1] Griekse politiek
1.1 bronnen van kennis
De vroegste geschiedenis van Griekenland kennen wij door archeologische opgravingen en door de orale cultuur
orale cultuur= mondeling overgeleverde verhalen
Er zijn al kleitabletten gevonden van 1800 v. Chr daar stond de handel
op van Kreta die handelde met het Middenoosten (wol, wijn en olijfolie voor goud, koper en ivoor).
Dit was de tijd van de minoïsche beschaving die eindigde rond 1550 v.Chr. de tijd waar de Kretenzers in leefden was waarschijnlijk rustig en vredig. Maar deze tijd eindigde toen de Myceners het eiland binnen vielen. De paleizen werden verwoest.
De Myceners namen veel kennis en kunst over. Ze waren oorlogszuchtig.
Ze namen plaats tussen de handel tussen oost en west. Alleen kleitabletten zijn schriftelijke bronnen uit die tijd. Rond 1200 v.Chr. wordt de Myceense beschaving vernietigd. De Donkere Eeuwen breken aan in Griekenland (1200-800v.Chr.) Veel verhalen en mythen over verteld.
De Ilias is een heldengedicht, een epos
epos= heldengedicht
Gaat over Griekse koningen en halfgoden zoals: Achilles tijdens belegering van Troje. Verhaal wordt gevolgd door de Odyssee en gaat over de Griekse koning Odysseus. Rond 750 v.Chr. geschreven door Homerus. Hij was geen Griek. Hij schreef orale cultuur op hij was een minstreel/bard, een zanger van heldengedichten. Schliemann raakte er van overtuigd dat het gevecht om Troje heeft bestaan door opgravingen in 1871.
Herodotus: 450 v.Chr.
schreef het boek De Historiën
ging over de oorlog tussen Grieken en barbaren(Perzen)
bekeek het uit verschillende standpunten
eerste Griekse prozawerk helemaal intact overgeleverd
overal waar hij kwam, schreef hij gewoonten, tradities en
bestuursvormen op.
eerste geschiedschrijver
niet voor 100% betrouwbaar
1.2 De Griekse stadstaat
1/3 deel van Griekenland is geschikt voor landbouw. Leiders gingen in
versterkte burchten wonen en er kwamen tempels.
Polis=stadstaatje
Staat de stad op een hoge heuvel dan heet dat een: Acropolis
750 verschillende poleis in het oude Griekenland. Veel overeenkomsten in taal, geloof, techniek, economie en politiek.
Polis: kleine staat
eigen bestuur
eigen wetten
vocht voor vrijheid
rond 1200 v.Chr. alle burgers die konden vechten burgerrecht
leider of koning kreeg raad van de Raad der Ouderen
800 v.Chr groeide de bevolking ze gingen van veeteelt naar landbouw.
Handel met Middellandse Zee nam toe. Ze voerden muntgeld in. Ze verhuisden van polis naar kolonies. Er kwam een regering van de besten:
Aristocratie.
550 v.Chr. de handel groeide met Klein-Azië en met de eilanden. Graan invoeren was goedkoper. De Grieken moesten nu in de wijn en de olijven.
Er ontstond veel sociale onrust omdat de ranken eerst een aantal jaren vrucht moesten dragen.
Er werd in 1 man aangewezen een Tiran
Tiran= (Griekse) leider die alleen regeert
Tiran: ging tegenstellingen tussen arm en rijk aan waren populair
voerden standaardmaten en gewichten in bouwden tempels en organiseerde feesten.
komen de zonen aan de macht -> dan vaak onderdrukkers
Vaak werden tirannen dan verdreven en kwam er een oligarchie
Oligarchie= (Griekse) regering van weinigen
In Sparta hadden ze een bestuur van 2 koningen, oligarchie en volksvergadering.
In Athene hadden ze een democratie
democratie= (Griekse) regering door het volk. In Athene hadden
alle vrije mannelijke burgers recht te besturen in volkvergadering.
Ook in Athene ging het fout bij de overschakeling naar wijn en olijven. Er ontstonden vele schulden vandaar dat veel mensen zich verkochten als slaaf. De grootgrondbezitters gingen besturen. Sociale onrust bleef en vele burgers eisten inspraak in bestuur. Tiran Cleisthenes kwam 500 v.Chr. met een oplossing:
-alle burgers kregen gelijke rechten
- heel het volk moest belangrijke beslissingen nemen
- iedereen de vrijheid deel te nemen aan volksvergadering
Zo werden er strategen, leiders van een leger, vloot en mensen in adviesraden gekozen
Ook kwam er door loting rechters. Belangrijke beslissingen werden wetten.
-voerde het ostracisme in
Ostracisme= (Grieks) Schervengerecht. Atheense burgers schreven op een scherf wie er verbannen zou worden.
-werd gedaan om geen Tiran aan de macht te krijgen.
Pericles stelde dat elke burger evenveel aandacht aan huishouden als aan politiek in de stad moest doen zo kon iedereen naar de volksvergadering.
Deze democratie was van de elite en bleef 200 jaar bestaan. Dit werd een voorbeeld.
Aan het begin van de democratie kregen de Atheners het al moeilijk want ze moesten de Perzen verslaan in 490 v.Chr in de slag bij Marathon.
Athene verenigde zich met Sparta zo konden ze 10 jaar later weer de Perzen verslaan bij de definitieve zeeslag. Athene werd de belangrijkste handelsmacht. De Grieken zagen de Perzen als vijanden en barbaren.(minderwaardigen, wrede vreemdelingen)
Homerus: Trojanen zijn gelijk aan Grieken
Herodotus: Perzen zijn barbaren ( in Historiën)
De Grieken voelden zich superieur.
1200-800 monarchie
800-550 aristocratie
rond 550 tiran
rond 500 oligarchie
500-350 democratie
1.3 De Griekse Cultuur
De Grieken hadden een grote interesse in de mens en de wereld om hem heen. De Grieken hadden goden om natuurverschijnselen en rampen te verklaren.
De eerste treurspelen ,tragedies waren in Athene ter ere voor Dionysus, God van de
wijn. (menselijke grenzen of overmoed stonden centraal)
tragedies= treurspel, toneelstuk met een treurig eind (tonen mensen met zwakheden en emoties)
Er werden ook blijspelen, komedies opgevoerd. Speelde zich af in het toenmalige heden. Staken de gek met politici, andere publieke figuren
komedie= blijspel (geven een dagelijks beeld van het leven in een polis)
In de Griekse kolonies in Ionië, waar de kennis van Mesopotamië en Egypte bij elkaar kwamen, probeerden de Griekse onderzoekers natuurverschijnselen te verklaren.
Het waren natuurfilosofen.
natuurfilosofen= onderzoekers die natuurverschijnselen proberen te verklaren
Kwamen er achter dat de aarde bestond uit 4 oerelementen:
• vuur
• aarde
• lucht
• water
Heraclitus (500 v. Chr.) De aarde is voortdurend in beweging, alles stroomt niets blijft.
Pythagoras: verschil tussen hoge en lage tonen, ritme van muziek is te herleiden in wiskundige termen. De mens is de maatstaaf van alle dingen.
Sofisten zetten zich af tegen de godenwereld.
sofisten=Denkers, wijzen die als onderwijzers rondtrokken en de mens centraal
stelden.
Hippocrates(430 v.Chr.) legde de basis voor de moderne geneeskunde.
De sofisten verspreiden het retorica.
retorica= welsprekendheid, de kunst om goed je mening te verwoorden.
Zo ontstonden de Filosofen. Kennis is voor hun de sleutel tot een goed mens.
filosofen= wijsgeren die elementaire vragen stelden over het leven van de mens.
Plato ontwikkelde uit de filosofie van Socrates(zijn leermeester) zijn ideeënleer.
Plato’s leerling Aristoteles was een praktische denker en kennis moest gebaseerd worden op waarneming en onderzoek. Hij was ook natuurkundige, bioloog, politicus.
2] Pax Romana
2.1 Bronnen van kennis
De geschiedenis van Rome is 5 eeuwen na het stichten van de stad opgeschreven.
Daarbij werd gebruik gemaakt van orale cultuur, mythen en archeologische vondsten.
Rome 750 v.Chr een klein dorpje aan de Tiber. Hadden goede contacten met de Etrusken, Sabijnen en Grieken. Zo waren goden ook gelijk aan Grieken.
koning
kreeg advies van leiders van de belangrijkste families (Patriciërs)
kwamen bijeen in de sanatus (raad van oudsten)
senaat= (Romeins) raad van ouden, waarin de patriciërs zitting hadden.
Gaf advies aan koningen en later aan consuls.
Het gewone vrije volk waren de plebejers
Plebejers= leden van het volk, vrije mensen.
De priesters en de mensen in het senaat of senatoren waren altijd patriciërs.
senatoren= Patriciërs die zitting hadden in de senaat
De laatste koningen in Rome waren Etrusken.
Rome werd rond 500 v.Chr een Republiek. De leiders waren consuls. Patriciërs werden voor een jaar gekozen voor beslissingen en kregen steen van senaat.
consuls= belangrijke leiders van de Republiek. 2 consuls voor een jaar gekozen
1 en 2de eeuw voor Chr. eerste Latijnse geschreven bronnen over de Romeinse republiek en wetgeving. De veiligheid van het volk stond voorop en een overwonnen vijand moest je edelmoedig behandelen. Dit had Cicero bedacht. En geloofde in Goden. Hij was fel tegen een democratie. Rome werd de eerste samenleving waar wetten en rechtspraak volgens vaste regels werden toegepast.
Titus Livius beschrijft de geschiedenis van Rome als die van een wereldmacht en maakt daarbij gebruik van andere schriftelijke bronnen en mondelinge verhalen en mythen dan Herodotus dat deed.
Rome bracht: orde, rust en vrede.
De geschiedschrijving komt dicht in de buurt van propaganda
2.2 Het Romeins imperium
Romeinen waren praktisch en hielden van orde. Bij de Romeinen stonden: gehoorzaamheid, dapperheid en doorzettingsvermogen hoog in het vaandel.
De stad sloot bondgenootschappen door burgerrecht en bescherming te bieden in ruil voor het leveren van soldaten. Iedereen die een stuk land bezat moest verplicht een aantal jaar in dienst. Zo ontstond het eerste beroepsleger.
Rome en Carthago hebben ruim een eeuw oorlog gevoerd om de macht in de Middellandse Zee. Rome won.
Rome raakte overvol omdat de boeren naar de stad trokken. Patriciërs werden gouverneur in overzeese provinciën en kwamen steenrijk terug en namen mensen in dienst. De plebejers hadden het recht hun eigen leiders te kiezen: de tribuni plebis of volkstribunen(taak de plebejers te beschermen)
volkstribunen= Leiders van de plebejers, hadden de taak te beschermen.
Konden maatregelen tegen houden. Door veto te zeggen tegen de consuls en senaat.
veto= (ik verbied) Volkstribunen konden zo maatregelen tegen houden.
Er brak een onrustige periode aan. Veldheren wierven soldaten onder de werkloze plebejers in Rome. Ze bleven de veldheer trouw, maar gehoorzaamden niet aan Rome.
Caesar was tegen de macht van de patriciërs in het bestuur van Rome. Wilde kwijtschelding van schulden bij arme plebejers. Hij onderwierp heel Gallië en Groot-Brittannië. Hij moest Gallië terug geven maar deed dit niet en in de daarop volgende burgeroorlog won Caesar. Hij werd benoemd tot alleenheerser, dictator van het
Romeinse Rijk.
dictator= alleenheerser, eerst benoemd in noodsituatie voor de periode van een halfjaar. Caesar werd later dictator voor 10 jaar en vervolgens voor altijd.
Caesar: - verminderde schuldenlast voor de plebejers en ga hun land
- voerde de Juliaanse kalender in van 365 ¼ dag.
Caesar werd vermoord door patriciërs die de republiek wilden herstellen. Brak burgeroorlog uit. Octavianus werd een alleenheerser. De eerste keizer.
Keizer= (afgeleid van Caesar) alleenheerser.
2.3 Cultuur in het Romeinse keizerrijk
Octavianus regeerde tot het jaar 14. Wees de titel dictator af. Hij werd verhevene/ Augustus genoemd.
Augustus= de verhevene. Titel en later nam van de eerste keizer van het
Romeinse Rijk, Octavianus.
Rekende af met de macht van generaals. Werd opperbevelhebber van alle troepen.
Kwamen veel ambtenaren.(ook verantwoordelijk voor verdeling van graan, bevoorrading en uitrusting van het leger maar deden ook belastingen en wegen).
Augustus zorgde voor brood en spelen.
brood en spelen= graanuitdelingen en festiviteiten voor het volk door
Augustus ingesteld.
Hij werd als een God vereerd. Met zijn bestuur kwam er rust en welvaart. Ging goed met de landbouw en handel, burgers waren tevreden. Leger bewaarde de vrede. De soldaten in de grensprovincies moesten de Romeinse vrede, pax romana beschermen.
Er kwamen badhuizen, theaters en zegezuilen en triomfbogen.
In het jaar 64 was er een grote brand en de christenen werden op grote schaal door de Romeinen vervolgd. Zij werden gezien als een Joodse groepering. Joden en Romeinen in Judea zagen Jezus als een gevaarlijke onruststoker en brachten hem om het leven. Christenen verafschuwden de verering van andere goden of keizers. Daarom vonden de Romeinen het ‘ongelovigen’, en die zouden zo woede van goden over het Romeinse Rijk kunnen afroepen. Toch bleef het geloof zich verspreiden. Constantijn won de slag en werd keizer en maakte toen het christendom tot wettige godsdienst in zijn rijk. Hij schonk landgoederen aan de kerk, liet kerken bouwen, stelde de zondag als officiële rustdag in. Het straatbeeld veranderde.
3] Inspiratie
3.1 De wedergeboorte van de oudheid
476 val van het Romeinse Rijk een onrustige periode. Germaanse stammen plunderden Christendom was de enige beschavingsvorm en norm die er bestond. De kennis uit de oudheid raakte zo goed als verloren. Toen de handel in 1300 toenam in Italiaanse steden, ontstonden er nieuwe opvattingen. In de Arabische wereld was namelijk het klassieke gedachtegoed bewaard gebleven. De mens kwam centraal te staan. Zo was vroeger het gezegde bij de Romeinen ook Pluk de dag(carpe diem). Kooplieden hadden een praktische reden om zich te verdiepen in de ‘oude’ kennis. Ze wilden hun blikveld verruimen. Deze belangstelling heet renaissance/wedergeboorte.
renaissance= wedergeboorte van de klassieke oudheid met de bedoeling de kennis uit de oudheid toe te passen op de eigen tijd.
Schilders, beeldhouwers en architecten namen de stijl van de Grieken en Romeinen als
voorbeeld voor nieuwe kunstwerken. Geleerden deden onderzoek in navolging van de Griekse en Romeinse wetenschappers. En schrijvers en historici namen Romeinse en
Griekse geschriften als voorbeeld. Zo gingen de Italianen nieuwe kennis en ideeën
ontwikkelen.
Petrarca noemde de Middeleeuwen ‘donkere eeuwen’. Het was een duistere periode tussen twee bloeiperioden in. Wilde de waarde uit de oude cultuur van de oudheid herleven. Hierbij bestudeerde hij de klassieke schrijvers. Vooral uit de persoonlijke brieven van Cicero kreeg hij een beeld van het leven van de oude Romeinen en wat ze toen belangrijk vonden. Hij geloofde dat navolging van de waarden en cultuur uit de Oudheid de enige manier was om de wereld te veranderen. Petrarca werd taalkundige.
Schreef De levens van beroemde mannen. Hij schreef voor het eerst sonnetten.
14 regels, verdeeld over twee keer vier en twee keer 3 regels. Zijn ideeën werden wijdt verspreid. Zijn methodes van literair en historisch onderzoek van klassieke oudheid werd nagevolgd. Basis voor een nieuwe waardering voor het heden.
Pieter Corneliszoon Hooft trok in 1598 naar Italië en Frankrijk als voorbereiding voor zijn baan in de handel. Hij liet zich inspireren door literatuur uit de oudheid. In 1611 verscheen de emblemata amatoria het is een boek met afbeeldingen die een spreuk en vaak een levenswijsheid bevatten(ging vaak over trouw en ontrouw tussen geliefden) Hij maakte ook gebaseerde toneelstukken op de klassieke oudheid en vertaalde delen van Tacitus. Hij schreef De Nederlandse Historiën. Hij schreef bondig en probeerde objectief te blijven. Raadpleegde bronnen en trok zelf het veld in. Hij had de handicap dat hij schreef over zijn eigen land in zijn eigen tijd. In veel andere Europese landen vormden de ideeën uit de oudheid en de Italiaanse Renaissance de basis van een heropleving van de kunst en cultuur.
3.2 De ontwikkeling van politieke denkbeelden.
Renaissance vernieuwing in wetenschappelijk onderzoek. Copernicus ging met de ideeën van Pythagoras aan de gang en ontdekte dat de zon het middelpunt was van het heelal.
Galileï: aarde draait en bestaat zwaartekracht.
Deze ideeën gingen vaak in strijd met de kerk.
Descartes stelde dat God de mens juist met verstand had geschapen en dat moest de mens van god dus ook gebruiken en ontwikkelen. Zijn uitspraak was dan ook cogito ergo sum.
cogito ergo sum=(latijn) ik denk en dus besta ik. Uitspraak van Descartes die vond dat God de mens had geschapen met verstand. En mensen moeten dat verstand dus ook gebruiken.
Dit is de basis van de stroming van het rationalisme
rationalisme= Stroming in het denken die berust op het gebruik van het verstand (de ratio)
Hierbij stond de mens centraal.
Voltaire: een echte rationalist
mens centraal
ieder individu heeft recht op vrijheid, persoonlijke ontwikkeling en redelijke behandeling.
vocht voor vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
denkers van de verlichting
verlichting= benaming voor het rationalisme in de 18de eeuw. Het was een stroming die de mensen wil ‘verlichten’, het goede voorbeeld.
Ze accepteerde alleen die kennis die door waarneming en onderzoek tot stand kwam.
Stonden kritisch tegenover de kerk en verzetten zich tegen het absolutisme.
Montesquieu hield zich bezig met staatsvormen. Hij bekeek Aristoteles en Cicero en alle mogelijke bestuursvormen. Volgens hem werden natuurwetten door de samenleving bepaald, en deze in praktijk vaak geschonden. Hij bedacht het trias politica en die moesten strikt gescheiden gehouden worden.
Trias Politica= De drie politieke machten: wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
De wetgevende macht moest een tweekamerstelsel worden. Het volk was vertegenwoordigd in het parlement (2de kamer) en de adel (1ste kamer). Monarchie
werd uitvoerend en rechtspraak moest onafhankelijk zijn.
Rousseau: alle mensen, van welke afkomst dan ook, zijn gelijk. Staatsmacht moet gebaseerd zijn op de wil van het volk: volkssoevereiniteit
volkssoevereiniteit= de macht van de staat wordt gebaseerd op het volk
Hij was voor een kleine Republiek en mensen moesten hun gevoelens volgen.
Eerste denker die gevoel voorop stelde: romantiek
romantiek= stroming die eind 18de is ontstaan en nadruk legt op gevoel en natuur.
In salons kwamen mensen bijeen en zo raakte veel nieuwe ideeën bekend, ook door
kranten en pamfletten. De encyclopedie kwam uit (1715-1765). Stond kennis in van
kunst, wetenschap, technologie en filosofie.
1789 Franse Revolutie ->veel burgers eiste inspraak
de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’ werd uitgegeven.
de idealen van Voltaire en Rousseau waren belangrijk: vrijheid, gelijkheid en broederschap
Het bestuur van Montsquieu kwam: constitutionele monarchie
constitutionele monarchie= koninkrijk(monarchie) waarbij vorst en volk zich aan de grondwet(constitutie) moeten houden.
Dit ging mis en het werd een republiek onder bestuur van een dictator. Napoleon komt aan de macht werd eerst consul toen kroonde hij zich tot keizer.
3.3 Cultuur en beschaving
Kunstenaars in de romantiek geven hun gevoelens weer. Veel kunstenaars gebruikte in die tijd een mythisch figuur als voorbeeld om idealen als liefde en vrijheid te benadrukken. Deze tijd stimuleerde kunst en cultuur.
1737 schilder/beeldhouwkunst voor het eerst tentoongesteld. En concerten en opera’s kwamen in het theater. In de bouwkunst kwam de griekse symmetrie terug.
In het handvest van de VN uit 1945 staan ook allerlei begrippen uit de oudheid. Zoals:
vrijheid, gelijkheid, respect voor het individu en fundamentele mensenrechten als vrijheid van meningsuiting(grieks). Waarde en waardigheid van de mens, internationale recht, tolerantie en Romeinse vrede(romeins). De ideeën van Montesquieu zijn omgezet naar goed functionerende politieke systemen. De mens wordt beschermd door een algemeen rechtssysteem (Cicero) en gehanteerd wordt door onafhankelijke rechters(Montesquieu). Christendom is nog steeds een belangrijk onderdeel van onze beschaving.
Socrates: kennis is de sleutel tot de goede mens
Leonardo da Vinci: kennis, het natuurlijke verlangen is van goede mensen
Verlichting: kennis is macht
Nu: kennis is de basis voor een goede toekomst.
Wetenschappelijke onderzoeksmethodes zijn nog steeds gebaseerd op: waarneming, classificeren en systematiseren(Aristoteles)
Wij de volken van de VN (bedenker Rousseau)
Fundamentele mensenrechten (bedenker Rousseau)
Waarde en waardigheid van de mens (Cicero en griekse sofisten)
Gelijke rechten van mensen(Rousseau)
Rechtvaardigheid, internationaal recht en tolerantie(Cicero)
Vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en vrijheid van godsdienst (Voltaire)
REACTIES
1 seconde geleden