Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4, paragraaf 2 t/m 6

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1179 woorden
  • 24 juni 2021
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

                                                                                                                                              Ongeveer in het midden van de 18de eeuw begon de Industriële revolutie.
Hiervoor waren er nog geen stoommachines of spoorlijnen.
Voor de komst van fabrieken deden veel mensen aan huisnijverheid , maar nieuwe machines waren niet geschikt om in huizen te gebruiken.
Machines werden vaak naast rivieren gezet, omdat het stromende water hielp bij de aandrijvingskracht van de fabrieken om ze te laten draaien.
In Engeland ging het goed tijdens de IR. Het sterftecijfer daalde door betere hygiëne en medische kennis. Hierdoor werd de vraag naar kleding, eten en andere dingen groter.
Meer landbouwgrond zorgde samen met moderne fokmethodes voor beter vee en ook het gebruik van machines verhoogde de opbrengst. Dit heet de Agrarische Revolutie.
Maar ook veel boeren raakten hun land kwijt, deze gingen werken in fabrieken.
James Watt verbeterde de stoommachines, hierdoor konden ze ook gebruikt worden voor stoomlocomotieven, spin- en weefmachines. Om huizen te verwarmen en stoommachines te laten werken was steenkool nodig, maar het werk in de mijnen was erg gevaarlijk.
Tussen 1750 en 1850 veranderde engeland in een Industriële samenleving. Landbouw was niet meer het belangrijkste middel van bestaan en steeds meer mensen gingen werken in fabrieken. In plaats van huisnijverheid was er nu massaproductie. Er werd heel veel van hetzelfde product gelijktijdig gemaakt. Overal in Engeland kwamen industriegebieden.
George Stephenson was de uitvinder van de eerste stoomlocomotief en liet zijn treinen overal in Engeland rijden.

De leef en werkomstandigheden van fabrieksarbeiders waren slecht.
Om zoveel mogelijk winst te maken, waren de lonen laag en de werkdagen lang.
Andere nadelen waren: Dat het eentonig werk was, hiervoor hoefde je geen technicus ofzo te zijn waardoor er meer mensen konden werken.  Er gebeurden veel ongelukken, Veiligheidsmaatregelen kosten te veel geld. De lucht was smerig en het lawaai was oorverdovend. Als je ging demonstreren of zeuren om iets werd je ontslagen.

Veel kleine dorpjes werden steden: Urbanisatie. Als je woonde bij de fabriek had je heel erg veel last van de rook. Ook waren er heel veel andere nadelen zoals ziektes. Toen de infrastructuur verbeterde door de aanlegging van spoorlijnen hoefden de werkers niet zo dichtbij te wonen. Trams en bussen kwamen nog later.  Als je veel geld had woonde je in een buitenwijk waar kinderen naar school konden en de lucht veel schoner was. Dit is de hoogste sociale laag. Hieronder was de middelste: De kantoormedewerkers en winkeliers. Hieronder was de laagste laas: de fabrieksmedewerkers. met lage lonen waardoor kinderen niet naar school konden.
Pas aan het eind van de 19de eeuw werd het beter.

In 1815 kwam er een eind aan de tijd van revolutie en oorlog, die was begonnen in frankrijk met nieuwe ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap. De overwinnaars van Napoleon wilden terug naar de tijd dat vorsten de macht hadden, net zoals Willem I.
Het koninkrijk Nederland (Nederland, België en luxemburg) was groter dan de republiek, maar in 1830 kwamen de belgen in opstand en maakte zich los van Nederland.
De Nederlandse economie in de eerste helft van de 19de eeuw bestond uit landbouw, handel en andere niet-industriële sectoren. Er waren geen fabrieksarbeiders. Toch leefde mensen in veel armoede. De overheid deed hier niets aan.
Koning Willem I liet kanalen graven en wegen aanleggen, in 1839 reed er zelfs een stoomtrein in Nederland. Nederland begon te moderniseren.
Nederland werd in 1815 een constitutionele monarchie. Hier moest de vorst zich houden aan de regels in de grondwet. Koning Willem I was wel de baas over Nederland: benoemde en ontsloeg ministers en maakte zelf wetten. Veel kamerleden in deze tijd waren ook conservatief. Ze voelde ook niets voor volksinvloed. Het was dus niet democratisch.  
Dit wilden een groep burgers veranderen: de Liberalen. Aanhangers van het liberalisme hielden vast aan de idealen van de Verlichting en de Franse revolutie. Op economisch gebied wilden de liberalen zoveel mogelijk vrijheid voor ondernemers. ze waren aanhangers van het kapitalisme. Dit is een ecosysteem waarbij alles gericht is op winst. Ze volgden de leer van de econoom Adam Smith. In maart 1848 brak er weer een revolutie uit in Frankrijk, maar ook in andere europese landen. Koning Willem I gaf Thorbecke (de leider van de liberalen) de opdracht om een nieuwe grondwet te maken. Hierdoor had de koning geen macht meer en Plannen en wetten moesten eerst door het parlement goedgekeurd worden. Elke vier jaar werden ook de leden van de 2de kamer gekozen, maar alleen door een groepje rijke mannen. dit heet het censuskiesrecht.

In de tweede helft van de 19de eeuw begon nederland te moderniseren.  In het begin van de industrialisatie ontstonden textielfabrieken en fabrieken voor de verwerking van landbouwproducten. Rond 1890 kwam er ook machinebouw en scheepsbouw. Dankzij grote havens konden overal grondstoffen vandaan gehaald worden. Er kwamen ook steeds meer kanalen. De industriële vooruitgang leidde tot de opkomst van nieuwe ondernemingen. In fabrieken werd het werk gedaan door volwassenen en kinderen voor weinig salaris. d
De lagere klassen bleven arm: de sociale kwestie. In 1850 ontstond er een groep die opkwam voor de arme. Dit was het socialisme. De duitse econoom Karl Marx schreef een boek over zijn idealen en noemde dit communisme. Ze willen dat iedereen profiteert van de economische groei en niet alleen de ondernemers. De arbeiders wilden in een revolutie de macht grijpen en alle machines grond en fabrieken in het bezit van iedereen zetten. 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

In 1815 kwam er een eind aan de tijd van revolutie en oorlog, die was begonnen in frankrijk met nieuwe ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap. De overwinnaars van Napoleon wilden terug naar de tijd dat vorsten de macht hadden, net zoals Willem I.
Het koninkrijk Nederland (Nederland, België en luxemburg) was groter dan de republiek, maar in 1830 kwamen de belgen in opstand en maakte zich los van Nederland.
De Nederlandse economie in de eerste helft van de 19de eeuw bestond uit landbouw, handel en andere niet-industriële sectoren. Er waren geen fabrieksarbeiders. Toch leefde mensen in veel armoede. De overheid deed hier niets aan.
Koning Willem I liet kanalen graven en wegen aanleggen, in 1839 reed er zelfs een stoomtrein in Nederland. Nederland begon te moderniseren.
Nederland werd in 1815 een constitutionele monarchie. Hier moest de vorst zich houden aan de regels in de grondwet. Koning Willem I was wel de baas over Nederland: benoemde en ontsloeg ministers en maakte zelf wetten. Veel kamerleden in deze tijd waren ook conservatief. Ze voelde ook niets voor volksinvloed. Het was dus niet democratisch.  
Dit wilden een groep burgers veranderen: de Liberalen. Aanhangers van het liberalisme hielden vast aan de idealen van de Verlichting en de Franse revolutie. Op economisch gebied wilden de liberalen zoveel mogelijk vrijheid voor ondernemers. ze waren aanhangers van het kapitalisme. Dit is een ecosysteem waarbij alles gericht is op winst. Ze volgden de leer van de econoom Adam Smith. In maart 1848 brak er weer een revolutie uit in Frankrijk, maar ook in andere europese landen. Koning Willem I gaf Thorbecke (de leider van de liberalen) de opdracht om een nieuwe grondwet te maken. Hierdoor had de koning geen macht meer en Plannen en wetten moesten eerst door het parlement goedgekeurd worden. Elke vier jaar werden ook de leden van de 2de kamer gekozen, maar alleen door een groepje rijke mannen. dit heet het censuskiesrecht.

In de tweede helft van de 19de eeuw begon nederland te moderniseren.  In het begin van de industrialisatie ontstonden textielfabrieken en fabrieken voor de verwerking van landbouwproducten. Rond 1890 kwam er ook machinebouw en scheepsbouw. Dankzij grote havens konden overal grondstoffen vandaan gehaald worden. Er kwamen ook steeds meer kanalen. De industriële vooruitgang leidde tot de opkomst van nieuwe ondernemingen. In fabrieken werd het werk gedaan door volwassenen en kinderen voor weinig salaris. d
De lagere klassen bleven arm: de sociale kwestie. In 1850 ontstond er een groep die opkwam voor de arme. Dit was het socialisme. De duitse econoom Karl Marx schreef een boek over zijn idealen en noemde dit communisme. Ze willen dat iedereen profiteert van de economische groei en niet alleen de ondernemers. De arbeiders wilden in een revolutie de macht grijpen en alle machines grond en fabrieken in het bezit van iedereen zetten. 

In een klasseloze samenleving zou geen verschil tussen arm en rijk zijn.
De mensen die zochten naar een minder gewelddadige oplossing waren de sociaaldemocraten. zij wilden betere werkomstandigheden. Ze richtte in 1894 zelfs een politieke partij op. De SDAP Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Er werd nog steeds geprotesteerd tegen kinderarbeid. in 1872 mochten arbeiders vakbonden oprichten van het parlement. Voor hogere lonen, kortere werkweken en andere verbeteringen. in 1874 kwam er een wet die de kinderarbeid verminderde. Dit was de eerste sociale wet in Nederland.

Rond 1870 ontstond een beweging die opkwam voor de vrouwenrechten: Het feminisme.
Feministen bestreden de onrechten die vrouwen hadden. bijvoorbeeld dat ze minder loon kregen dan mannen. Maar het parlement vond dat niks. In Nederlandse kolonies in 1863 begon een heel andere groep met haar emancipatie. Het nederlandse parlement besloot een eind te maken aan de slavernij in Suriname en de Antillen. In de grondwet van 1848 stonden belangrijke grondrechten. Onder andere de vrijheid van onderwijs. Er kwamen nu Katholieke en protestantse scholen. Ze werden nog niet betaald door de overheid zoals de openbare scholen. In de samenleving en het parlement brak toen een politieke strijd uit: de schoolstrijd. De katholieken en protestanten (confessionelen) stonden hier tegenover de liberalen.  In 1919 werd er een wet aangenomen waardoor vrouwen ook kiesrecht kregen. Hierdoor kwam er een algemeen kiesrecht

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.