Franse samenleving = standensamenleving.
Opgedeeld in 3 standen.
1) Geestelijken. Belangrijkste taak is bidden. Daarnaast hadden hoge geestelijken een taak in het bestuur van Frankrijk. Het zijn vaak edellieden die "hoge" geestelijken zijn geworden. "Lage" geestelijken waren eerder gewone burgers.
2) Adel. Vechten en besturen. Ongeveer 2% van de samenleving was van adel.
3e stand:
3) Bovenste laag; Bourgeoisie: rijke burgers, kooplieden, advocaten etc. Ze leefden in steden het luxe leven.
Ambachtslieden + winkeliers vormden de 2e laag. Woonden ook in de stad.
3e laag: Boeren. Ze werkten heel hard op het land die ze pachten (huren) van de adel. Als pacht staan ze een deel van de oogst af. (Best slim van de adel, zo krijgen ze eten, zonder te werken) Sommige waren rijker, maar hadden geen taak in het bestuur.
1e + 2e stand kregen alleen belangrijke taken. --> Ontevredenheid!
1e + 2e stand privileges (voordelen):
- geen belasting, eigen rechtbank, veel grondbezit, herendiensten (boeren moesten voor hun een paar dagen werken, op hun land.) lagere straffen
3e stand:
-belasting, zware straffen, hoge prijzen op eten, meer belasting geven aan de ophalers zonder dat het naar de ? ging, geldnood + honger
meer belasting betalen als je inspraak wilde.
Eind 18e eeuw: Lodewijk VXII werd koning. Bepaalde A L L E S. 1e + 2e stand hadden WEL inspraak. Manier van regeren = Anciem régime.
Veel geld naar oorlog --> schulden + rente.
Statengeneraal bijeen. De 3 standen gaan vergaderen over een oplossing.
Er was al ruzie voor ze begonnen.
Einde samenvatting. Ik hoop dat je er wat aan hebt gehad :) <3 <3
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden