Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 6

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1387 woorden
  • 12 oktober 2007
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Module 6. De weg naar de Hemelse Vrede.

221 v. Chris. Tot 1911 Chinese keizerrijk.
1.3 miljard mensen.
1949 – 1989 veelbewogen jaar voor China.

Totalitarisme: Een volledige beheersing van staat en maatschappij vanuit één centrum. Het gaat daarbij niet alleen om de beheersing van de bestuursinstellingen, maar ook om het doorwerken van één ideologie in de samenleving.

1.De erfenis van het verleden.
1.1 kenmerken van de traditionele samenleving.

Streven; 5 generaties onder 1 dak.

Vijf menselijke relaties: Voorschriften waarin was vastgelegd hoe mensen zich ten opzichte van elkaar dienden te gedragen. Deze gedragsregels worden toegeschreven aan Confucius.
De Vijf menselijke relaties;
1. Heerser – onderdaan.
2. Vader – zoon
3. oudere broer – jongere broer.
4. man – vrouw
5. vriend- vriend.

Het Chinese Keizerrijk was de eerste staat die op een bureaucratie van ambtenaren steunde.

Sinocentrisme: De visie waarin China het middelpunt van beschaving vormde met daaromheen staten die, naarmate ze verder van China aflagen, steeds onbeschaafder werden gevonden.

Afzondering China van de wereld tot in de 19e eeuw.

Verdragshavens: Chinese kuststeden waarin de Engels (en later ook asndere landen) vrij handel mochten drijven en die onder Engels gezag en wetgeving vielen.

1. Keizer.

2. Ambtenaren/geleerden.
3. Boeren.
4. Ambachtslieden
5. kooplieden.

Kooplieden onderaan; zij verdienden geld aan wat anderen maakten.
De boeren onder de ambtenaren; landbouw belangrijke activiteit.

1.2 De val van het keizerrijk en de overwinning van de communisten.

Als gevolg van binnenlandse opstanden, buitenlandse druk, grote hongersnoden en een zeer bureaucratisch en corrupt regeringsstelsel verzwakte het keizerrijk steeds verder.

1911: Opstand van legerofficieren.
Het kind-keizertje Puji. Deed 4 maanden later troonafstand.
China werd een republiek met sun Yatsen als voorlopig president.
1911: val keizerrijk.

Sun Yatsen was leider van de revolutionaire Liga, de later Guomingdang of Nationalistische partij.

Warlords: Provinciale militaire machthebbers die elkaar bestreden nadat er een machtsvacuüm was ontstaan na de val van het keizerrijk in 1911.


1e W.O.(1914-1918) Japan veroverde de Duitse bezittingen in China.
China bleef na de oorlog in Japanse handen met goedkeuring van de westerse mogendheden.
China voelde het als verraad westerse wereld.
Chinese intellectuelen antiwesters en anti-Japans.
Zij wilden wel afschaffing familiestelsel en verbetering positie vrouw.
Dit moest wel gebeuren met goed onderwijs voor het volk.
De Chinese taal werd vereenvoudigd.

Ook de communistische ideeën vanuit het Westen drongen door naar China.
1921: oprichting de Communistische Partij China CPC.
Samenwerking van CPC en GMD volgens Russische communisten.
Enkele Chinese communisten; Mao Zedong nadenken en experimenteren met boerencommunisme.

Boerencommunisme

Communistische soldaten hielpen de boeren, communistische organisaties werden opgericht, eenvoudige boeren geschoold en er werd een begin gemaakt met landverdelingen.

1934: Mao Zedong leider CPC, de CPC koos vooral op de boeren te steunen na een interne strijd.


1925: Sun Yatsen dood, Chiang Kaishek leider van de GMD (Guomingdang)
1923-1945; CPC en GMD 3 keer geprobeerd samen te werken tegen de gezamenlijke vijand Japan.

De partij de GMD ontwikkelde zich meer en meer tot een partij van de rijken die door corruptie en de wreedheid van haar soldaten de band met de bevolking verloor.
Chiang Kaishek werd een dictator.

Vanaf 1900; Japanners hadden speciale rechten in de provincie Mantsjoerije.
Rechten zoals: sporen aanleggen.
Meer economische voordelen uit het gebied,
1931; verovering gebied Mantsjoerije.
Japanse agressie werd steeds heviger.
1937; volledige oorlog.
1937; begin 2e W.O. voor China.

Guerrillatactiek: Tactiek waarbij de vijand wordt aangevallen door kleine groepen wanneer en waar deze zwak is en wordt ontweken waar een wanneer deze sterk is.

GMD sterker door guerrillatactiek.
De communisten goed georganiseerd en niet corrupt.
1945; Japan was gedwongen om zich over te geven.
De communisten en de GMD begonnen een wedloop om het gebied dat de Japanners bezet hadden gehouden.

Burgeroorlog die 4 jaar duurde.
1 oktober 1949 riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit.

2. Geloof in een nieuw China. (1949 – 1957)
2.1 De economische ontwikkeling.

1949; communistische partij aan de macht.
Er werd meteen een begin gemaakt met de verdeling van het land onder de boeren
Landhervorming: Herverdeling van het grondbezit onder de boeren, in China uitgevoerd na 1949.
1950-1953 46.6 miljoen hectare grond werd verdeeld onder 300 miljoen boeren.
De productie steeg.
Het was economisch een succes.
Het was maar tijdelijk
Partijen rond Mao Zedong wilde een snelle collectivisatie.

Collectivisatie: De landbouwgrond en de productiemiddelen worden collectief eigendom; het land wordt in productieteams bewerkt.

Het land moest dus snel gemeenschappelijk bezit worden, anders zou je een nieuwe klasse van rijke boeren krijgen.

1953; geleidelijke collectivisatie.


1953-1957 vijfjarenplan.
Vijfjarenplan moest voor snelle industrialisatie zorgen.

Dit plan bleek alleen niet geschikt voor China.
• De industrialisatie leidde tot een snelle groei van de bevolking in de steden.
• De Chinese bevolking werd te groot in relatie tot de voedselopbrengsten.
• China had nauwelijks mogelijkheden tot landbouwareaal uit te breiden.
• De boeren kregen van de staat lage prijzen voor hun voedselleveranties en waren niet erg geïnteresseerd in hogere opbrengsten.
• Ook moest voor de sovjethulp een hoge prijs worden betaald, omdat alle leningen moesten worden terugbetaald.

De mensen die zich tegen de CPC keerden werden tot klassenvijanden bestempeld en uitgeschakeld.
Klassenvijanden: Mensen die volgens de Chinese Communistische Partij niet wilden meewerken aan de opbouw van de communistische staat.

Liberalen en linkse groeperingen werden met andere woorden gedwongen tot samenwerking met de CPC want met de GMD wilden ze allang niets meer te maken hebben
De macht werd verdeeld over de partij, de regering en het volksbevrijdingsleger.


Parallelle machtsstructuur: Politiek-bestuurlijk stelsel waarin de staat- en partijorganisaties formeel gescheiden zijn, maar in iedere bestuurslaag er veel personele overlapping is.

Massaorganisaties: Een organisatie waarvan iedereen lid behoorde te zijn en die werd beheerst door de Communistische Partij.
Massacampagne: Een periode van grote activiteit waarbij de gehele bevolking werd ingeschakeld om een bepaald doel te bereiken.

1951 en 1952 de Drie-anti en Vijf-antibewegingen.
In de Drie-antibeweging waren ambtenaren die nog onder de GMD hadden gewerkt het doelwit.
In de Vijf-antibeweging onderzochten arbeiderscomités het verleden van hun eigen baas.

1956; Mao startte een bijzondere campagne.
De Laat honderd bloemen bloeien, laat honderd scholen wedijveren campagne.
Gedachtehervorming door arbeid: Politiek waarbij mensen door zware lichamelijke arbeid moesten leren inzien dat zij verkeerde gedachten hadden over de Communistische Partij.

2.2 De sociale ontwikkeling.
1949 – 1953
alles ging goed, ook wel witte broodsweken van China genoemd.

Klassenstatus: Een indeling in klassen op basis van bezit, na 1949 ingevoerd door de communisten om het bezit opnieuw te verdelen. Deze klassenindeling bleef na de herverdling bestaan om mensen die de Communistische partij lastig vond, een negatief etiket op te plakken.

Danwei: De sociale eenheid waartoe Chinezen behoren. De eenheid is de plaats waar je woont en werkt en die zorgt voor toewijzing van een woning, goederen en werk.


3. Hoe Yoekong de bergen verzette.
3.1 Economische ontwikkeling 1957 – 1976.

3 problemen.
• De toenemende werkloosheid, vooral in de steden.
• De landbouw kon de kosten van verdere groei van de industrie niet opbrengen.
• Mao was bang dat net als in de Sovjetunie ook in China een nieuwe bevoorrechte klasse van technische geschoolden zou ontstaan.

Gigantische campagne; De grote sprong voorwaarts.

De mislukking van de grote sprong voorwaarts
1957 – 1958 het starten.
1958-1961 de 3 bittere jaren waarin 30 miljoen mensen in omkwamen.
Oorzaken hongersnood:
• Verkeerde zaaimethoden.
• Niemand durfde Mao te melden dat zijn landbouwmethoden rampzalig waren.
• Lokale leiders gaven record-oogsten op.
• Boeren moesten staal produceren of irrigatiekanalen graven.
• Bomen werden gekapt voor de hoogoventjes, men kreeg te maken met erosie en had te kampen met overstromingen.

1966 – 1976 jaren van economische groei , zowel in landbouw als industrie.


3.2 De politieke ontwikkeling.

Fractiestrijd: Binnen de Chinese Communistische partij bestaande groepen van hoge partijfunctionarissen die onder elkaar een machtsstrijd uitvechten.

1976: Dood Mao Zedong.
Persoonsverheerlijking: Propagandacampagne waarin een leider kritiekloos wordt opgehemeld.

Rode gardisten: Jongerengroepen tijden de Culturele revolutie. Zij werden opgezweept om af te rekenen met ‘alles wat oud was’ en zich volledig in dienst te stellen van Mao Zedong.

Stedelijke of plattelandsregistratie: Een verblijfsvergunning voor de stad of het platteland waaraan bepaalde rechten waren verbonden, zoals het recht op werk, woning en voedselbonnen.

Conformisme: Aanpassing aan heersende opvattingen; uiterlijk gedragen mensen zich zoals van hen wordt verwacht.

De vier moderniseringen: Het programma van Deng Xiaoping voor moderniseringen van de landbouw, industrie, wetenschap en technologie en defensie.

Deng xiaoping: het maakt niet uit of de kat zwart of wit is, als de muis maar gevangen word.

Verantwoordelijkheidsstelsel: De landsbouwhervorming na 1984 waarbij de boeren het land in pacht kregen en zelf verantwoordelijk werden voor de bewerking en de opbrengst van het land.

Ijzeren rijstkom: Door de staat levenslang gegarandeerde rechten op een baan, huisvesting en sociale voorzieningen.


Vijfde modernisering: De modernisering van het politieke stelsel die in de Vier moderniseringen ontbrak.

Littekenliteratuur: Chinese literatuur die na de dood van Mao Zedong opkwam, waarin schrijvers in hun verhalen misstanden uit het Mao-tijdperk verwerkten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.