Module 3 hoofstuk 1, 2, 3

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 675 woorden
  • 19 februari 2004
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 4
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1 Omliggende landen waren al aan begin van de 19e eeuw al bezig met industrialiseren. In Nl gebeurde weinig op gebied van industrie. Huisnijverheid nam belangrijke plaats in. In kleine werkplaatsen of thuis werden goederen gemaakt meestal op bestelling. Er was wel textielindustrie in Twente en scheepsbouw. In Groningen industrie van landbouwproducten zoals, aardappelen, verwerkte. Maar in deze industrie werd weinig gebruik gemaakt van stoommachines, die in loop van 19e eeuw beter werden. In 2e helft van 19e eeuw begon in NL de industrialisatie„³door verbetering van infrastructuur. In 1839 1e spoorwegtraject aangelegd en ook stelsel van waterwegen werd uitgebreid. Hiervan profiteerde de industrie„³ de grondstoffen en goederen werden sneller en goedkoper vervoerd. Pas tussen 1890 en 1914 vond er op grote schaal mechanisatie plaats. Toen kwam industrialisatie pas goed op gang. In veel bedrijven nieuwe productietechnieken gepast. Voor de katoennijverheid, de metaalindustrie en de scheepsbouw groeiden erg. Naast betere verbindingen en mechanisatie waren nog andere oorzaken. NL profiteerde van gunstige economische periode en de groeiende afzetmarkt in de koloniën (bv textiel). NL profiteerde van de groei in Duitse Ruhrgebied. De rijnvaart nam toe en er kwam meer werk in de haven van Rotterdam en in de scheepsbouw. Steeds meer mensen vonden werk in de industrie. Industrie was rond 1900 belangrijker dan landbouw. Door industrialisatie NL: industriële samenleving. Hoe kwam dat de industrialisatie zo laat was: financiering. Mensen met geld durfden niet te investeren in fabrieken „³ liever veilig op bank of investeren in andere ondernemingen. Veel ondernemers durfden ook geen risico te nemen. De manier waarop zei produceerden voldeed goed er waren voldoende arbeiders en de nieuwe machines waren duur en moesten geïmporteerd worden. 2 voor industrialisatie werkte de ambachtsman veelal op bestelling en kon hij zijn eigen werktijden bepalen. Bovendien maakte hij geheel product en niet een onderdeel. Door komst van fabrieken veranderden arbeidsomstandigheden. Fabriek werd aangedreven door centrale energiebron, die de verschillende machines aandreef. Tempo werd bepaald door de machines. Arbeidkr8 moest over grote discipline beschikken. Op tijd op werk en in bepaalde tijd voldoende produceren. Te laat„³ strafkortingen. Lange werkdagen. Maakte een deel„³ arbeidsdeling. Werk in fabriek gevaarlijk en ongezond. Hallen vochtig en onverwarmd. Veiligheid weinig aandacht geschonken. Machines onveilig en maakte veel herrie. Industrialisatie: zoveel mogelijk goederen tegen een zo laag mogelijk prijs produceren„³massaproductie. Er kwam veel vraag naar ongeschoolde arbeiders. Lonen zo laag, dat vrouwen en kinderen moesten helpen. Gebruikelijk dat kinderen de oogst binnen te halen. Maar werk in fabrieken was ongezonder. Fabrieksarbeiders niet beschermd. 2e kamerleden vonden dat regering zich niet met mannen mochten bemoeien. 1889 wet vrouwen en kinderen 11 uur per dag werken. Omzet tegenviel kon baas arbeiders ontslaan of lagere lonen. Protesteren geen zin waren voldoende arbeiders die wel wouden. Ergste wat arbeider kon overkomen: ziek worden of werkloos. Beide gevallen geen geld, regering zorgde niet voor sociale voorzieningen. In beste geval werd die geholpen door kerkelijke of particuliere instellingen.
3 diverse kanten kritiek op arbeidsomstandigheden. In 20e eeuw in NL stelsen van sociale wetten. 1e: kinderwet van Van Houten„³ 1872 beneden 12 niet werken. 8 tot 12 jaar leerplicht. Uiteindelijk werd bepaald kinderen beneden 12 niet werken in fabrieken. Wel in huis en op boerderijen. Over leerplicht stond niks die kwam in 1900. Ook vanuit arbeiders kwamen initiatieven. Ze stelde vakbonden op. 1871: Algemeen Nederlandsch Werklieden Vakbond (ANWV)„³ organisatie voor alle arbeiders en wilde door overleg met de werkgevers verbeteringen realiseren. 1877 protestanten richtten eigen bond op: Patrinomium. Nationaal Verbond van Vakvervonden: socialistische vakbond (NVV). Confesionelen gingen minder snel staken dan socialistische. Via de politiek probeerde de arbeiders ook invloed te oefenen. In 1917 algemeen kiesrecht voor mannen (in 1919 mochten vrouwen stemmen en was er dus algemeen kiesrecht). Arbeiders konden kiezen voor politieke partijen die voor hun konden opkomen. 1918 leider van Sociaal-Democratisch Arbeidspartij (SDAP), Troelstra, de macht te grijpen. Mislukte maar regering schok. Reeks sociale wetten volgde. In 1919 arbeidswet van Albarse. Arbeider 45-urige werkweek en 8urige werkdag. Eind 19e eeuw werden in bouwsector al gemeenschappelijke afspraken gemaakt over arbeidsvoorwaarden. Ook diamantbewerkers en bakkers maakte afspraken. 1924 dat bedrijven collectieve arbeidsovereenkomsten met arbeiders moesten sluiten. Steeds meer CAO’s werden afgesloten. Hierin staan allerlei bepalingen over werktijden, verlofregelingen en salaris.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.