Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Koude Oorlog

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4499 woorden
  • 19 juli 2015
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Na WOII nemen de spanningen tussen de SU en de VS toe. Er ontstaan twee ideologische blokken. Ze willen allebei vanuit hun eigen ideologie hun invloedssfeer uitbreiden. Er ontstaat wederzijds wantrouwen. Het wantrouwen is ontstaan door:

  • In 1919 ontstond de Komintern. Hun doel was de hele wereld communistisch te laten worden, wat het Westen als een bedreiging zag.
  • De SU vroeg om hulp van het Westen toen het aangevallen werd door Duitsland, maar kreeg dit pas veel later.
  • De SU sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland en vielen samen Polen binnen.
  • De SU hielp de communistische partij in Polen aan de macht.
  • Botsende ideologieën

 

Communisme (SU)

Westers systeem

Sociale verhoudingen

Klasseloze samenleving

Gelaagde samenleving

Houding tegenover andere landen

Nastreven van een communistische wereld-

revolutie

Respecteren van andere regeringsvormen mits deze de eigen regeringsvorm niet bedreigen

Politieke stelsel

Communistische partijdictatuur

Parlementaire democratie

Staat versus individu

Totalitaire staat, collectief staat centraal.

Democratie, individu staat centraal.

Economie

Planeconomie: vijfjarenplan

Kapitalisme met vrij ondernemerschap

Waarden

Gelijkheid, solidariteit

Vrijheid, individuele vrijheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de Conferentie van Jalta (februari 1945) kwamen Roosevelt, Churchill en Stalin bijeen om de voortzetting van de oorlog en de toekomst van Duitsland en Europa te bespreken. Op 8 mei viel het Duitse Rijk en eindigde WOII. Op de Conferentie van Potsdam (juli 1945) kwamen Truman, Attlee en Stalin ‘opnieuw’ bijeen om de toekomst van Duitsland te bepalen. De SU en VS kwamen fel tegenover elkaar te staan:

  • SU wou Duitsland militair zwak houden, hoge herstelbetaling invoeren en een regering toelaten die niet tegen de SU was.
  • Het westen wou een zelfvoorzienend Duitsland met een democratische regering en lage herstelbetalingen.

 

Er komen alleen tijdelijke besluiten tot stand. Dit waren de besluiten:

  • Zowel Duitsland als Berlijn werd verdeeld in 4 bezettingszones (SU, US, ENG & FR)
  • Oostenrijk werd losgekoppeld van Duitsland en verdeeld in 4 bezettingszones
  • Duitsland moest gebied aan Polen afstaan
  • Politiek op democratische grondslag
  • Nazisme uitroeien en oorlogsmisdadigers vervolgen
  • Duitsland volledig ontwapenen en oorlogsindustrie ontmantelen
  • Duitsland moest aan herstelbetalingen voldoen
  • Duitsland wordt een economische eenheid (dit werd alleen niet behaald)

 

De definitieve vredesconferentie heeft nooit plaatsgevonden. In 1947 was de bizone overeenkomst: de Engelse en Amerikaanse zones voegden zich samen en vormden een economische eenheid. Er ontstonden twee invloedsferen:

  • SU had Midden-Europa als haar invloedssfeer. Dit moest dienen als een soort buffer die hen zou beschermen tegen de westerse agressie. Zo ontstond het IJzeren Gordijn.
  • VS en de westerse Geallieerden hadden West-Europa, Noord-Afrika en Azië als hun invloedssfeer. Zij zagen het communisme als een bedreiging tegen de democratie.

 

De SU en de VS voedden de vijandbeelden met ideologische propaganda. Zo konden ze hun eigen optreden verklaren en verdedigen.

  • Het vijandbeeld van de VS

SU vormde een bedreiging, omdat zij streefden naar een communistische wereldrevolutie. Zij wilden een einde maken aan het kapitalisme en vrijheid.

  • Buitenlandse politiek

Het begint met de Trumandoctrine (1947): de VS geven economische en militaire steun aan landen die bedreigd worden door het communisme. Hierdoor ontstaat de containmentpolitiek: verzetten tegen iedere communistische aanval gericht tegen de vrije wil en het beschermen van de eigen invloedssferen. Zo kwam ook de Marshallhulp: een economische ondersteuning voor landen in Europa (ook communistische landen).  Om de Marshallhulp te verdelen werd de OEES opgericht. Armoede is namelijk de voedingsbodem voor het communisme.

  • Binnenlandse politiek
    McCarthyisme: McCarthy was een senator die de zogenaamde ‘Jacht op Roden’ verkondigde. Hij zou een lijst hebben met Amerikaanse communisten, maar hij kon niets bewijzen. Er ontstond dus een soort klopjacht op deze personen. Toen in 1954 hij Republikeinen aanwees als communisten, werd hij afgezet.
  • Het vijandbeeld van de SU

De VS was een agressieve mogendheid die uit was op het vernietigen van het communisme en het verwerpen van afzetmarkten en grondstoffen.

  • Buitenlandse politiek: communistische partijen ondersteunen en het communisme promoten
  • Binnenlandse politiek: afsluiten van de eigen bevolking. Ze mochten niet beïnvloed worden door het westen.

 

 

Blokkade van West-Berlijn (1948 – 1949)

In juni ’48 werd de mark vervangen door de D-mark, waarbij de waarde gekoppeld werd aan de dollar. Het gevolg was de blokkade van West-Berlijn door de SU: alle wegen vanuit de westerse zones naar Berlijn werden afgesloten. Hierdoor ontstond de Amerikaanse luchtbrug: transportvliegtuigen voorzagen West-Berlijn van voldoende voorraden. In mei 1949 hief Stalin de blokkade op, met als gevolg:

  • Splitsing van Duitsland: in mei ’49 ontstond de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) in het Westen en in oktober ’49 ontstond de Duitse Democratische Republiek (DDR) in het Oosten.
  • Oprichting van de Westerse NAVO in 1949. Het doel was gezamenlijke verdediging tegen buitenlandse aanvallen.
  • Oprichting van het Oosterse Warschaupact in 1955. Het doel was om het Oostblok, en met name het communisme, verdedigen tegenover het Westen.

 

De angst in de VS voor het communisme groeit in 1949, omdat de SU dan over een eigen atoombom beschikt en in Azië de communistische Volksrepubliek China wordt uitgeroepen door Mao Zedong. Het McCarthyisme verergert dit. Toen in 1955 de BRD tot de NAVO werd toegelaten, richtte de SU het Warschaupact op: de leden beloofden elkaar, en het communisme, te verdedigen mocht het aangevallen worden.

 

De SU bracht volksdemocratieën in Oost-Europa tot stand, waar de communistische partijen, onder toezicht van de SU, aan de macht zijn. De SU moest soms ingrijpen:

  • Opstand in de DDR (1953)

Het volk kwam in opstand tegen de strakke leiding en het economisch beleid. De SU greep in.

  • Hongaarse Opstand (1956)

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Stalinist Rákosi moest in 1956 het veld ruimen voor communist Imre Nagy. Hij zette het IJzeren Gordijn open, waardoor veel Hongaren op de vlucht sloegen. Arbeiders en studenten kwamen massaal bijeen en eisten het vertrek van alle Russen, vrije verkiezingen en processen tegen de oude leiders. Op 4 november maakten troepen van het Warschaupact een einde aan alle illusies.

  • Praagse Lente (1968)

In 1968 vond er een machtswisseling plaats in de top van de communistische partij in Tsjecho-Slowakije. O.a. Alexander Dubcek wilden ‘communisme met een menselijk gezicht’, meer vrijheden. Ook werden plannen gemaakt om de economie te hervormen. De SU zag dit als een dreiging. Op 21 augustus 1968 vielen de troepen van het Warschaupact Tsjecho-Slowakije binnen.

Het verschil tussen de Praagse Lente en de Hongaarse opstand is dat Polen niet van de SU af wou of onder het IJzeren Gordijn vandaan komen, Hongarije wou dit wel.

 

Kernwapenwedloop

Sinds 1945 beschikten de VS over atoombommen. 4 jaar later had ook de SU atoombommen ontwikkeld. De kernbewapening werd voortdurend gemoderniseerd. Zo ontstond een kernwapenwedloop. Er werden 3 kernwapenstrategieën toegepast:

  • De strategie van de ‘afschrikking door massale vergelding’ (tot 1949): Als de SU West-Europa zou aanvallen, zouden Sovjet-steden met kernwapens worden verwoest.
  • De strategie van ‘wederzijdse afschrikking’: degene die met een kernoorlog begon, kon erop rekenen dat zijn eigen land ook verwoest zou worden.
  • De strategie van het ‘aangepaste antwoord’ (1962). Een Sovjetaanval zou niet direct met kernwapens beantwoord worden, maar met middelen die aangepast waren aan de situatie. Het doel was om het gebruik van kernwapens zo lang mogelijk uit te stellen. De Europese NAVO-landen gingen pas in 1967 ermee akkoord.

Dekolonisatie

Door de economische crisis en de Tweede Wereldoorlog verzwakte Europa. Onafhankelijkheidsbewegingen (nationalisme) in Nederlands-Indië, Brits-Indië (Pakistan, India) en Vietnam verzetten zich na de capitulatie van Japan met succes tegen de terugkeer van West-Europese koloniale machten. Er ontstaat dekolonisatie. Engeland kwam zelf tot het inzicht dat de tijd van het kolonialisme voorbij was. Zij trokken zich zonder geweld terug uit hun koloniën en gaven hen onderwijs. De SU en de VS besloten anti-koloniale bewegingen te steunen. Dit deden ze, zodat ze hun ideologie konden verspreiden, hun macht konden vergroten en het handelsgebied konden uitbreiden.

 

Indonesië

In 1945 werd door Soekarno en Hatta de Republik Indonesia uitgeroepen. Nederlandse troepen werden naar Indonesië gestuurd en kregen Java en Sumatra onder militaire controle. Vervolgens namen ze Soekarno gevangen. Er kwamen veel bloedige gevechten waar, dankzij de VS, een einde aan werd gemaakt in 1949. De VS koos namelijk de kant van de nationalisten en zette Nederland onder druk door te dreigen de Marshallhulp in te trekken. In 1949 erkende Nederland Republik Indonesia als onafhankelijke staat. Vanaf nu zagen de Indonesiërs en Nederlanders elkaar als vijanden. In 1962 werd de Nederlandse kolonie Nieuw-Guinea onder Indonesisch bestuur.

 

Algerije

Algerije was de belangrijkste kolonie van Frankrijk. Er woonden veel Fransen en andere nationaliteiten. Vanwege het opkomende nationalisme, kwam Algerije op tegen de overheersing. Dit leidde tot de oorlog tussen Frankrijk en Algerije (1954 – 1962). Pas toen Charles de Gaulle aan de macht kwam, werd het zelfbeschikkingsrecht van Algerije bespreekbaar. Na een hevige, bloedige strijd werd Algerije in 1962 onafhankelijk verklaard.

 

China

Van 1945 – 1949 was er in China een burgeroorlog tussen de nationalistische Chiang Kaisjek en de communistische Mao Zedong. De communisten wonnen en tegenstanders vluchtten naar Taiwan.

De communisten wonnen en Mao riep in 1949 de Volksrepubliek uit (gesteund door de SU). Chiang Kaisjek vluchtte naar Taiwan en stichtte daar de Republiek China (gesteund door de VS). In 1958 was de Grote Sprong Voorwaarts waarin het boerencommunisme werd verheerlijkt. Ook kondigde Mao Zedong de Permanente Revolutie aan, waarmee hij wou aangeven dat China een communistische heilstaat was, omdat de revolutie nooit zal stoppen. De Volksrepubliek kwam o.a. hierdoor in een internationaal isolement terecht. De SU brak met de Volksrepubliek China, omdat:

  • Mao Zedong nam afstand van de Sovjet-politiek van vreedzame co-existentie.
  • Er kwam onderlinge rivaliteit om het leiderschap van de internationale communistische beweging.
  • Ze wilden het communisme op verschillende wijzen in de praktijk brengen: de SU zagen de industriearbeiders als motor, China zagen de boeren als motor.

In 1966 kwam de culturele revolutie op in China. Mao Zedong riep jongeren op om zich te mobiliseren en de revolutie te gaan leiden. Zij moesten het communisme aan de mensen overbrengen. Mao liet het leger uiteindelijk ingrijpen. De Republiek China kreeg een zetel in de VN. Voor de VS was, ondanks de breuk, de Volksrepubliek China even gevaarlijk als de SU. De Amerikaanse containmentpolitiek breidde zich uit: Europa en Azië moesten nu beschermd worden tegen het communisme.

De dominotheorie (1954): als één land communistisch werd, zou een hele reeks landen als dominostenen voor het communisme ‘omvallen’: Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja), Thailand, Birma, Maleisië en Indonesië. De VS en de SU gebruikte de volgende middelen om hun belangen in Zuid-Oost-Azië te behartigen:

  • Economische hulp geven (SU alleen aan China, Noord-Vietnam en Noord-Korea)
  • Steunen of oprichten van marionettenregeringen: regeringen die geen zelfstandig beleid konden voeren. Ze waren afhankelijk van de steun van grote mogendheden.
  • Militaire steun en eventueel militair ingrijpen.

 

Koreaanse oorlog (1950 – 1953)

Ook wel de ‘vergeten oorlog’. Korea was opgedeeld in Noord (door SU opgerichte communistische staat) en Zuid (dictatuur gesteund door de VS). In 1950 trok het Noord-Koreaanse leger de grens (38ste breedtegraad) over naar Zuid-Korea. De VN werd bij elkaar geroepen om Zuid-Korea te helpen. De SU kon haar vetorecht niet uitspreken, omdat ze de Veiligheidsraad had geboycot na een veto van de VS tegen de toelating van de Volksrepubliek China. Een VN-leger schoot Zuid-Korea te hulp. Het VN-leger wist de Noord-Koreanen te verdrijven tot de grens van China en Noord-Korea. China stuurde toen een leger om het VN-leger weer te verdrijven tot achter de 38ste breedtegraad. In 1953 werd een wapenstilstand bereikt. De gevolgen van de Koreaanse Oorlog:

  • Gevolgen voor Korea

Noord- en Zuid-Korea bleven gescheiden. Er vielen veel doden en de armoede steeg.

  • Gevolg voor de houding van het Westen

De vrees voor het communisme nam toe

  • Gevolgen voor de buitenlandse politiek van de VS

West-Duitsland kreeg toestemming om een leger op te richten. In Azië nam de VS anti-communistische maatregelen: meer steun aan Taiwan, meer steun aan de Fransen in Vietnam en in een vredesverdrag met Japan werd vastgelegd dat de VS luchtmachtbases in Japan behielden.

 

Vietnam

Vietnam werd in WOII bezet door Japan. Ho Tsji Minh richt dan een militaire organisatie op: de Vietminh, met als doel Vietnam te bevrijden van de Franse en Japanse bezetters. In 1945 riep hij Democratische Republiek Vietnam uit. De aanhangers van Ho Tsji Minh verzamelen zich in het noorden van Vietnam. Frankrijk wil hun kolonie terug en stuurde een leger naar Vietnam, benoemde een Vietnamese regering (voor Frankrijk) en zette een Zuid-Vietnamees leger op de been. In Dien Bien Phoe werd het Franse leger verslagen (mei 1954). De Fransen trokken zich terug. De toekomst van Vietnam werd besproken op een Conferentie in Genève. Hier kwamen de Akkoorden van Genève (juli 1954). 3 belangrijke bepalingen:

  1. De nieuwe grens van Vietnam: de 17de breedtegraad
  2. Zowel Noord als Zuid moesten neutraal zijn
  3. Binnen 2 jaar zouden democratische verkiezingen gehouden worden, om Vietnam te herenigen onder een zelf gekozen regering

Na 1954 werd Noord-Vietnam een communistische staat o.l.v. Ho Tsji Minh en Zuid-Vietnam werd autoritair geregeerd door de katholieke Ngo Dinh Diem. Hij werd gesteund door de VS. De democratische verkiezingen werden tegengehouden door de VS en de Zuid-Vietnamese regering, omdat ook zij verwachtten dat Ho Tsji Minh de verkiezingen zou winnen. Een verenigd Vietnam zou dus een communistische staat worden, waardoor de dominotheorie in werking zou worden gezet. In 1960 werd in Zuid-Vietnam een volksbevrijdingsleger opgericht, de Vietcong, gesteund door Noord-Vietnam. Zij bleken voor Zuid-Vietnam onverslaanbaar, omdat:

  • Zuid-Vietnam de toevoer van wapens voor de Vietcong niet kon tegenhouden
  • De dictatoriale Zuid-Vietnamese regering niet gesteund werd door de bevolking

 

President Johnson besloot dat een echte oorlog noodzakelijk werd: bombarderen en troepen-interventie. De weg tot het bombarderen en het sturen van grondtroepen werd voor president Johnson vrijgemaakt door 3 factoren:

  • Het Tonkin-incident (1964)

Noord-Vietnamese torpedo-aanvallen op marineschepen van de VS

  • De Tonkin-resolutie

De resolutie gaf president Johnson de bevoegdheid alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de agressie in Zuid-Oost-Azië tegen te houden.

  • De verkiezingsoverwinning van Johnson

Johnson had bij de presidentsverkiezingen een grote overwinning behaald en vertrouwde erop dat het Congres en het volk zijn maatregelen zouden goedkeuren.

 

De luchtmacht van de VS werd ingezet voor massale bombardementen ( Rolling Thunder 1965 – 1968) met als doel Noord-Vietnam zo te bombarderen dat het zijn steun aan Vietcong zou beëindigen. Grondlegers werden ingezet om de Vietcong en Noord-Vietnamese soldaten uit te schakelen. Het lukte de VS niet om deze oorlog te winnen, omdat men niet op kon tegen de guerrilla-tactiek van Noord-Vietnam en ze geen steun kregen van het volk. Op de televisie in de VS en in het Westen werden dagelijks heftige oorlogsbeelden getoond, wat voor massale protesten zorgden.

 

President Nixon (1968) wou de oorlog met een eervolle vrede beëindigen. Allereerst nam het versterkte Zuid-Vietnamese leger de strijd van de VS over. Om Noord-Vietnam tot onderhandelingen te dwingen, liet Nixon Noord-Vietnam en de aanvoerlijnen in Cambodja en Laos bombarderen. In 1972 bezocht Nixon Beijing en Moskou. Dit was het begin van de Amerikaanse driehoeksdiplomatie: om de Vietnamoorlog een eervol einde te geven, moesten zowel de SU als de Volksrepubliek China druk uitoefenen op de leiders van Noord-Vietnam om zich soepeler op te stellen bij de vredesonderhandelingen. Voor elke prestatie die Amerika leverde, werd een tegenprestatie verwacht (pingpongdiplomatie). De VS verbetert de relatie met de SU door wapenvermindering  en gunstige handelsvoorwaarden te bespreken. Als tegenprestatie voert de SU druk op Noord-Vietnam uit. De VS verbetert de relatie met China door de Volksrepubliek als wettige China te erkennen en hun een permanente zetel in de VN te geven. Ook Volksrepubliek China moest als tegenprestatie meer druk uitvoeren op Noord-Vietnam. In januari 1973 werden de Parijse Akkoorden ondertekend.

 

Gevolg:

  • In 1975 veroverde Noord-Vietnam Zuid-Vietnam en werd Vietnam één communistische staat.
  • De VS beschouwde niet langer ieder bewind als een geschikte bondgenoot tegen het communisme.

 

Afrika

Ook in Afrika is de Koude Oorlog merkbaar en proberen de VS en de SU hun invloed uit te breiden. Veel voormalige koloniën waren blij met hun onafhankelijkheid, maar kozen er toch voor om zich ‘aan te sluiten’ bij één van de machtsblokken. Ze kozen voor het machtsblok dat het beste bij hun land pasten qua ideologie, economie en godsdienst. De meeste Afrikaanse landen kozen voor het Westen. Er waren wel een aantal landen die zich bij de SU aansloten, maar uiteindelijk toch naar het Westen overliepen.

  • Ethiopië

In 1974 was Ethiopië een republiek, gesteund door de SU, maar er heerste een burgeroorlog en de SU verloor hun interesse. In 1991 werd de communistische regering afgezet.

  • Angola

In 1975 werd Angola na een lange strijd onafhankelijk. De belangrijkste bevrijdingsbewegingen zijn de linkse MPLA (gesteund door SU en Cuba) en de rechtse FNLA (gesteund door VS en Zuid-Afrika). Er breekt een burgeroorlog uit (1975 – 2002).

  • Mozambique

In 1975 werd Mozambique onafhankelijk en kreeg een communistische regering de macht. In 1994 kwamen er democratische verkiezingen en een meerpartijenstelsel.

  • Namibië

In 1966 was er gewapend verzet van de communistische bevrijdingsbeweging tegen hun overheersers Zuid-Afrika. De communisten hadden de macht tot 1990, toen werd Namibië ook een onafhankelijke staat met democratische verkiezingen.

Sinds 1948 was het regime van apartheid in Afrika (blank boven zwart). Verzet, onder leiding van Nelson Mandela, hiertegen werd bloedig neergeslagen

 

 

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Dulles, wou de containmentpolitiek vervangen door een politiek van rollback: volken die door het communisme onderworpen waren zouden ze bevrijden, desnoods met kernwapens. Het is nooit uitgevoerd, omdat de SU nu ook kernwapens had. In de SU kwam in 1956 Chroesjtsjov aan de macht, die pleitte voor een vreedzame co-existentie met de kapitalistische wereld. De rivaliteit mocht niet leiden tot een nieuwe oorlog.

 

Successen vreedzame co-existentie 1955 – 1956:

  • De VS en de SU accepteerden het bestaan van 2 Duitslanden. De SU aanvaardde het NAVO-lidmaatschap van de BDR en het Westen het Warschaupact-lidmaatschap van de DDR.
  • Chroesjtsjov accepteerde dat Oostenrijk op westers-democratische basis werd georganiseerd. Als tegemoetkoming werd de SU belooft dat Oostenrijk permanent neutraal zou blijven.
  • Toen de SU hard ingreep bij de opstand in Hongarije, greep het Westen niet in om een oorlog te voorkomen.
  • Frankrijk, Engeland en Israël vielen Egypte aan vanwege een conflict over het Suezkanaal. Het kwam niet tot een Oost-West-conflict, omdat ze zich terugtrokken na bedreiging van de SU en druk uit de VS.

 

In 1960 volgde John F. Kennedy Eisenhower op. Hij beloofde een krachtiger binnen- en buitenlandse politiek. Chroesjtsjov was niet onder de indruk Er kwam in de jaren ’60 een einde aan de vreedzame co-existentie vanwege 2 nieuwe conflicten:

  • De Berlijnse Muur

De DDR dreigde een mislukking te worden. Veel mensen waren gevlucht naar West-Duistland. Om dit ‘leegbloeden’ te voorkomen was de Berlijnse muur gebouwd. Op 13 augustus 1961 begon de bouw. Het Westen grijpt niet in, omdat de Berlijnse Muur in de DDR ligt, wat de invloedssfeer van de SU is.

  • Cubacrisis

In 1959 maakte Fidel Castro een einde aan de economische afhankelijkheid (VS). Hij nationaliseerde al het bezit van de VS op Cuba en sloot een handelsovereenkomst met de SU. Eisenhower reageerde met een economische boycot. Nadat Kennedy de president was geworden, steunde zijn regering Cubaanse emigranten die in de Varkensbaai op Cuba landden, met als doel Castro ten val te brengen (april 1961). Dit werd een nederlaag voor Kennedy. In 1962 begon Chroesjtsjov kernraketten op Cuba te plaatsen. Kennedy koos voor een marineblokkade van Cuba (oktober 1962): er werd een blokkadevloot rond Cuba geplaatst. Ze moesten SU-schepen met wapens tegenhouden. De Sovjet-schepen keerden om en Kennedy en Chroesjtsjov bereikten een akkoord: de VS zou Cuba nooit aanvallen en raketten uit Turkije terugtrekken, Chroesjtsjov haalde de raketten uit Cuba.

 

Détente 1963 – 1983

Détente is de periode van ontspanning tijdens de Koude Oorlog. De SU en de VS kozen voor deze ontspanning omdat de kernwapenoorlog die heerste bij de Cubacrisis voorkomen moest worden. Ook zou een nieuwe oorlog hoge kosten met zich mee brengen wat beide landen zich niet konden veroorloven. De toenadering tussen Oost en West tijdens de Détente bestond uit:

  • Het aanleggen van een hot line tussen Washington en Moskou om beter te kunnen communiceren in geval van een crisis.
  • De betrekkingen tussen de VS en China verbeterden, waardoor het communistisch blok zijn eenheid verloor.
  • Er werden verdragen over kernwapenbeheersing gesloten. In 1968 was het Non-Proliferatieverdrag gesloten waar de landen met kernwapens beloofden geen kernwapens te leveren aan landen die dit nog niet hadden, maar sommige ondertekenden het verdrag niet.
  • In de SALT-verdragen (1972 & 1979) werden afspraken gemaakt over het verminderen van intercontinentale kernrakketten door de SU en VS. SALT: Strategic Arms Limited Talks.
  • De grenzen van de DDR werd door de BRD erkent. In 1969 werd Willy Brandt bondskanselier van de BRD. Hij tekende in 1970 het Verdrag van Moskou, waarin de grenzen van de DDR onschendbaar werden verklaard. De SU beloofde het verkeer tussen West-Duitsland en West-Berlijn niet meer te zullen hinderen.

 

De SU en de VS bleven vasthouden aan hun invloedssferen. In de Brezjnevdoctrine (1968) gaf de SU zichzelf het recht in te grijpen in staten binnen haar invloedssfeer als het communisme wordt bedreigd. Door de inval van de SU in Afghanistan komt er een einde aan de periode van ontspanning in de Koude Oorlog. Westerse regeringen wilden zich niet losmaken van de VS, dus zij grepen nauwelijks in. Er ontstaat een nieuwe wapenwedloop.

 

In 1985 kwam Gorbatsjov in de SU aan de macht. Hij gaf toe dat de achterstand op het Westen steeds groter werd en dat het slecht ging met de SU. Hij voerde Glasnost (openheid) en Perestrojka (hervorming) in. Glasnost hield in dat de media meer vrijheid kreeg en kritiek mocht leveren. Hervormingen moesten niet meer met geweld afgedwongen worden. Perestrojka hield in dat de communistische planeconomie vervangen moest worden door de westerse markteconomie. Deze overgang bracht werkloosheid, schaarste en faillissement met zich mee. Gorbatsjov liet de Brezjnevdoctrine los: Oostbloklanden mochten de alleenheerschappij van de communistische partij afschaffen (1989).

 

Het wonderjaar 1989

Polen werd het eerste land in Oost-Europa met een niet-communistische regering. (juni 1989). Kort hierop volgden Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Bulgarije. De val van de Berlijnse Muur in 1989. Daarna verloor de communistische partij ook haar macht in Roemenië. Er kwam een einde aan de invloed van de SU in Oost-Europa. De DDR trad uit het Warschaupact en hief zichzelf op. De DDR en BRD voegden zich samen tot één land, toegelaten tot de EU en NAVO (1990). De VS en de SU sloten overeenkomsten om hun kernwapens en legers te verminderen.

 

In 1991 kwam de Koude Oorlog ten einde, als het communistisch bewind in de SU eindigt. Indirecte oorzaken van het einde van de Koude Oorlog:

  • Te hoge kosten

De Koude Oorlog had zowel de SU als de VS veel geld gekost. Het SDI-project, een ambitieus plan van president Reagan, zou een computergestuurd ruimteschild moeten vormen tegen inkomende raketten. Het bleek te duur te zijn, maar toch veroorzaakte het onrust bij de SU.

  • Verlies aan vertrouwen in het communisme

De communistische planeconomie faalde en er was een technologische achterstand in de SU. Ze gingen ervan uit dat er meer kans was op economische hulp uit het Westen als de Koude Oorlog ten einde kwam.

  • Verzet in het Westen tegen de kernbewapening

De communistische planeconomie faalde en er was een technologische achterstand in de SU. Ze gingen ervan uit dat er meer kans was op economische hulp uit het Westen als de Koude Oorlog ten einde kwam.

  • Verzet in het Westen tegen de kernbewapening

 

In 1991 pleegden conservatieve communisten een staatsgreep (mislukt), met als gevolg:

  • Boris Jeltsin werd de machtigste man. Hij wou de SU ontmantelen, de Communistische Partij afschaffen en van Rusland een onafhankelijke staat maken.
  • De SU viel uiteen: Litouwen, Estland, Letland, Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan verklaarden zich onafhankelijk.
  • In 1991 trad Gorbatsjov af.
  • Het Warschaupact werd opgeheven.
  • Het wantrouwen tussen Oost- en West-Europa nam af. Voormalig neutrale landen en Oostbloklanden treden tot de EU toe.

De eenwording van Europa

In 1948 ontstond de Benelux: België, Nederland en Luxemburg starten een douane-unie. Ook was in 1948 de OEES opgericht om de Marshallgelden te verdelen. In 1951 werd de EGKS opgericht (FR, IT, Benelux en West-Duitsland). De deelnemende landen hebben geen eigen beheer meer over de ‘grondstoffen voor oorlog’. In 1957 werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom). De Euratom was opgericht om kernenergie vreedzaam te gebruiken en de EEG om een gemeenschappelijke markt in te voeren. In 1967 werden de EGKS, EEG en Euratom samengevoegd tot Europese Gemeenschap. Dit is economisch een succes en draagt bij aan een sterke economische groei in alle leden. Tussen 1973 en 1986 verdubbelde de EG naar 12 landen. In 1985 sluiten de EG het Schengenakkoord: vrij verkeer van personen en goederen tussen deze landen. Na de val van de Berlijnse muur werden de kansen voor uitbreiding van de Europese Gemeenschap groter. In 1992 werd bij het verdrag van Maastricht de EG de EU en streefde naar samenwerking en eenwording. De EU bevat nu 28 landen. De EU is een samenwerkingsverband van landen, die alleen op financieel, economisch en milieukundig gebied bevoegdheden hebben overgedragen aan Brussel.

Voor het Europees Parlement zijn weliswaar om de vijf jaar directe verkiezingen, maar in de praktijk heeft dit parlement weinig macht. In de EU bepaalt de Ministerraad het beleid, dat wordt voorbereid en uitgevoerd door de Europese Commissie.

 

Toenemende welvaart leidt tot sociaal-culturele veranderingsprocessen

Vanaf 1949 – 1973 is de periode van economische groei in West-Europa. Door automatisering, rationalisatie, het werken in ploegendiensten en schaalvergroting in de landbouw en het bedrijfsleven stijgt de jaarlijkse productie in alle sectoren. Door de welvaartsgroei kon de overheid de Nederlanders een uitgebreid pakket aan sociale voorzieningen bieden: AOW, kinderbijslag, werkloosheidsuitkeringen en een regeling voor arbeidsongeschikten. Dit is de verzorgingsstaat. We kwamen langzaam aan terecht in een consumptiemaatschappij.

  • Politiek-economische veranderingen vanaf de jaren ’60:
  • De overheid groeit en gaat een grotere maatschappelijke rol spelen
  • Opbouw van de verzorgingsstaat en dus uitbreiding van de sociale wetgeving
  • Door verlenging van de leerplicht wordt het onderwijsniveau hoger
  • Sociaal-culturele veranderingen vanaf de jaren ’60:
  • Door de toenemende welvaart ontstaan er jongerenculturen en de protestgeneratie. Jongeren hebben minder respect voor ouders, leraren, politie en politici.
  • Tweede Feministische gold: jonge vrouwen willen gelijke kansen in de maatschappij op het gebied van werk, buitenshuis en loon.
  • Vrijere opvattingen over huwelijk en seksualiteit

 

Deze sociaal-culturele veranderingen leiden tot verdergaande democratisering, individualisering, deconfessionalisering, ontkerkelijking, ontzuiling en grotere arbeidsparticipatie van vrouwen.

 

De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

Na de Tweede Wereldoorlog was de doorbraakgedachte: verzuiling doorbreken, maar na WOII keerde de verzuilde partijen weer gewoon terug:

PvdA (SDAP & VDB)

ARP

KVP                 1977 - CDA

CHU

CPN

VVD

Er kwamen voor het eerst Rooms-Rode coalities (PvdA, KVP). Van 1948 tot 1958 waren er brede basiskabinetten. De PvdA hadden hier toch voordeel mee, omdat zij de minister-president mochten leveren. De welvaart in Nederland ontstond door handel met Duitsland en de ontdekking van een gasveld. Door dekolonisatie komen veel inwoners uit voormalige koloniën naar Europa. In de jaren ’50 en ’60 was er ook sprake van een arbeidstekort, waardoor gezocht werd naar arbeidskrachten in andere landen. Deze gastarbeiders zouden naar enige tijd terugkeren naar het vaderland, maar er kwam juist gezinshereniging. Vanaf de jaren ’80 groeit het aantal mensen dat, op de vlucht voor oorlog en ellende, in Europa asiel aanvraagt. Door de grotere welvaart, de verzorgingsstaat, de verbeterde gezondheidszorg en de gestegen levensverwachting groeit de Europese bevolking enorm. De West-Europese staten veranderen in multiculturele samenlevingen. Het zijn pluriforme samenlevingen waarbinnen mensen met verschillende waarden, normen en leefstijlen samen leven en werken. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.