Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 2 par 1 t/m 3

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 632 woorden
  • 23 oktober 2016
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
8 keer beoordeeld

Geschiedenis Module 2
Par 1 De late industrialisatie
Vanaf de begin van de 19e eeuw waren landen zoals Groot-Brittannië, Duitsland en België al druk bezig met industrialisme. De ondernemers investeerde geld (kapitaal) in fabrieken met de bedoeling om winst te maken. Dat heet kapitalisme. Nederland liep duidelijk achter met de aantal stoommachines en fabrieken in steden. In de andere landen groeien die sneller dan bij Nederland.  De landbouw en (huis)nijverheid was nog steeds de belangrijkste middelen in het bestaan. In ons land waren kleine fabrieken stoommachines werden niet gebruikt. In het westen was er een scheepswerven. In Twente was er een textielindustrie en in Groningen verwerkten de fabriekjes landbouwproducten. Ons land was nog steeds een agrarische-stedelijke samenleving. Het industrialisme van Nederland begon pas in de tweede deel van de 19e eeuw. Allereerst werd de infrastructuur verbeterd. Vanaf 1839 werden de spoorwegen aangelegd voor de stoomtreinen. Tussen 1890 en 1914 vond er grote mechanisatie plaats. Door de gebruik van machines kwamen er productentechnieken in de katoennijverheid, de metaalindustrie en de scheepsbouw. Nieuwe uitvindingen zoals de verbrandingsmotor en het gebruik van elektriciteit, telegraaf en telefoon zorgde voor verdere modernisering van de industrie. Ook was het voor de groei van de Nederlandse industrie waren de koloniën. Daar kon je namelijk voordelig grondstoffen van halen. Dichter bij huis profiteerde Nederland van de Duitse Ruhrgebied. Dankzij dat de Rijnvaart toenam kwam er meer werk in de scheepsbouw en ook werd de haven van Rotterdam drukker. Rond 1900 werkte er voor het eerst mensen in de industrie dan in de landbouw. Door de Industriële Revolutie was Nederland een industriële samenleving geworden. Hoe kwam het dat Nederland achterliep op zijn buurlanden achterliep? Toen België zich afscheidde, verloren wij ook de steenkoolmijnen en hoogovens die daar al waren. De Nederlandse ondernemers aarzelden lang om ´die dure, onbekende buitenlandse machines´ te kopen. Zij investeerden liever in oude, vertrouwde bedrijven. Par 2 Werken in een fabriek
Eeuwenlang kreeg een ambachtsman eerst een jarenlange opleiding bij een baas (patroon). Daarna maakte hij zelfstandig complete (eind)producten. Vaak werd hij geholpen door een leerling (gezel). Door de komst van de fabrieken veranderden de arbeidsomstandigheden ingrijpend. Fabrikanten wilden zoveel mogelijk winst maken door de productiekosten laag te houden. Met de opkomst van de massaproductie kwam er veel aanvraag naar ongeschoolde arbeiders. Dankzij de agrarische revolutie waren er minder landarbeiders nodig om op het platteland te werken. Vrouwen en kinderen die minder verdienden dan mannen moesten meewerken in fabrieken. De overheid zorgde niet voor sociale voorzieningen. Een zieke of werkloze was afhankelijk van de armenzorg van Kerken of rijke burgers. Soms richtten arbeiders onderlinge verzekeringen op om zich tegen de gevolgen van ziekte en werkloosheid te beschermen. Vanwege de hoge kindersterfte waren er ook verzekeringen die de begrafenissen betalen.

Par 3 De arbeidsomstandigheden verbeteren langzaam
Dankzij de Kinderwet van Van Houten mochten de kinderen onder de 12 jaar niet meer werken. En dat kinderen verplicht waren van 8 jaar tot 12 jaar onderwijs te volgen. Van Houten kreeg weinig steun. Uiteindelijk in 1874 besloot de overheid dat kinderen onder de 12 jaar niet in fabrieken hoeven te werken maar wel in huishoudens en op boerderijen. De leerplicht kwam pas in 1900. Groepen arbeiders richtten vakbonden op. Samen stonden ze op tegen werkgevers. De eerste vakbond, opgericht in 1871, Algemeen Nederlandsche Werklieden Verbond afgekort ANWV. Een grote socialistische vakbond was het Nationaal Verbond van Vakverenigingen (NVV). Katholieken, protestanten en socialisten richtten ook politieke partijen op. Zo hoopten via de politiek hun bestaan te verbeteren. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) wilde op een democratische wijzen een socialistische maatschappij te vestigen. Toen in 1917 in Rusland een communistische revolutie uitbrak, waren er veel mensen bang dat zoiets ook in West-Europa ook kon gebeuren. In 1919 kwam de arbeidswet van minister Aalberse een werkweek voor arbeiders duurde nog maar 45 uur en een werkdag maximaal 8 uur.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.