Na 1945 was er samenwerking nodig. Zo ontstond er consensus. Consensus betekent overeenstemming. Er moest overeenstemming zijn omdat:
• Voor de wederopbouw
• Men is bang voor herhaling van de jaren 30 (werkloosheid)
• Nederlands-Indië was niet meer van Nederland
• Men moest moreel verval van de bevolking tegengaan.
Men was bang dat de mensen geen normen en waarden meer hadden door de oorlog en de industrialisatie. De samenleving was verzuild:
• Mensen in de zuil hebben zo min mogelijk contact met de mensen buiten hun zuil
• Mensen in de zuil waren trouw en gehoorzaam aan hun leiders
• De leiders/eliten van de zuilen hadden veel overleg, en zij maakten de afspraken.
Hokjesgeest = iedereen hoorde bij een bepaalde groep met betrekking tot geloof en inkomen. Men wist dat van elkaar.
Sociaal beleid in de jaren 50 in Nederland
Er was een actieve gezinspolitiek: veel aandacht voor huwelijk en gezin. Het gezin was de kern van de samenleving(hoeksteen van de maatschappij).
Ideale gezin van de jaren 50:
Vader: werkt buitenshuis, verdient de kost, is het hoof van het gezin.
Moeder: huisvrouw, opvoedster, gehoorzaam aan de man.
Kinderen: luisterden naar ouders, trouw aan het gezag, jongens moeste beroep leren en meisjes moesten zich voorbereiden op het huishouden.
De economische ontwikkeling die bijdroeg aan de verandering van h\de samenleving eind jaren 50/60:
De industrialisatie politiek wierp rond 1955 zijn vruchten af:
• Nederland werd een modern industrie land.
• Schaalvergroting
• Meer mensen in de commerciële dienstverlening
• Meer mensen werken bij de overheid
• Lonen gaan stijgen (1963 explosie)
• Meer vrije tijd
• Verstedelijking
• Meer kennis
• Meer autogebruik
De culturele ontwikkeling die bijdroeg aan de verandering van de samenleving eind jaren 50/60:
• Tv evenredigheidsbeginsel; iedere groep krijg zijn deel evenredig naar de grote van de groep (bv. Zendtijd.
Afkortingen van de partijen:
ARP: anti-revolutionaire partij
KVP: Katholieke volkspartij
PvdA: Partij van de Arbeid
VVD: Volkspartij voor vrijheid en democratie
CHU: christelijk-historische unie
SGP: Staatkundig gereformeerde partij
GPV: gereformeerd politiek verbond
CDA: Christen democratisch Appèl
Waardoor emancipatie van de jongeren jaren 60/70:
• Jongeren hadden meer geld
• Jongeren kregen meer onderwijs (afstand tot de ouders werd groter)
• Langzamerhand werden de oude opvoedingsmethoden losgelaten
• Meer respect van ouderen voor jongeren
Mei 1965: provobeweging Amsterdam.
Provoceren = provocatie = uitdagen.
De provobewegingen steden voor:
• Uitdagen van de gezagsdragers (burgemeester/politie)
• Tegen de maatschappij
• Voor vrijheid, gelijkheid en creativiteit
• Provoceren van het klootjesvolk
• Tegen de preutsheid
• Voor een goed milieu
De provo’s provoceerden door ludieke acties onder leiding van Robert Jasper Grootveld. Het waren acties tegen de tabaksindustrie. De gezagsdragers konden er weinig vat op krijgen.
16 maart 1966: Huwelijk in Amsterdam van Beatrix en Claus. De provo’s grepen hun kans, en trakteerde ze op rookbommen. Er ontstonden rellen, en het liep uit de hand.
Mei 1967: De provo’s vonden dat de lol ervan af was, en de beweging werd opgeheven.
Studenten: wilden meer invloed op het bestuur / beleid / onderwijs. Daarom bezette zij het maagdenhuis.
Voorgezet onderwijs: inspraak voor leerlingen, dus egalitaire gedragsvormen.
Eind jaren 60: kabouterbeweging werd opgericht. Het was een antiautoritaire beweging en ze probeerde hun standpunten kracht bij te zetten doormiddel van ludieke acties.
Kraakbeweging: tegen speculanten en tegen de stadsvernieuwing.
Reacties van de autoriteiten (gezagsdragers) op de vormen van verzet:
Bij de provo’s: Hard terug slaan. Verstoring van de orde konden ze niet tolereren.
Later krijg je steeds meer een tolerantere houding van de gezagsdragers:
• Flexibeler reageren
• Gesprekken
• Meer inspraak
• Minder autoriteit
Burgerlijke ongehoorzaamheid: het overtreden van wettelijke regels om veranderingen te krijgen. Deze ongehoorzaamheid werd getolereerd door de overheid mits er geen schade was.
Vrouwen emancipatie:
1. Na 1955 ging het goed met de Nederlandse economie. Er kwam een tekort aan arbeidskrachten. De vrouwen moesten daarom worden ingeschakeld.
2. opkomst van de pil (1963)
De katholieke kerk was tegen de pil. Bisschop Bekkers zei dat geboorte regeling en gezinsgrootte een persoonlijke kwestie was.
3. Opkomst van de huishoudelijke apparatuur. (wasmachine, stofzuiger, enz)
4. verbetering van het onderwijs voor vrouwen. Vrouwen hoefden niet meer alleen naar de spinazieacademie(huishoudschool).
1967: Joke Kool Smit schreef het artikel “het onbehagen van de vrouw”. Veel vrouwen herkende zich hierin. Dit was het beginpunt van de tweede feministische golf.
1968: oprichting van de man vrouw maatschappij (MVM):
• Vrouwen moesten emanciperen, gelijke rechten krijgen als de mannen.
• De mannen moesten mee emanciperen en de vrouwen helpen met de emancipatie
• De hele maatschappij moest veranderen
1970: Dolle mina’s; wilde een eind maken aan de achterstelling van vrouwen via radicalere acties / ludieke acties op straat. Ze kregen veel media aandacht door de actie “baas in eigen buik.
Na twee jaar was er alleen nog de werkgroep “wij vrouwen eisen”.
Vanaf 1971 waren er illegale abortusklinieken. Ze werden gedoogd. Eigenlijk was het niet volgens de wet, maar men zag het door de vingers
1976: Groep van Agt in de bloemen horen kliniek.
1981: wordt abortus toegestaan onder voorwaarden. Het bleef wel verboden in het wetboek van strafrechten.
Waardoor werden deze veranderingen in de media gestimuleerd?
1. Door ontzuiling, schaalvergroting en fusies bij de dagbladondernemingen
2. Vercommercialisering van de media na 1965. Het verzuilde omroepbestel werd opengegooid.
3. Tv werd in de jaren 60 een massamedium met veel actualiteiten programma’s en politiek.
4. beter opgeleide journalisten
Hoe kwamen de media in botsing met de gezagsdragers?
• Eerste groep botsing: ontstond door het satirische programma “Zo is het toevallig ook eens een keer” van de Vara.
• Progressieve kranten en tijdschriften namen midden jaren 60 stelling tegen de autoriteiten. Zij voelden zich verwant met de opstandige jongeren.
• De tv dramatiseerde en versterkte de rellen in Amsterdam.
• De tv op het binnenhof versterkte de spanning met de gezagsdragers (1966 nacht van schmeltzer).
• De media zorgde ervoor dat onbespreekbare zaken op de politieke agenda kwamen te staan, zoals: abortus, homofilie, milieu en derde wereld.
• In de jaren 20 kregen de media een belangrijke rol in het bepalen van de opinie rond kwesties waar het gezag van de overheid ter discussie stond.
Hoe reageerden de gezagsdragers?
• Politieke tradities veranderden
• Politieke strijd werd persoonlijker
• Meer politieke programma’s
• Aanstellen van persvoorlichters
• Communicatietrainingen voor de gezagsdragers
In midden jaren 60 werden de media steeds belangrijker vanwege toename van het aantal zwevende kiezers. Media en politiek hadden elkaar nodig.
Let op: 1966: Nacht van schmelzer (leider kvp). Niet in 1967 zoals in het boekje staat!!!
Kabinet Cals: kvp / arp/ pvda valt na een nacht debatteren op tv.
• De politici vallen van hun voetstuk
• Het is het begin van denken dat politici onbetrouwbaar zouden zijn.
• Begin van polarisatie in de politiek.
Na deze nacht komen er nieuwe partijen zoals D66.
D66 wilde een participatie democratie(burgers moeten meer meedoen):
• Gekozen burgemeester
• Gekozen minister-president
• Verzuilde systeem sillen ze niet meer
• Willen twee blokken: conservatieven en progressieve
• Willen een districtenstelsel
Nieuwe groep:
Jongeren van de pvda worden actief en richten een eigen partij op. Ze willen een zwaai naar links.
1968: Politieke Partij Radialen (PPR) Waren linkse kvp’ers die de kvp te rechts vonden.
Progressief akkoord: samenwerking pvda, ppr en d66. Er komt een schaduwpolitiek.
REACTIES
1 seconde geleden