.

1953: de dood van Stalin, opgevolgd door Chroesjtsjov: periode van dooi,

1955: BRD wordt lid van NAVO. S-U reageert met oprichting van Warschaupact.

1956: Bestorming van Felix Meritis in Amsterdam: het ingrijpen van de S-U in Hongarije leidt in Nederland tot anticommunistische reacties. Het hoofdkantoor van de Communistische Partij Nederland wordt bestormd en vernield. → verdeling van Europa in twee blokken weerhoud het ingrijpen van de Westerse regeringen.

1956: O.l.v. S-U slaan troepen van Warschaupact de Hongaarse opstand neer.

1961: regering van DDR bouwt de Berlijnse Muur. (Westen grijpt niet in).

1961: Toespraak van Kennedy ‘Ich bin ein Berliner’: Kennedy maakt in zijn toespraak duidelijk dat de VS West-Berlijn nooit zullen opgeven. → propagering van westerse ideologische waarden van vrijheid en democratie.

1962: Cubacrisis: VS stelt vast dat er raketinstallaties gebouwd worden op Cuba.

1963: einde Cubacrisis: Chroesjtsjov laat onder voorwaarden de installaties weghalen. Begin ontspanningsperiode.

1968: korte periode van vrijheid en hervormingsplannen in Tsjechoslowakije. S-U grijpt in uit angst voor het uiteenvallen van het Oostblok. → S-U wil vasthouden aan totalitaire ideologie van het communisme.

1972: Salt 1 ondertekend: eerste verdrag waarin S-U en VS afspreken het aantal atoomwapens te verminderen. → zorgt voor korte periode van ontspanning waarin de wapenwedloop vermindert.

1980: start van Amerikaanse SDI-project: grote onrust in S-U.

1981: demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam. → SDI-project dreigt begin te worden van nieuwe wapenwedloop en de angst voor een atoomoorlog groeit.

1989: val van Berlijnse muur staat symbool voor val van IJzeren Gordijn.

1991: het einde van het communistisch bewind in de Sovjet-Unie is het einde van de Koude Oorlog. Warschaupact wordt opgeheven.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.