Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 2

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1449 woorden
  • 28 oktober 2016
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
13 keer beoordeeld

Geschiedenis Module 2
Par 1 De late industrialisatie
Vanaf de begin van de 19e eeuw waren landen zoals Groot-Brittannië, Duitsland en België al druk bezig met industrialisme. De ondernemers investeerde geld (kapitaal) in fabrieken met de bedoeling om winst te maken. Dat heet kapitalisme. Nederland liep duidelijk achter met de aantal stoommachines en fabrieken in steden. In de andere landen groeien die sneller dan bij Nederland.  De landbouw en (huis)nijverheid was nog steeds de belangrijkste middelen in het bestaan. In ons land waren kleine fabrieken stoommachines werden niet gebruikt. In het westen was er een scheepswerven. In Twente was er een textielindustrie en in Groningen verwerkten de fabriekjes landbouwproducten. Ons land was nog steeds een agrarische-stedelijke samenleving.
Het industrialisme van Nederland begon pas in de tweede deel van de 19e eeuw. Allereerst werd de infrastructuur verbeterd. Vanaf 1839 werden de spoorwegen aangelegd voor de stoomtreinen. Tussen 1890 en 1914 vond er grote mechanisatie plaats. Door de gebruik van machines kwamen er productentechnieken in de katoennijverheid, de metaalindustrie en de scheepsbouw. Nieuwe uitvindingen zoals de verbrandingsmotor en het gebruik van elektriciteit, telegraaf en telefoon zorgde voor verdere modernisering van de industrie.

Ook was het voor de groei van de Nederlandse industrie waren de koloniën. Daar kon je namelijk voordelig grondstoffen van halen. Dichter bij huis profiteerde Nederland van de Duitse Ruhrgebied. Dankzij dat de Rijnvaart toenam kwam er meer werk in de scheepsbouw en ook werd de haven van Rotterdam drukker. Rond 1900 werkte er voor het eerst mensen in de industrie dan in de landbouw. Door de Industriële Revolutie was Nederland een industriële samenleving geworden.
Hoe kwam het dat Nederland achterliep op zijn buurlanden achterliep? Toen België zich afscheidde, verloren wij ook de steenkoolmijnen en hoogovens die daar al waren. De Nederlandse ondernemers aarzelden lang om ´die dure, onbekende buitenlandse machines´ te kopen. Zij investeerden liever in oude, vertrouwde bedrijven.   Par 2 Werken in een fabriek
Eeuwenlang kreeg een ambachtsman eerst een jarenlange opleiding bij een baas (patroon). Daarna maakte hij zelfstandig complete (eind)producten. Vaak werd hij geholpen door een leerling (gezel). Door de komst van de fabrieken veranderden de arbeidsomstandigheden ingrijpend. Fabrikanten wilden zoveel mogelijk winst maken door de productiekosten laag te houden. Met de opkomst van de massaproductie kwam er veel aanvraag naar ongeschoolde arbeiders. Dankzij de agrarische revolutie waren er minder landarbeiders nodig om op het platteland te werken. Vrouwen en kinderen die minder verdienden dan mannen moesten meewerken in fabrieken. De overheid zorgde niet voor sociale voorzieningen. Een zieke of werkloze was afhankelijk van de armenzorg van Kerken of rijke burgers. Soms richtten arbeiders onderlinge verzekeringen op om zich tegen de gevolgen van ziekte en werkloosheid te beschermen. Vanwege de hoge kindersterfte waren er ook verzekeringen die de begrafenissen betalen.   Par 3 De arbeidsomstandigheden verbeteren langzaam
Dankzij de Kinderwet van Van Houten mochten de kinderen onder de 12 jaar niet meer werken. En dat kinderen verplicht waren van 8 jaar tot 12 jaar onderwijs te volgen. Van Houten kreeg weinig steun. Uiteindelijk in 1874 besloot de overheid dat kinderen onder de 12 jaar niet in fabrieken hoeven te werken maar wel in huishoudens en op boerderijen. De leerplicht kwam pas in 1900. Groepen arbeiders richtten vakbonden op. Samen stonden ze op tegen werkgevers. De eerste vakbond, opgericht in 1871, Algemeen Nederlandsche Werklieden Verbond afgekort ANWV. Een grote socialistische vakbond was het Nationaal Verbond van Vakverenigingen (NVV). Katholieken, protestanten en socialisten richtten ook politieke partijen op. Zo hoopten via de politiek hun bestaan te verbeteren. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) wilde op een democratische wijzen een socialistische maatschappij te vestigen. Toen in 1917 in Rusland een communistische revolutie uitbrak, waren er veel mensen bang dat zoiets ook in West-Europa ook kon gebeuren. In 1919 kwam de arbeidswet van minister Aalberse een werkweek voor arbeiders duurde nog maar 45 uur en een werkdag maximaal 8 uur.
Par 5 Sociale verschillen rond 1900
Rond 1900 bestond de beroepsbevolking uit drie sectoren. In de primaire sector, landbouw en visserij, werkte ongeveer 30%. In de industrie, de secundaire sector, werkte ook ongeveer 30%. In de dienstverlening, de tertiaire sector, zat dus 40% van de beroepsbevolking. Behalve naar beroepen moet je ook naar de sociale lagen kijken. Voor 1900 hoorden mensen vooral door hun afkomst bij een bepaalde laag. Rond 1900 was een indeling in klassen beter bruikbaar. Dan kijk je naar het bezit van mensen. De bevolking rond 1900 was als volgt ingedeeld
 Een hele kleine toplaag. Het waren mensen met veel geld of met goed betaalde beroepen als arts, notaris, burgemeester, bankier en industrieel. Zij waren de eliteklasse van de samenleving.
 Een kleine middenlaag. Deze laag bestond uit drie klassen de gegoede burgerij, de grote en de kleine middenstanders.
- Bij de gegoede burgerij hoorden eigenaars van middelgrote bedrijven, hogere ambtenaren, professoren en herenboeren.
- In de klasse van grote middenstanders zaten leidinggevenden in fabriek en kantoor, ambtenaren, middelgrote winkeliers en onderwijsgevenden.
- Bij de kleine middenstanders hoorden kleine winkeliers, boeren met kleine bedrijven en lagere ambtenaren.
 Een heel grote onderlaag. Bij de arbeidersklasse hoorden allereerst alle mensen met een beroep als stukadoor of metselaar. Een groter groep waren de ongeschoolden. Dat waren land- of fabrieksarbeiders, huishoudelijke hulpen, knechten en winkelpersoneel.

Door stijgen of dalen van een sociale laag noem je sociale mobiliteit. Vrouwen hadden rond 1900 minder rechten dan de mannen. Er kwam een protest tegen dat vrouwen geen stemrecht hadden. Er ontstond een vrouwenbeweging van vooral vrouwen uit de middenklasse. Zij werden feministen genoemd. Pas in 1919 werd het vrouwenkiesrecht ingevoerd.
Par 6 Nederland na 1945
De industrialisme van Nederland werd afgeremd door de eerste wereldoorlog (1914-1918). De jaren dertig waren voor Nederland echt crisisjaren. Er was toen veel werkloosheid en armoede. Daarna volgde ook nog de tweede wereldoorlog. Na die oorlog was de industrie van ons land verwaarloosd of vernield. Gelukkig kreeg Nederland in 1948 Amerikaanse steun via het Marshallplan. De industrie werd weer op gang geholpen door een bedrag van 1 miljoen dollar waarmee ze goederen, grondstoffen en machines in de VS konden kopen. In 1948 verscheen ook een plan van de regering om de economie te laten groeien: de Industrialisatienota. De regering wilde de lonen laag houden met de geleide loonpolitiek. De lonen zouden alleen stijgen als de prijzen ook omhoog gingen. De goede samenwerking tussen overheid, werkgevers en werknemers werd het harmoniemodel genoemd. Door fusies zou schaalverdeling optreden. Grotere bedrijven konden meer en grotere machines aanschaffen en zo meer produceren. De multinationals zoals Unilever, Philips, Heineken en Koninklijke Olie/Shell bestaan nu nog steeds en zijn over de hele wereld bekend.
Par 7 Meer welvaart
Niet alleen industrie en banken kregen te maken met schaalvergroting. Ook landbouwbedrijven groeiden sterk. De mensen verhuisden van het platteland naar de steden waar industrie te vinden was. Aan de randen van de steden verrezen nieuwbouwwijken. De Verstedelijking nam sterk toe. In 1963 werd de geleide loonpolitiek losgelaten. Nederland kreeg een echte vrijemarkteconomie. Vraag en aanbod bepaalde de hoogte van lonen en prijzen. Het verhoogde inkomen betekenden flinke welvaartsgroei. Veel gezinnen besteedden geld aan duurzame consumptiegoederen, zoals een stofzuiger, wasmachine, centrifuge, koelkast en televisie. In de huizen van de ouder wijken van de grote steden kwamen in de jaren zeventig steeds meer gastarbeiders en hun gezinnen wonen. Twee keer per jaar (zomer en winter) op vakantie werd gewoon. Nederland was een consumptiemaatschappij geworden.
Par 9 Onderwijs voor iedereen
Al snel na de oorlog begon de opbouw van de verzorgingsstaat. Het was de bedoeling dat de overheid ieder Nederlander een minimumbestaan garandeerde. De feministen uit de jaren zestig wilden dat meisjes meer en beter onderwijs volgden. Dat zou zorgen voor vrouwenemancipatie. Zij wilden af van de vrouw als gehoorzame echtgenote en ideale moeder. In 1968 kwam de regering van de Mammoetwet, die het onderwijs flink veranderen. Door invoering van studiefinanciering konden ook kinderen uit gezinnen met minder geld het dure, hoger onderwijs volgen.
Par 10 Een nieuwe samenleving
Door de komst van de computer en de automatisering groeide de middenlaag in de jaren tachtig en negentig nog verder. Het was vooral de middenlaag die profiteerde van de groeiende welvaart. Nederland werd een informatiesamenleving toen internet belangrijker werd op school, op werk of thuis. Door de instroom van de groepen die vluchten veranderden Nederland in een multiculturele samenleving. Niet alle nieuwkomers wilden zich totaal aanpassen aan de Nederlandse maatschappij: zij hielden van aan eigen gewoonten en gebruiken. Dat riep weerstand op bij delen van de autochtone bevolking. Inmiddels wonen er zo’n drie miljoen allochtonen. Om de aanpassingsproblemen te verminderen, worden er tegenwoordig eisen gesteld aan de inburgering van de nieuwkomers.
Par 11 Grote veranderingen

Door een groeiende economie ontstond er een consumptiemaatschappij, waarin de meeste mensen allerlei luxegoederen kunnen kopen. Doordat mensen een betere opleiding konden doen konden ze makkelijker beter betaald werk krijgen. Dat vergrootte de sociale mobiliteit. De verhoudingen tussen de sociale lagen veranderden. Mensen komen veel makkelijker in een hogere laag.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.