Hoofdstuk 3.2 de Sovjet Unie

3.2 De Russische revolutie

In 1613 bestuurde Tsaar Nicolaas de II samen met zijn familie het land. Zij hadden steun van de adel en de kerk. Tsaar Nicolaas de II had ook een geheime politie die tegenstanders vermoorden. Rusland was nog een agrarisch land. De adel had geen belang bij modernisering van de landbouw omdat hij de boeren voor goedkoop kon laten werken. De onvrede over de manier van het regeren van de tsaar groeide. Veel burgers wilden grondrechten en inspraak in het bestuur. Zij waren aanhangers van Karl Marx. Met een revolutie zouden de burgers de macht grijpen en de communistische staat stichten. Iedereen zou evenveel macht en bezit hebben. Er waren weinig arbeiders in Rusland dus paste Lenin de leer van Marx aan, hij vond dat de partijleden de macht moesten grijpen. De aanhangers van Lenin heette de bolsjewieken. Rusland verloor in 1904 de oorlog tegen Japan, toen waren de burgers er klaar mee en ze gingen protesteren bij het winterpaleis van de tsaar. De dag wordt bloedige zondag genoemd. Er kwam een Doema maar die had weinig invloed.

De eerste wereldoorlog zorgde opnieuw voor problemen in Rusland. Er was een tekort aan geweren, kogels, kleding en voedsel. De boeren vochten mee in de oorlog waardoor er weinig voedsel was. De oogst die er was hielden de grootgrondbezitters zelf. In 1917 waren er stakingen. De weerstand tegen tsaar Nicolaas was zo groot dat hij op 28 februari 1917 aftrad. Deze gebeurtenis noemen we de Februarirevolutie. De doema stelt dan een voorlopige regering samen. Hij had drie taken: verkiezingen voorbereiden, een grondwet opstellen en een einde maken aan de oorlog. De doema besloot toch door te vechten. In 1917 smokkelden de bolsjewieken Lenin binnen. In april 1917 vertelt Lenin zijn aprilstellingen: alle grond aan de boeren, alle macht aan de sovjets, alle fabrieken aan de arbeiders en vrede met Duitsland. In de nacht 25 op 26 oktober bezetten de bolsjewieken belangrijke gebouwen en zetten de voorlopige regering af. Door deze Oktoberrevolutie hadden de bolsjewieken de macht. Lenin sloot vrede met Duitsland terwijl in het land zelf een burgeroorlog uitbreekt. De ‘’roden’’ tegen de ‘’witten’’. De roden wonnen de oorlog en bleven dus aan de macht. Na de burgeroorlog werd officieel de naam Rusland veranderd in Sovjet Unie. De SU werd eenparijstaat: alleen de Communistische Partij was toegestaan. In de nieuwe staat waren alle Russen aan elkaar gelijk.