China (Hoofdstukken 1, 2 en 3)
Hoofdstuk 1:
§ 1.1 Meester Kong
Confucius, een Chinese wijsgeer, leefde van 551 v. Chr. tot 479 v. Chr. en verkondigde aan ieder die het horen wilde, samen met zijn discipelen en andere aanhangers, zijn leer verkondigde. In de tijd dat Confucius leefde was China onderverdeeld in verschillende staten, elk met een eigen vorst. Tussen alle staten was constant oorlog, en ook de staten zelf werden door burgeroorlogen verscheurd. Die periode, van ongeveer 500 tot 221 v. Chr., wordt het tijdperk van de Strijdende Staten genoemd. Volgens Confucius (Connie) was er tijdens de Zhou-dynastie (ca. 1000 v. Chr.) welvaart en vrede, omdat een wijs en deugdzaam vorst regeerde. Ook kende iedereen zijn of haar plaats in de maatschappij en werden de juiste omgangsvormen nageleefd. Connie pleitte daarom voor een terugkeer naar die periode. Volgens hem waren er 5 soorten relaties, waarin de hogere de lagere de deugd van “ren” (liefde) gaf, en de lagere de plicht “yi” (dat hij/zij de hogere zou dienen). De 5 relaties waren:
I - Tussen vorst en onderdaan. Onderdanen zijn trouw aan de vorst; vorst doet zijn best om het land zo goed mogelijk te regeren. II – Tussen vader en zoon. De zoon was verplicht de vader de juiste liefde geven en het juiste gedrag te tonen (kinderlijke piëteit). De vader op zijn beurt moest een zo goed mogelijke vader zijn. III - Tussen man en vrouw. De vrouw moest de man gehoorzamen. Als haar man overlijdt, gehoorzaamt ze haar oudste zoon. IV - Tussen broers. De jongere moest de oudere broer respecteren. V - Tussen vrienden. De relatie tussen vrienden moest berusten op wederzijds vertrouwen.
§ 1.2 Het confucianisme en de staat
Tijdens de Han-dynastie werd het confucianisme de staatsideologie. In plaats van keizers te kiezen naargelang hun deugdzaamheid, ontstond er een geboorterecht: volgens het Hemels Mandaat (*zonnestraal + engelenmuziek* he, Eline?) kreeg de keizer volmacht om het volk te regeren. Als er wanorde ontstond was dit een teken voor het volk dat de keizer afgezet moest worden, en een nieuwe keizer aan de macht geholpen moest worden. Eerst werden ambtenaren gekozen uit de grootgrondbezitters, maar 1000 jaar later moest je het confucianisme bestudeerd hebben om ambtenaar (mandarijn) te worden. In de praktijk was deze kennis niet nodig: de mandarijnen probeerden de maatschappij gewoon zo goed mogelijk draaiende te houden, zodat ze niet werden afgezet door het volk.
§ 1.3 Confucianisme en het volk
Hoe werkte het confucianisme in de praktijk?
* Connie maakte een indeling van vier groepen: - Ambtenaren - Boeren (de grootste groep – zo’n 90%) – Ambachtslieden - Handelaren (stonden zeer laag in aanzien– werden beschouwd als oplichters)
De boeren hadden het het zwaarst, omdat ze veel belasting moesten betalen en de zwaarste lichamelijke arbeid verrichtten.
* Connie en de familie: - Individualiteit was niet belangrijk - De familie was een eenheid, net zoals het volk een eenheid (moest) vormde (vormen). - Binnen de familie waren relaties II, III en IV belangrijk. De vrouw was ondergeschikt aan haar man, maar ook aan haar oudste zoon. De ingebonden voetjes van een vrouw waren symbool van haar onderworpenheid en ook een schoonheidsideaal.
§ 1.4 Ontsnappingswegen
Het confucianisme hield de samenleving in alle opzichten in een wurggreep. Vergelijkbaar:
? Nationaal Socialisme [Hitler] ? Gleichschatting ? Iedereen op dezelfde manier laten denken. ? Communisme [Lenin & Stalin] ? Gelijkheid & Collectivisatie ? In de praktijk niet. ? Breznjev ? de nieuwe Sovjet. ? Liberalisme ? Laissez-faire (laat maar waaien) ? Economische wetten horen het land te regeren; de staat mag niet ingrijpen.
Het taoïsme was een ontsnappingsmogelijkheid; volgens het taoisme heeft iedere mens een oerkracht, een tao. Het tao zou afsterven door te veel regels, en regels zouden mensen uiteindelijk krankzinnig drijven. Ook is kennis de bron van veel ellende. Taoisten kiezen niet voor rijkdom en bezit, maar willen in harmonie met de natuur leven.
Hoofdstuk 2
§ 2.1 Het welvarende Rijk van het Midden
Tijdens de Song-dynastie (960 t/m 1279) heerste er welvarendheid in China. Dit had meerdere oorzaken:
* De stedelijke cultuur ontwikkelde zich (wijken niet langer gescheiden, avondklok afgeschaft, vrije handel). * Wegennet werd verbeterd en de handel nam toe.
Deze welvaart en rijkdom lokten vijanden vanuit het noorden, die nabij de noordelijke Chinese grenzen woonden. Omdat de keizer en ambtenaren bang waren voor militaire staatsgrepen, werden ambtenaren boven legerofficieren geplaatst. Het leger werd minder getraind en het nam een minder belangrijke plaats in dan eerst. Zo werd China weer kwetsbaar voor haar vijanden.
§ 2.2 De barbaren
China heet in het Chinees Zhong-Guo, wat Rijk van het Midden betekent. De Chinezen dachten dat China het centrale middelpunt van de wereld was. Alle buitenlanders werden beschouwd als barbaren, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen mensen die nabij de Chinese grenzen woonden en de Chinese taal en cultuur overnamen (gekookte barbaren), en diegenen die hun eigen taal en cultuur behielden (rauwe barbaren). In die tijd werden handelaren, zoals Marco Polo, slechts beperkt tot het land toe gelaten. Ook werd de Chinese Muur in het noorden gebouwd en versterkt als verdediging tegen de barbaren, omdat de steppevolkeren in het noorden als gevaarlijk beschouwd werden (in het huidige Mongolië). De Mongolen veroverden China in 1297, maar pasten zich aan aan de Chinese cultuur (dit heet Sinificatie). Na 100 jaar werden de Mongolen teruggedreven en kwam de Ming-dynastie aan de macht. Het confucianisme bleef de staatsideologie.
§ 2.3 Het tribuutstelsel en de roodharige barbaren.
Zowel in de Ming-dynastie als in de Qing-dynastie die er op volgde, bleef de samenleving doordrongen van de confucianistische denkbeelden. Na de Mongoolse overheersing was de afkeer van de Chinezen voor buitenlanders toegenomen, en werd de Chinese muur weer versterkt. Buurtvolkeren stuurden tribuutgezantschappen naar de Chinese keizer; hoe meer gezantschappen, hoe groter de deugd van de keizer blijkbaar was. Het gezantschap kreeg in ruil voor dit bewijs van trouw kostbare geschenken, zoals zijde en porselein. Dit was de enige toegestane vorm van handel, en ze was aan strenge regels onderworpen.
Kenmerken van het tribuutstelsel:
* De Keizer wordt gezien als een heilige * De Keizer beslist hoeveel buitenlanders van een bepaald land mogen komen. * De Keizer deelt zijn besluit(en) aan de tribuutgezanten op een nette, confucianistische manier mee.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
L.
L.
hee egt goed man die samnevatting
19 jaar geleden
Antwoorden