Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Nederlands-Indie Module 8

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 5452 woorden
  • 17 oktober 2005
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Van VOC-koopman tot bestuursambtenaar In de 16de eeuw maakten Nederlanders zeiltochten naar Indië om handel (in specerijen) te drijven. Ze besloten in 1602 om samen te werken, en zo sterk te staan t.o.v. hun concurrenten, door VOC op te richten. De VOC werd na een tijdje de machtigste handelaar in Indonesië De Nederlanders bemoeiden zich weinig met het Indonesische bestuur, behalve als hun handels monopolie in gevaar kwam. Deze bestuursbemoeienis van de VOC werd met de jaren steeds belangrijker. In 1796 had de VOC als handelsbedrijf afgedaan en liet een aantal, door Nederlanders bestuurde, gebieden achter. Via deze gebieden breidde het Nederlands gezag zich uit, waarbij politieke ideeën en maatschappelijke veranderingen in Nederland en Europa steeds meer invloed kregen. In 1596, toen Nederland voor het eerst op Java kwamen, bleek dit een ontwikkeld gebied (ingewikkelde methode van rijstteelt op natte akkers)te zijn. De bevolking leefde in dorpsgemeenschappen (desa’s), onder gezag van adellijke bestuurders, onder de vorst. De vorst had een grote familie met hoofd- en bijvrouwen. Hoe groter zijn hofhouding, hoe meer aanzien onder het volk. Om iedereen te kunnen onderhouden, was hij afhankelijk van zijn volk. Die tienden van de oogst aan hem moesten afstaan en dienstplichtigen leverden. In ruil hiervoor vroeg men de vorst hulp bij bijv. misoogsten. De vorst zou, dacht men, in verbinding staan met de goden en beschikte over bovenmenselijke gaven. Dit geloof kwam voort uit ADAT (het geheel van gewoonten en tradities waar Indië zich aan behoren te houden). Dit deels vanuit hindoeïstische godsdienst, terwijl islam sinds 1300 vaste voet kreeg in Indië. Langs de kusten van eilanden lagen havenvorstendommen met vele internationale contacten. Kende handelsboekhouding en zeelui waren vertrouwd met navigatie-instrumenten. Havenvorsten maakten hun stad tot stapelmarkt (ze dwongen handelaren om hun waren daar te verkopen). Nederland trok nauwelijks de aandacht, men was gewend aan kooplieden uit verschillende landen/plaatsen. In snel tempo, na eerste expeditie in 1596, ontwikkelde de Nederlandse scheepvaart in Azië. Door felle onderlinge concurrentie lukte het echter niet om een flink aandeel te veroveren in specerijenhandel. Ook verzetten Portugese en Engelse kooplui op Java, Sumatra en de Molukken zich tegen groeiende Hollandse invloed. Nederlanders (Hollandse en Zeeuwse kooplieden en regering van de republiek. Der zeven verenigde Nederlanden) vormden daarom de VOC. Van de Staten-generaal kreeg VOC alleenrecht voor handel op Indie. Mochten verdragen sluiten, oorlog voeren en nederzettingen stichten. Compagnie versterkte haar positie door; vredesverdragen, list, militaire kracht en de kennis die ze opbouwde over markten, prijzen, concurrenten en productiegebieden. Binnen de VOC ontstond zo de behoefte aan een bestuur in Indië. Daarom werd in 1610 de functie van Gouverneur-generaal (hoogste vertegenwoordiger van het Nederlands gezag in Nederland-Indie. Hij was het hoofd van de Nederlands-Indische regering in Batavia) ingesteld. Bijgestaan door collegiaal bestuur, de Raad van Indië. Batavia, de centrale vestiging, verrees boven het door Nederlanders verwoeste Jakarta. Zo werd de VOC een politieke macht te midden van de vele Indonesische staten en staatjes. Jan Pieterszoon Coen legde de basis voor het latere VOC-monopolie op de handel in kruidnagels en bracht (gewelddadig) de teelt van en handel in nootmuskaat onder controle van de VOC. Coens ideaal was; een compagnie die handel tussen Indie, Indonesische archipel en de Chinese zee zou beheersen. Dit vereiste sterke militaire macht en geschoolde compagniepersoneel. Coen wilde dat personeel in Indie bleef en een gezin zou stichten. 1.2 In de loop van de 18de eeuw werden Frankrijk en Engeland steeds machtiger in Europa en brokkelde de macht van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden steeds verder af. 1780-1784; Republiek in oorlog met Engeland. Ramp voor VOC omdat

1. De Engelsen de directe verbinding tussen Nederland en de Indonesische archipel blokkeerden. 2. Het VOC-bestuur in Batavia in geldnood kwam omdat de VOC-directie in Nederland verbood om de opgestapelde voorraden op de vrije markt te verkopen. 1795; republiek veroverd door revolutionaire Franse troepen -> Frans-Nederlands verdrag waardoor republiek aan franse kant kwam te staan in oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Pro-Engelse stadhouder van Republiek, Willem V, vertrok in (Frans) ballingschap naar Engeland. 3. Willen V stelde brieven van Kew (1795) met een schriftelijk bevel aan alle bestuurders van Nederlands gebied in Europa om zich aan de Engelsen over te geven. Als erfelijk opperbewindvoerder van de VOC had hij dat recht. Het gevolg hiervan was dat veel gebieden in Indonesische archipel in Engelse handen kwamen (alleen java en enkele andere gebieden onder Hollands gezag). Al deze ontwikkelingen betekenden de nekslag voor de VOC. Op 24 december 1795 nam de Staten-Generaal het besluit de VOC op te heffen en het bestuur over te dragen aan een waarnemend comité. 1 maart 1796 hield de VOC op te bestaan. In 1795 kwam in Nederland de Bataafse Republiek tot stand. Men geloofde sterk in de idealen van de Franse Revolutie; vrijheid, gelijkheid en broederschap. Veel mensen vonden dat deze idealen ook golden voor de bewoners van het vroegere VOC-gebied, maar de bestuurders in Batavia vonden van niet. In 1802 werd een commissie gevormd om een grondwet voor de kolonie te maken. Hierbij stonden twee stromingen tegen over elkaar; 1. Conservatieve (verdedigde de bevoorrechte positie van de Nederlanders) 2. Vooruitstrevende (wilde koloniale maatschappij hervormen en hadden meer oog voor de Indonesiërs) De Commissie bracht echter geen vernieuwing. Er was niets vooruitstrevends te vinden in de Bataafse grondwet. Toch een verandering; VOC dicteerde niet langer het beleid maar de (moederlandse politiek) Bataafse Republiek. In 1806 komt er een einde aan de Bataafse republiek. Napoleon sticht Koninkrijk Holland. Nederland was nu een deel van Frankrijk. Voor bestuur over VOC-gebieden, die nog niet door Engeland waren veroverd werd Gouverneur-generaal Daendels aangesteld. 1808-1811; Daendels reorganiseerde het ambtenarenapparaat en gaf Java een nieuwe politieke en bestuurlijke indeling. Hij had geen hoge dunk van bestuur van Javaanse vorsten en andere adellijke leiders. Alleen een westers bestuur, dacht hij, kon de corruptie binnen Javaanse samenleving bestrijden en voor meer welvaart voor gewone bevolking zorgen. Hij ontnam Javaanse bestuurders hun gezag. Hij maakte gebruik van herendiensten. (=nauwelijks betaalde of onbetaalde arbeid van de Indonesiërs) (Nederlanders konden herendiensten krijgen doordat ze dit af konden dwingen bij vorsten) Vele mensen gingen dood door uitputting of ongelukken. Men overtuigde Lodewijk en Napoleon van Daendel’s ontslag door Daendels eigenzinnige en onbeschofte optredens, geldzucht en grootheidswaan. In 1811 kwam het bestuur van Java in handen van de Engelse Raffles. Hij vond dat de koloniale overheid de macht van de Indonesische vorsten had overgenomen en dus eigenaar was van alle Indonesische grond. Individuele boer moest voortaan een jaarlijkse pachtprijs (=landrente) aan de koloniale overheid betalen. Hoogte volgens; vaste normen qua oppervlakte, grondsoort en gewassoort. (zo kregen Javaanse bestuurders geen kans een deel van de belastingopbrengst in eigen zak te steken) Maar zijn denkbeelden sloten niet aan bij karakter van Javaanse desa’s. Betrouwbare gegevens om individuele landrente op te baseren ontbraken. In praktijk betekende het nieuwe systeem een lastenverzwaring voor de boeren. In 1814 kwamen Engelsen en Nederlanders tot een overeenkomst waarbij het Koninkrijk der Nederlanden het beheer over voormalige overzeese bezittingen terugkreeg. 1.3 Nederland had pas in 1816 het koloniale gezag weer hersteld doordat er een tekort aan troepen was en geringe haast van de Engelsen. Op veel plaatsen verzette de bevolking zich tegen dat herstel. Het felste in de Molukken, omdat het soepele Engelse gezag plaatsmaakte voor het veel strengere Nederlandse gezag. Op 16 mei 1817 veroverden de Molukkers onder leiding van Thomas Matoelesia (pattimoera) fort Duurstede (op eiland Saparoea) en doodden de bezetters + nieuwe resident (Hoge Nederlandse bestuursambtenaar in Nederlands-Indie, vertegenwoordige het gezag van de Gouverneur-generaal in een bepaald gebied) Van de berg. Het eiland groeide uit tot een centrum van verzet tegen alles wat Hollands was. Meer gezichtsverlies doordat invasiemacht tijdens lading op Saparoea werd afgeslacht. Pas in november slaagde Buyskens erin het verzet te breken. Hij reorganiseerde en verhardde het bestuur op Ambonese Molukken. Matoelesia werd in openbaar opgehangen. Van 1816 tot 1830 werd de basis gelegd van het koloniale beleid zoals dat in de 19de en 20ste eeuw gevoerd is. Volgens het Nederlands bestuur kon het volk niet tot welvaart komen doordat het door zijn vorsten werd uitgebuit. Het Nederlandse bestuur ging zich sterker bemoeien met Indonesische gezagsverhoudingen. Die toegenomen Hollandse bemoeizucht was één van de aanleidingen voor het uitbreken van de Java-oorlog in 1825. De geest van verzet leefde bij Midden-Javaaanse vorsten maar ook bij het volk dat partij koos voor zijn vorsten. Leider van het verzet was Dipanegara, prins uit vorstendom Djokjakarta die door Nederlandse onachtzaamheid achtergesteld was bij troonopvolging. In het begin boekte hij veel succes. Het koloniale leger bleek te log t.o.v. de guerrillastrijders. Pas toen de strijdwijze aangepast werd aan die van de Javanen ging het beter. De strijd eindigde doordat generaal de Kock Dipanegara tijdens onderhandelingen onverwachts gevangen nam. Na deze oorlog werd de Javaanse bestuursadel versneld aan het Nederlandse gezag onderworpen. 1.4 Cultuurstelsel. In 1819 was Nederland optimistisch over de opbrengsten uit de kolonie, maar al gauw koste de kolonie het moederland alleen maar geld. In 1830 werd daarom door de Nederlanders op Java het Cultuurstelsel ingevoerd. De boer moest daarvoor 1/5 deel van zijn land en een deel van zijn arbeid afstaan in ruil voor vergoeding, zo genaamd plantloon. Bij misoogst werd hem schadeloosstelling beloofd. Echter, tot 1850, kwam daar niet veel van terecht. Voor transport van producten was aanleg en onderhoud van wegennet noodzakelijk. Net als bij de aanleg van de grote postweg maakte Nederlandse bestuur daarbij gebruik van boeren in herendienst. Ondanks deze druk ontstonden er voor de bevolking toch nieuwe banen en nam de welvaart in sommige gebieden toe. Voor Nederland was Cultuurstelsel een echte goudmijn. Tussen 1850-1860 bedroeg dit ruim 30% van het totale staatsinkomen. Toch was er kritiek van o.a. het parlement in Den Haag. Door een verbeterde post- en reisverbinding raakte Nederlander beter geïnformeerd over de druk die CS op de Javaanse bevolking legde. Ook was er economische kritiek. De Liberalen zagen meer in vrije arbeid dan in dwangcultuur. De opbrengsten zouden dan nog hoger uitvallen, dachten ze. Deze kritieken zorgden uiteindelijk voor een einde van het CS. In 1870 kwam de agrarische wet tot stand die particuliere ondernemers gelegenheid gaf zich in de kolonie te vestigen. In 1890 kwam er definitief een einde aan verplichte verbouw van suikerriet. Alleen koffie bleef tot 1915 gedwongen geteeld. 1.5 Organisatie van het bestuur Tussen 1816-1910 vestigde Nederland, langs diplomatieke of militaire weg zijn gezag over het gebied dat nu Republiek Indonesië heet. Het opperbestuur in Den Haag, kwam formeel in handen van minister van Koloniën. Hij kon de Gouverneur-generaal opdrachten geven. De Gouverneur-generaal was verantwoordelijk voor het algemene bestuur van de kolonie. O.a. 8 departementen. Één daarvan; Binnenlands bestuur . Zowel Nederland als Indisch. Bestuurders waren ambtenaren in dienst van koloniale overheid en ontvingen ook van hen salaris. Indonesisch bestuur was ondergeschikt aan het Hollandse, en moest dus Nederlandse wetten en regels opvolgen. Het Indonesische bestuur dankte zijn positie aan strenge gezagsverhoudingen en aan de eerbied die het volk voor dat gezag had. Het had een stand op te houden tegenover zijn onderdanen en dat kostte geld. Was het inkomen van zon hoge bestuurder te laag dan kon hij vanwege status en adat beschikken over onbetaalde arbeid en eigendommen van de bevolking. Nederlanders controleerden wel of ze niet te zwaar op bevolking drukten. In praktijk verrichten bevolking vaak meer diensten voor eigen bestuurders dan voorgeschreven. Het Indonesische bestuur had een moeilijke positie, ze moesten namelijk gezag uitstralen naar de bevolking toe en het oppergezag van de Nederlanders aanvaardden. Echter, Hollandse bestuursambtenaren moesten zich ook aanpassen. Westers ongeduld en westerse moraal afstemmen op Indonesische normen en waarden. Van hem werd geëist dat hij beschaafd, rechtvaardig en geduldig was. Hoofdstuk 2 Multatuli, uitvinder van de ethische koers die rond 1900 het koloniale beleid ging bepalen. Ethici vonden namelijk dat Nederland een schuld had tegenover de Indonesische bevolking wegens eeuwen van onderdrukking en uitbuiting. Volgens hen was het tijd Indonesiërs te laten delen in westerse welvaart en ontwikkeling. Westers onderwijs was daarbij van groot belang. Het was juist het westerse onderwijs aan Indonesiërs waardoor het Nederlandse gezag uiteindelijk zou verdwijnen. Dor hun toegenomen kennis kregen de Indonesiërs een scherper oog voor hun tweederangspositie in de koloniale maatschappij en beseften zij dat deze tweederangspositie pas zou verdwijnen als ze zich hadden bevrijd van Nederlandse overheersing. 2.1 Nederland breidt zijn gezag uit. Omstreeks 1870 ontstond er een verandering in Nederland. Particuliere kapitaalbezitters begonnen interesse te tonen om in Nederlands-Indie te beleggen. Met dit geld werden vooral landbouwondernemingen en fabrieken opgericht. Deze bedrijven hadden personeel nodig. Nederlanders voor het geschoolde en Indonesiërs voor het ongeschoolde werk. Nederlands personeel verdiende goed en bezat koopkracht, wat weer gunstig was voor bedrijven in Nederland die voor hun producten een markt in Nederlands-Indie zochten. Gaandeweg werd Nederlands-Indie voor Nederland belangrijk als afzet- en exploitatiegebied. Door internationale wedloop voor koloniën ging Nederland zijn koloniale gezag veiligstellen. Een grote militaire machtsontplooiing kwam hierdoor tot stand onder leiding van Gouverneur-generaal Van Heutz (1904-1909). Koninklijk Nederlands-Indisch leger (Zelfstandige koloniale troepenmacht met twee taken: - Nederlands-Indie verdedigen tegen buitenlandse vijanden - Tegen mogelijke Indonesische tegenstanders van het koloniale gezag optreden

Binnen enkele jaren werden laatste vrije vorsten onder Nederlands gezag gesteld. In 1910 was Nederlands-Indie als staatkundig geheel al praktisch voltooit. Onder een centraal bestuur verenigt. Met als basis een centraal geleid bestuursapparaat in Batavia, een modern communicatienetwerk en twee bestuurstalen; Maleis en Nederlands
Kenmerk van stormachtige westerse expansie was de opkomst van de vrije ondernemer (rond 1870). Overheidsondernemingen die zich toelegden op de verbouw en verwerking van winstgevende landbouwgewassen gingen over in particuliere handen. In Deli op Noord-Sumatra ontwikkelde zich een zeer winstgevende tabakscultuur die uit heel Europa ondernemers aantrok. Koninklijke Pakketvaart Maatschappij werd in 1891 opgericht om westerse producten in Indonesische Archipel te verspreiden en het afvoeren van landbouwproducten. De KPM groeide uit tot de grote vervoerder in Nederlands-Indie. Dankzij een uitgebreid net van scheepvaartlijnen. Nieuwe ondernemers trokken goedkope arbeidskrachten aan uit de plaatselijke dorpen, maar soms was dat een probleem. Er waren te weinig mensen. Nienhuys, die in 1863 als eerste in Deli met de teelt van tabak begon, was ook de eerste die Chinese koelies (inheemse arbeider, sjouwer, in Zuidoost-Azie. Vaak per dag ingehuurd voor zwaar en smerig werk in mijnen, havens en op plantages) uit Malakka wierf. Vaak werden de Chinese en Indonesische koelies als vee behandeld; zware lichamelijke straffen en vrijheidsberoving waren heel gewoon. Deze periode van westerse economische expansie leidde tot een uitbreiding van de overheidstaken. De overheidspolitiek was liberaal; ze wilde particuliere bedrijfsleven in kolonie bevorderen. Ook richtte de overheid haar aandacht op verbetering van het onderwijs voor de Indonesiërs. (behoefte aan geschoold Indonesisch personeel) Betere gezondheidszorg. (ondernemingen gebaat bij gezond personeel+ veel Europeanen wilde niet in Nederlands-Indie werken als gezondheidszorg minder was als ze gewend waren) 2.2 Ethische periode Tegen 1900 kreeg de liberale overheidspolitiek een ethischer karakter. Dit was een gevolg van de veranderende samenstelling van de koloniale samenleving. Door verbeterde economische vooruitzichten en de “westerse” modernisering van de maatschappij vonden steeds meer hoogopgeleide Nederlanders werk in Nederlands-Indie. Veel van deze nieuwkomers hadden een ander idee over het koloniale beleid dan het bestuur in Batavia en Den Haag. Nederland moest zijn schuld aflossen. Zij streefden naar deelname van Indonesiërs aan westerse technische en geestelijke vooruitgang. Indie moesten onder Nederlandse leiding tot ontwikkelde mensen worden opgevoed. Ethici beschouwden een sterk Nederlands gezag over archipel onmisbaar om die taak uit te voeren. Deze ethische taak werd inderdaad door overheid overgenomen door de brede maatschappelijke steun die deze opvattingen in zowel Nederland als in de kolonie kreeg. Er kwamen veel ethische plannen zoals gezondheidszorg, wegenaanleg, irrigatie in belang van de ondernemers in Nederlands-Indie. Voor de ethici was westers onderwijs HET middel om de traditionele Indische maatschappij toegankelijk te maken voor westerse ideeën en vernieuwingen. Westers onderwijs bestond al voor de elite. Maar de massa had er nog nauwelijks kennis mee gemaakt. De ethische overheid koos voor handhaving van het onderwijs aan de elite. De driejarige desascholen werden ingevoerd voor een eenvoudig onderwijs in dorpen. Voor de middengroep tussen de adel en de boerenbevolking kwamen Hollands-Indische scholen, die aansloten op het westers middelbaar onderwijs. Ook werd er beroepsonderwijs opgezet. Sommige van deze opleidingen gaven toegang tot het Nederlands universitair onderwijs. Vanaf 1920 aantal universiteiten in Nederlands-Indie. Ethische periode gekenmerkt door dadendrang en goede wil. In praktijk waren de plannen echter moeilijk. De ontwikkeling en de welvaart van de Indonesische massa bleek niet in het belang van de landbouwondernemingen met arbeidsintensieve productie. Ruime winstmarges konden Nederland alleen worden gehandhaafd met beschikking over goedkoop werkvolk. Ook aantallen industriëlen in Nederland verzetten zich; zagen Nederland de mogelijke opkomst van Indonesische industrie en nijverheid door westers geschoolde Indonesiërs als bedreiging van hun export. De overheid kreeg steeds meer de rol van scheidsrechter. Heen en weer tussen ethische uitgangspunten en gebondenheid aan Nederlands belang. 2.3 Opkomst van Indonesisch nationalisme Na 1900 begon de Indonesische samenleving te reageren op ethische maatregelen. Vooral het westerse onderwijs sloeg aan. Het gevolg van dit onderwijs waren, nieuwe klasse, intellectuelen en semi-intellectuelen. Ontevredenheid nam toe over Nederlands overheersende rol en eigen tweederangspositie. De ontwikkeling van het nationalisme door; - Kennis en ontwikkeling die ervoor zorgde dat men ontevreden was met overheersende rol en eigen tweederangspositie. - Japan, die oorlog met Rusland won in 1905, toonde aan dat Aziaten in moderne oorlog westerlingen konden verslaag. (Bewijs; eenheid maakt macht) - Eerste wereldoorlog die in Europa op slachting was uitgelopen maakte duidelijk dat er van “beschavende voorbeeld dat Europa in Azië gaf” weinig overbleef. - Russische Revolutie van 1917. In het begin was het nationalisme gematigd. Een voorbeeld was Boedi Oetomo (het schone streven). Deze vereniging (1908) streefde naar gelijkmatige ontwikkeling van de Javaanse bevolking dmv een combinatie van westerse kennis en Javaanse cultuur. De Indische Partij, 1911, Soewardi Soerjaningrat, stond voor gelijkheid en samenwerking tussen alle bevolkingsgroepen. Indie ontwikkelen zich tot een zelfstandige staat binnen een gemenebest (vrijwillige aaneensluiting van onafhankelijke staten) met Nederland. Nadat de partij zich kritisch had uitgelaten over het koloniale gezag, werden haar drie leiders verbannen naar Nederland. Terug van zijn verbanning bewees een van de leiders, Soerjanningrat, zijn grote belang voor het nationalisme door het oprichten van Taman-siswascholen. Deze behoorden tot de groep non-coöperatieve of wilde scholen. Sarekat Islam, 1912, eerst gematigd later antioverheid en antikapitalistisch. Joeg de Europese bevolking angst aan. Vandaar dat het Nederlandse gezag probeerde de politieke activiteiten van de Sarekat Islam met verboden te beperken. Rond 1919 ontstond binnen de partij een scheuring tussen marxisten en overtuigde islamieten, die deze massabeweging enorm verzwakte. De ISDV, opgericht in 1914 onder leiding van Sneevliet was een Socialistische verenigen die propaganda maakten voor de nationalistische partijen. Nadat Sneevliet en andere voormannen door verbanning of vertrek de partij niet langer leiding konden geven, werd zij in 1920 omgedoopt in PKI. Dit was de eerste communistische partij in Azië, die streefde naar een communistische staat. Zonder het te willen versterkte de koloniale overheid met haar beleid het radicale Indonesische nationalisme. Ethische plannen wekten bij veel nationalisten verwachtingen die in de praktijk door de tegenstand van Nederlandse ondernemers en conservatieve kringen niet of maar gedeeltelijk konden worden waargemaakt. De wereldcrisis van de jaren 30 maakte een eind aan de welvaart en bewees hoe kwetsbaar de economische positie van Nederlands-Indie was. Het bedrijfsleven werd hard getroffen. Taken als onderwijs, landbouwvoorlichting, volksgezondheid werden ingekrompen. Salarisverlaging, ontslag en werkeloosheid. Bezuinigingen door Gouverneur-genereaal de Jonge, conservatief die ethische politiek verafschuwde en onafhankelijke Indie afwees. Scherpe controle van de nationalistische beweging en perscensuur. Ontevredenheid heerste, door crisis, bezuinigingspolitiek en Nederlandse onverschilligheid t.o.v. de nationalistische doelstellingen. 2.4 Nieuwe nationalisten. Omstreeks 1927 kwam er een nieuwe generatie nationalisten. Deze generatie had drie doelen: 1. Alle nationalistische stromingen tot 1 nationalistische beweging maken. 2. Iedere medewerking aan de koloniale overheid weigeren. 3. De onafhankelijkheid van Indonesië doorvoeren. Oprichting van de PNI, 1927, Hatta en Soekarno, Nationalistische beweging Soekarno creëren non-coöperatie, onafhankelijkheid van Indonesië. Soekarno, leider van de PNI, opzwepend redenaar, kenner westerse politiek en maatschappelijke denkbeelden. Deze ideeën wist hij te verbinden met begrippen, personen en symbolen uit de wayang (Javaans toneelstuk) Hij won zo het volk voor het nationalisme. Men richtte zich op en gebruikte propaganda onder de plattelandsbevolking en onder leden van de vakbonden. In 1929 worden Soekarno en enkele andere leiders opgepakt en veroordeeld. Dit richtte schade aan in de PNI. Terug uit de gevangenis wijdde hij zich aan het herstel van de PNI, nu Partindo. Nu was er echter wel concurrentie van PNI-Baroe (nieuwe PNI) onder leiding van Soetan Sjahrir. Hij legde, net als Hatta, de nadruk op de opbouw van een stevige nationalistische organisatie, terwijl Soekarno meer heil verwachtte van massa-acties. In 1932-1933 maakte Gouverneur-generaal de Jonge eind aan de acties van Soekarno, Sjahrir, Hatta en werden ze verbannen. Sommigen gingen naar het concentratiekamp in Boven-digoel (Nederland concentratiekamp, in Nieuw-Guinea van 1926-47 bedoeld om politiek gevaarlijk geachte Indonesiërs om te brengen.) Vanaf dat moment mocht alleen binnen de ruimte die de overheid toestond politiek worden bedreven. De non-cooperatieve beweging bloedde daardoor dood, maar het nationalisme verdween niet. Gematigden kregen nu kansen, en veel non-copoperatieve werden nu ook maar gematigden. Zij stelden zich verkiesbaar voor Volksraad en konden daar hun politieke standpunten uiteenzetten. Petitie-Soetardjo, verzoekschrift uit 1936 van Volksraadlid Soetardjo aan de Nederlandse regering om binnen 10 jaar Indie een zelfstandige positie binnen het Koninkrijk te geven. De Volksraad nam petitie aan, maar het termijn van 10 jaar werd geschrapt. De petitie werd uiteindelijk afgewezen in 1938. Indie zou nog niet rijp zijn voor zelfstandigheid. Hierdoor werd in 1939 de GAPI (eenheidsbeweging onder Indo politieke partijen, om te komen tot Indo parlement) opgericht. Zij voerden propaganda voor volwaardig van het Indonesisch parlementair bestuur. Nationalisten wilden zich met dit verbond versterken door de dreiging van Tweede wereldoorlog. Sjahrir en Hatta spraken zich uit tegen het fascisme van Duitsland en Japan, maar dit hielp niets. Er zou geen sprake kunnen zijn van staatsrechtelijke verandering VOOR het einde van de oorlog. 2.5 Sinds de 2de helft van de 19de eeuw ontwikkelde Japan zich tot economisch en militair krachtige staat die voortdurend streefde zijn invloed in Azië te vergroten. Ook in Nederlands-Indie. voelde men deze dreiging. (Japanners lieten ook blijken in propaganda dat ze wilde dat Nederland-indie deel uit zou maken van Japans gedomineerd Zuidoost-Azie) Op 7 december 1941 val Japan Pearl Harbor, Malakka en Hongkong aan. Nederland verklaarde Japan als eerste de oorlog. Door deze blijk van solidariteit met Engeland en VS hoopte Nederland zoveel mogelijk steun te krijgen van de VS. In 1942 beheersten Japanse strijdkrachten het grootste deel van het vasteland van Zuidoost-Azie. Op 27 januari won Japan de slag om Javazee en later was geheel Nederlands-Indië in Japanse handen.
Hoofdstuk 3. Nederlands-Indië wordt Indonesië In 1936 neemt de Jonge afscheid als Gouverneur-generaal van Nederlands-indie. Op 17 Augustus 45 roept Soekarno de onafhankelijke republiek Indonesië uit. Japan had de Indonesiërs onafhankelijkheid beloofd, toen zij de oorlog tegen de geallieerden begonnen te verliezen. Die kwam er in 1945, na Japans overgave. Maar Nederland gaf zijn kolonie niet zomaar over. Na 4 jaar oorlogvoeren en onderhandelen droeg Nederland op 27 december 1949 de soevereiniteit over aan de Verenigde Staten van Indonesië. 3.1 Het Indische nationalisme was voor de japanners ondergeschikt aan hun ideaal van leiderschap van Japan over Azië. Echter, de Indiers mochten van de Japanners wel beperkte politieke activiteiten ontplooien op voorwaarde dat zij aan Japanse propaganda meewerkten. Ze hoopten zo meer steun te krijgen van de Indische bevolking. Veel Indische leiders werkten samen met de Japanners, en probeerden ondertussen Indie te versterken. Hun werk bracht met zich mee dat landgenoten overgehaald werden om slavenarbeid te doen voor de Japanners. Vele van deze Romoesja’s kwamen om. Japanners eisten zoveel rijst op dat er tijdens de bezetting, alleen al op Java, 2miljoen mensen stierven van honger. Nederlanders werden opgesloten in kampen, waardoor Japanners beroep moesten doen op Indonesiërs. Vaak deden ze dat uitstekend want het Indische zelfvertrouwen groeide. In 1942 zaten zon 40.000 Nederlandse krijgsgevangenen in Japanse kampen. KNIL militairen kregen hun vrijheid terug, maar de Zuid-Molukkers niet. Zij werden gezien als handlangers van de Hollanders. Als men zich niet aan regels houden werden ze gestraft en soms zelfs gedood. De medische zorg was verder minimaal. 3.2 In 1944 trad premier Koiso aan van Japan, hij toonde meer begrip voor de onafhankelijkheidsbewegingen in Zuidoost-Azie. Op 7 september 1944 zegt hij Indonesië officieel de onafhankelijkheid toe. Op 7 Augustus 45 (dag na eerste Amerikaanse atoombom op Hirosjima) besloot Japan Comité ter voorbereiding van de Indonesische onafhankelijkheid op te richten. Soekarno en Hatta voorzitter en vice-voorzitter. Na 18aug zou Japan Indie afhankelijkheid verlenen. Daar kwam echter niets van terecht doordat Japan op 15 aug capituleerde. De geallieerde opperbevelhebber, MacArthur, stelde de Japanners verantwoordelijk voor de handhaving van orde en gezag in Indië tot de komst van geallieerde troepen. Veel nationalisten dachten dat met komst geallieerden de onafhankelijkheid gevaar liep. Zelf uitroepen? Ook pedoema’s (opstandige jongeren) dacht zo. Maar Soekarno en andere wilde de Japanners niet op de proef stellen. (Ze wisten dat Japanse militaire autoriteiten Indië haar onafhankelijkheidsverklaring in strijd vonden met de belofte aan MacArthur om status-quo in Indo te handhaven.) Pemoeda’s ontvoerden Hatta en Soekarno om tot afkondiging te dwingen. Beiden weigerden eerst, maar bereikten overeenstemming met Japanners. Kon uitgeroepen worden als Japanners er officieel niks van wisten en rust en orde gehandhaafd bleef. Uit angst, dat onafhankelijkheid niet door westen erkend zou worden, vermoorden ze de pas uit het kamp bevrijdde Nederlanders en leden van pro-Nederlandse bevolkingsgroepen. 3.3 Nederlandse autoriteiten waren verrast door de Japanse overgave en het uitroepen van de onafhankelijkheid van Indie. Ze wilden het gezag herstellen, maar afhankelijk van de geallieerden, vooral Engelsen ging dit niet door. Eind 1945 kwamen Brits-Indische troepen aan in Batavia om de oorlog herstellen en de Japanners te ontwapenen. Luitenant Gouverneur-generaal Van Mook arriveerde ook in Nederland-indie. In tot Djakarta omgedoopte Batavia waren overal anti-Nederland leuzen te lezen, in het engels. Bewapende pemoeda’s hielden officiële gebouwen bezet. Hard optreden van Nederland was niet mogelijk want ze hadden er te weinig troepen voor. De Engelsen sympathiek t.o.v. Indonesie maar erkenden in oktober toch Nederlands gezag, op voorwaarde dat de Nederlanders gingen onderhandelen over staatkundige toekomst van het land. Ook de VS wilde geen herstel koloniaal verhoudingen. Ze denken dat het het communisme zou aanwakkeren in Zuidoost-Azie. Nederland moest hier rekening mee houden, wilden ze de steun uit VS voor naoorlogse wederopbouw niet verspelen. Als basis voor de onderhandelingen met de republikeinen wilde Van Mook dat Nederland een federatie van Deelstaten zou vormen, de VSI, waarover Nederland tijdens de overgangsperiode het oppergezag zou uitoefenen. De VSI zou samen met Nederland deelgenoot worden in het Koninkrijk. Geplande deelstaten; Java, Sumatra, Borneo en Oost-Indonesie. In maart 1946 krijgt Van Mook, Sjharir (belangrijkste republiek onderhandelaar) met Engelse bemiddeling zover dat de Indonesische delegatie naar Nederland zou komen voor verder overleg. Dit mislukte echter door meningsverschillen over de positie van de Indonesische Republiek binnen de federatie en uit angst van de Nederlandse regering om te veel toe te zeggen. In Oktober 1946 werd het hervat. (intussen begon Van Mook met het uitvoeren van het deelstatenplan) Onderhandelingen leverden Akkoord van Linggadjati op (Overeenkomst, nov 46 Nederland-Republiek Indonesia) waarbij Nederland o.a. - Het gezag van Republiek over Java en Sumatra erkende - Nederland en Republiek samen werken bij de vorming van de VSI
De VSI zou gaan bestaan uit de Republiek, Borneo en Oost-indo. Nederland, Suriname, Curacao en VSI zouden samen een unie gaan vormen met Nederlandse koningin aan hoofd. Echter, de Nederlandse regering wilde het bereikte akkoord niet tekenen voordat er was overlegd met de Nederlandse onderhandelaars. In Indonesië groeide het wantrouwen over Nederland, maar toch ging de Republiek in maart 1947 akkoord. Maar uitvoering gebeurde niet. De republikeinse troepen schonden vaak de in 1946 overeengekomen wapenstilstand. Ook verwierp de republikeinse regering haar ondergeschikte positie tijdens de overgangsperiode. Nederlandse twijfelde of de republiek het akkoord wel wilde invoeren. De aangegroeide troepenmacht van 150000 man koste Nederland veel geld en de economische toestand op Java en Sumatra waren zeer slecht. Daarom maakte Nederland de eerste politionele actie tegen de republiek. Hierbij veroverden ze belangrijke industrie- en plantagegebieden in de hoop de export weer op gang te brengen en de Nederlandse schatkist weer te vullen. (de politionele actie was een succes, maar de oplossing van het conflict was ver te zoeken). De regering in Den Haag verbood de verovering van het Republikeinse regeringscentrum Yogyakarta. Dit zou voor Nederland een breuk betekenen tussen de KVP en de PvdA. Op last van de Veiligheidsraad komt er op 4 augustus een wapenstilstand. De VN stelde de Commissie van Goede Diensten aan, die moest bemiddelen. Hierin begon de VS een steeds belangrijkere rol te spelen. Dit leidde in 1948 tot een nieuwe overeenkomst tussen Nederland en de Republiek op het Amerikaans oorlogsschip Renville. De Republiek leek hierbij verzwakt, Nederland mocht bijv. nieuwe deelstaten vormen op pas veroverd gebied. Van Mook installeerde in maart 1948 een voorlopige federale regering waarin de Republiek niet werd opgenomen. Echter, de Nederlandse minister Stikker was het daar niet mee eens. Hij vreesde een militair conflict als de republiek niet werd opgenomen in deze regering. Maar volgens de regering in Den Haag moest de republiek eerst hun schendingen van de wapenstilstand beëindigen. De regeringsdelegatie moest hierop aandringen bij de republikeinen, maar dit mislukte. Het gevolg hiervan was dat Nederland de Reveilleovereenkomst opzegde en de tweede politionele actie inzette. De Nederlandse troepen veroverden daarbij het grootste deel van het republikeinse gebied. De hoofdstad Djokjakarta viel en Soekarno, Hatta en Sjahrir werden gevangengenomen. Alle militaire doelen werden bereikt, maar de actie verzwakte wel de Nederlandse internationale positie. Dit bleek toen de Veiligheidsraad op aandringen van VS de resolutie aannam waarin staakt-het-vuren en onmiddellijke vrijlating van de Republiekeinse leiders werd geëist. Indonesische veroordeelde de aanhangers van de Nederlandse deelstatenpolitiek en de Nederlandse militaire actie en uitsluiting van de Republiek van de voorlopige federatieve regering. Het Indonesische leger slaagde er niet in de Nederlandse troepen te verdrijven, en Nederland lukte het niet het de sterker wordende Indonesische guerrilla te beteugelen. Het gevolg hiervan was dat Nederland steeds meer vliegtuigen en artillerie in de strijd gooide, waar veel burgers de dupe van werden.
3.4 Door grote druk werd Nederland gedwongen opnieuw te onderhandelen en de Indonesische leiders vrij te laten. Onder leiding van UNCI, de opvolger van de GGD, volgden besprekingen tussen de Nederlander Van Royen en de Indonees Roem. Deze besprekingen leidden tot akkoord. Hierbij de onvoorwaardelijke soevereiniteit aan de VSI overgedragen. Bij de RTC zouden de voorwaarden worden opgesteld waarop Nederland en de VSI uit elkaar zouden gaan. Belangrijk op de RTC was de externe zelfbeschikking. In het akkoord van linggadjati was daarin opgenomen dat voor een gebied dat niet of nog niet tot de VSI wilde behoren, een bijzondere verhouding tot die VSI en Nederlandse Koninkrijk mogelijk was. Het ging hierbij voornamelijk om Minahasa (deel Celebes) en de Zuid-Molukken. Beiden wilden door middel van een staatkundige band met Nederland verbonden blijven. Op de RTC wilde echter geen van de Indonesische delegaties dat externe zelfbeschikkingsrecht toestaan. Dit was een teleurstelling voor de inwoners. Ook al omdat hun vertegenwoordigers niet tot de conferentie werden toegelaten. Het lukte Nederland om Nieuw-Guinea buiten soevereiniteitsoverdracht te houden. In 1949 was de overdracht, maar was de strijd nog niet afgelopen. Dat was pas in 1962 bij het einde van het Nederlands gezag over Nieuw-Guinea. Nederland weigerde Nieuw-Guinea aan de Indonesische regering over te dragen, uit onvrede over het verlies van Nederlands-Indie en het beleid van de Indonesies eerste president Soekarno. De VS ging zich bemoeien met het conflict uit angst dat de Sovjetunie zich ermee ging bemoeien. Onder hun druk stond Nederland het bestuur over Nieuw-Guinea af aan VN die het binnen 1 jaar aan Indonesië overdroegen. In 1963 werden de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Indonesië hersteld. 3.5 De Soevereiniteitsoverdacht bracht problemen met zich mee. De Zuid-Molukken behoorden namelijk tot de deelstaat Oost-Indonesie. Maar na de overdacht plaatste de regering Djakarta in deelstaten onder haar gezag. De VSI werd een eenheidsstaat. Ook oost-Indo werd opgeheven. Zuid-Molukkers zagen daarin een poging van Djakarta om het gebied te overheersen. Ze voelde zich echter in steek gelaten door Nederland, want ze hadden zich namelijk altijd ingezet voor Nederland en kregen hier nu niets voor terug. In Juli 1950 werd de KNIL opgeheven. Zuid-Molukse militairen moesten kiezen tussen demobiliseren (uit krijgsdienst ontslaan) of overgaan naar het Indonesische regeringsleger. De meeste Zuid-Molukkers wilden demobiliseren op Molukken, maar de Indonesische regering verbood dat. Na dit verbod weigerden de Zuid-Molukkers om op Java dienst te verlaten. In het najaar van 1950 spanden de Zuid-Molukse militairen kort geding aan tegen de Nederlandse staat om te verhinderen dat ze onvrijwillig zouden worden gedemobiliseerd in Indonesie. Dit wonnen ze en daardoor kwamen in 19521 vele Zuid-Molukse-militaire met hun gezinnen naar Nederland. Hun verblijf, wat ze niet wilden, werd gezien als tijdelijk, maar werd permanent. Veel van hen willen nog steeds vrije RMS,. Tussen 1946-64 maakten 300000 Indo-europeanen de overtocht naar Nederland. De meeste door de ellendige ervaringen tijdens de bersiap-periode of door de slechte maatschappelijke vooruitzichten in Indonesië. Ze probeerden zich aan te passen aan de Nederlandse maatschappij alleen ze kregen niet veel begrip. Veel Indonesiërs vinden dat Nederland met zijn kritiek in de oude rol kruipt als de overheersers van Indonesië en vinden dat ze Indonesië niet moeten vertellen wat ze wel/niet moeten doen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.