Hoofdstuk 2: Duitsland in Europa (1918 – 1991)
Paragraaf 1: opkomst van het Derde Rijk (1918 – 11945)
Drie oorzaken waarom de democratie in de Republiek van Weimar wankel was
- Grote groepen Duitsers wilden helemaal geen democratie.
Adel – vond dat de massa niet in staat was om te regeren
nationalistische bewegingen – wilde een sterke leider
radicale socialisten (communisten) – wilde een ‘dictatuur van het proletariaat’ - Veel Duitsers hadden geen vertrouwen in de leiders van de Republiek
Dolkstootlegende - Duitsers hielden de Republiek verantwoordelijk voor het verlies van WO1
nieuwe machthebbers kregen de schuld van het Verdrag van Versailles - De regeringen van de Republiek slaagde er niet in om de grote economische problemen op te lossen.
Dawesplan (1924) – Grote Amerikaanse leningen aan Duitsland om de Duitse economie te stimuleren
Beurskrach (1929) – instorting van de Amerikaanse beurskoersen. De VS kwam zelf in financiële problemen en wilde het geleende geld van Duitsland weer terug hebben. Zo kwam er in Duitsland weer een economische crisis.
NSDAP Nationaalsocialistische Duitse Arbeidspartij) Leider: Adolf Hitler
profiteerde van de chaos in de Weimarrepubliek. Adolf Hitler beloofde namelijk dingen die Duitsers graag wilden horen.
- Einde politieke strijd in Duitsland
- Afgenomen gebieden zouden weer bij Duitsland gevoegd worden (herstel nationale eenheid)
- Andere afspraken van het Verdrag van Versailles zou hij terugdraaien.
- Beloofde een eind te maken aan de werkloosheid
De NSDAP won de verkiezingen door propaganda en paramilitair machtsvertoon (knokploegen). In 1933 werd Hitler benoemd tot rijkskanselier.
Hitler gaf de communisten te schuld van de Rijksdagbrand (1933). Die zouden namelijk volgens Hitler de macht willen grijpen in Duitsland. In deze crisissfeer wist hij het parlement zover te krijgen dat het de machtigingswet aannam. Door deze wet kon Hitler besluiten nemen zonder dat hier democratische toestemming voor was. Het parlement gaf de macht uit handen en kwam er een eind aan de Republiek van Weimar.
Totalitair regime – het leven van de Duitsers stond in het teken van het nationaalsocialisme
Hitler kreeg ook veel steun voor zijn buitenlandpolitiek. Hij eiste dat alle Duitstalige gebieden bij Duitsland moesten komen. De andere Europese landen maakte zich erg zorgen over deze agressieve buitenlandpolitiek. GB en Frankrijk hoopten een nieuwe oorlog te voorkomen door toe te geven aan de eisen van Hitler (appeasementpolitiek).
Conferentie van München (1938) – Duitsland / Hitler kreeg toestemming om een deel van Tjechië-Slowakije in te nemen (Sudetenland). Hitler viel in 1939 Polen binnen. GB en Frankrijk verklaarde de oorlog aan Duitsland.
Verloop WO2 voor Duitsland: het begin van WO2 verliep goed voor Duitsland. In de beginjaren veroverde het bijna heel Europa. Overal werd de rechtsstaat buiten werking gezet en werd de arbeidsdienst ingevoerd. Dit hield in dat Europese burgers in de Duitse oorlogsindustrie moesten werken. Joden hadden het zwaar. Eerst werden ze buitengesloten en later zelfs vermoord.
Paragraaf 2: Duitsland na de oorlog (1945 – 1961)
In de beginjaren ging de oorlog goed voor Duitsland. Het Duitse leger veroverde al snel een groot gedeelte van Europa. Hitler wilde ook de SU aan zijn rijk toevoegen en verklaarde de oorlog aan de SU. De SU boot echter veel weerstand. In het westen waren GB, de VS en Frankrijk erg offensief. Het was duidelijk dat Duitsland WO2 niet ging winnen. In mei 1945 gaf het zichzelf over.
Gevolgen WO2
- Het land lag in puin
- Vooral in het oosten moest het land grondgebied afstaan
- Er kwam een grote migratiestroom van Duitsers op
teruggekeerde soldaten – slachtoffers van het naziregime – Heimatvertriebene
De geallieerden deelden Duitsland en Berlijn in vieren. De SU kreeg een groot gedeelte van het oosten. De VS, GB en Frankrijk kregen elk een kleiner gedeelte in het westen. Na WO2 konden de SU en de geallieerden het niet eens worden over de wederopbouw en de voorwaarden voor een toekomstige vrede.
In West-Europa herstelden de westerse geallieerden de liberale democratie met een kapitalistische economie net zoals in Amerika. Hun hoop was dat in Oost-Europa ook democratieën zouden worden, maar dit gebeurde niet. Josef Stalin hielp in het oosten verschillende volksdemocratieën aan de macht. De volksdemocratieën waren:
- Was geen echte democratie
- Burgers mochten alleen stemmen op kandidaten die goedgekeurd waren door de communistische partij – deze partijen waren trouw aan Moskou
- De volksdemocratieën werden vazalstaten van de SU (frustratie van het westen)
Trumandoctrine – landen die niet communistisch waren, kregen militaire en economische steun.
het Marshallplan was onderdeel van de Trumandoctrine. Dit plan bood hulp aan Europese landen die niet communistisch waren en handel dreven met de VS.
De Koude Oorlog – een periode waarbij dreiging op oorlog op de loer lag tussen het communistische Oosten onder leiding van de SU en het kapitalistische Westen onder leiding van de VS.
Blokkade van Berlijn (1948) – Stalin liet alle toegangswegen naar West-Berlijn afsluiten, zodat hier allerlei tekorten ontstonden. Hij wilde namelijk niet dat het westen een eigen munt invoerde. Om een einde te maken aan deze chantage zetten de Amerikanen een luchtbrug op. Door middel van vliegtuigen wisten zij West-Berlijn te bevoorraden.
1949 – splitsing van Duitsland in de DDR en BRD
BRD (de Bondsrepubliek Duitsland) – ontwikkelde zich tot een belangrijke bondgenoot (Westen)
eerste bondskanselier: Konrad Adenauer – buitenlandpolitiek -> het land werd lid van verschillende internationale organisaties (NAVO – EGKS). Men sprak van een Wirtschaftswunder, omdat de economie erg snel groeide
DDR (de Duitse Democratische Republiek) – groeide uit tot een totalitair land naar voorbeeld van SU.
partijleider: Walter Ulbricht. Er werd hard opgetreden tegen tegenstanders. De DDR werd lid van het Warschaupact. Comecon: economisch samenwerkingsverband tussen communistische landen. Berlijnse muur (1961) – muur om Berlijn om ervoor te zorgen dat mensen niet vluchtten vanuit de DDR naar de BRD.
Paragraaf 3: de hereniging van Duitsland (1961 – 1991)
Detente (ontspanning) – periode van 1963 tot 1979 waarin de VS en SU serieuze pogingen deden om de relatie te verbeteren.
Ostpolitik – idee van de West-Duitse bondskanselier Willy Brandt. De BRD had tot dat moment geweigerd de DDR te erkennen als land. Volgens Brandt voelde de DDR-leiders zich ni het nauw gedreven. Op deze manier zou er nooit wat kunnen veranderen in de situatie van de DDR-burgers. Brandt stopte met deze oude politiek en streefde naar een verbetering van de relatie met de DDR en andere Oostbloklanden. Deze nieuwe houding had succes. Er werden verschillende verdragen gesloten tussen de BRD en de SU. In 1972 erkenden de BRD en de DDR elkaar als gelijkwaardige staten in de internationale politiek.
REACTIES
1 seconde geleden