Tijdvak VII: tijd van pruiken en revoluties (18de eeuw, vroegmoderne tijd)
Kenmerkend aspect 27: het rationeel optimisme en verlicht denken in godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
De verlichting is de periode waarin er een kritische houding ontstond tegenover geloof en traditie. Er was duisternis door bijgeloof en gebrek aan kennis, die vervangen moest worden door de verlichting: rationaliteit moest leiden (-> durf te denken) en er moest daarom meer onderzoek gedaan worden en de opvoeding en educatie moesten anders. Het gevolg zou vooruitgang zijn en een verbeterde samenleving. In de praktijk betekende dit vooral debatteren over religie, politiek, opvoeding en onderwijs. Voltaire is een goed voorbeeld van een verlichte denker.
De oorzaak van de verlichting:
Door de wetenschappelijke revolutie was het vertrouwen in het verstand gegroeid. Het rationalisme werd nu ook toegepast op betere ideeën over scholing, politiek en religie.
Over geloof:
- Voltaire vond het geloof dogmatisch: er was geen bewijs voor dat rituelen effect hadden.
- de verhalen in de bijbel en de wonderen waren moeilijk verenigbaar met rationalisme.
- vele verlichte denkers geloofden in het deïsme: het idee dat god de wereld geschapen had, met de mens en de natuurwetten, maar dat hij geen directe invloed meer had (mechanistisch wereldbeeld). Zo geloofden ze nog wel in God.
- opkomst cultuurrelativisme: cultuurrelativisme is het idee dat je andere godsdiensten en culturen niet op grond van normen en waarden van je eigen cultuur mag vergelijken. Verlichte denkers pleitten daarom ook voor religieuze tolerantie.
Over samenleving:
standpunten over geloof in samenleving:
- de koningen en de kerk misbruiken religie om het volk te laten gehoorzamen. Dit leidde tot onvrijheid
- religie zorgt juist voor orde in de samenleving
-religie mag niet de voornaamste leidraad zijn voor het menselijk handelen. Dit vormt de basis voor de seculiere samenleving: religie is privé en niet richtinggevend.
Conclusies over inrichting bestuur:
- Thomas Hobbes: de mens moet een contract sluiten met de vorst (sociaal contract). De vorst zorgt voor de veiligheid. De vorst kan wel absolutistisch zijn maar, maar regeert niet d.m.v. het droit divin .
- John Locke: de mens heeft natuurrechten die de vorst moet beschermen. De vorst kan afgezet worden als hij dat niet goed doet. Deze vorst is niet absolutistisch, omdat de macht gedeeld wordt met volksvertegenwoordigers.
- Rousseau: er is volkssoevereiniteit: de hoogste macht ligt bij het volk. De regering is dan de uitvoerder van de gezamenlijke wil van de burgers. Hij geloofde sterk in revolutie. Volkssoevereiniteit heeft ook geleid tot dictators.
- Montesquieu: Trias Politica: een scheiding der machten. Een groep heeft de wetgevende macht, een de uitvoerende en een de rechtgevende. Iedere groep controleert elkaar en daardoor wordt misbruik voorkomen. Dit is de basis van onze huidige democratie.
Over strafrecht:
Verlichte denkers vonden lijfstraffen onnodig wreed en dat bewijzen in de rechtspraak onbetrouwbaar waren.
De kijk op de loop van de geschiedenis:
Geleerden zagen de geschiedenis als een lang proces van vooruitgang, aangezien zij geloofden dat de samenleving in de toekomst alleen maar beter kon worden. Historici schrijven dat elke samenleving fases van ontwikkeling doorliepen.
Kenmerkend aspect 28: het voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
Koning Frederik van Pruisen was een bijzonder vorst, zijn koningschap is verlicht absolutisme: de absoluut vorst die de samenleving probeert te verbeteren volgens de verlichte denkers en die zijn macht baseerde op rationele redenering in plaats van droit divin: de koning was van nut voor de samenleving. Frederik was een verlicht despoot. Verlichting en absolutisme kunnen goed samen volgens o.a. Hobbes, die absolutisme promootte: zolang de koning maar het beste in staat was en welvaart te bevorderen en handelde voor zijn volk en niet voor zichzelf.
Hervormingen die passen bij een verlicht vorst:
- Religieuze vrijheid: dit past bij cultuurrelativisme en de seculiere samenleving.
- Stimulering van kunst en wetenschap, hierdoor werd meer kennis verworven
- Beperking van lijfstraffen: onnodig wreed
- Scholing voor iedereen, hierdoor kon iedereen leren om zijn verstand te gebruiken
- Nationaal wetboek en moderne bureaucratie: deze beschermden de natuurrechten
Belemmering:
De sociale verhoudingen ( de manier waarop verschillende bevolkingsgroepen met elkaar leven) waren nog feodaal. De adel had hierbij veel macht en daardoor kon Frederik de lijfeigenschap niet afschaffen. Hij moest de adel te vriend houden en ook de boeren, die bang waren voor onzekerheid, geruststellen.
In Frankrijk: ancien régime
Onder de burgers verspreidden de ideeën van de verlichting ook, hierdoor ontstond publieke opinie: de verzameling meningen als gevolg van discussie van de burgers. De verlichte ideeën verspreidden zich door middel van tijdschriften, koffiehuizen, salons en genootschappen zoals in Nederland de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, die zelf onderwijs gaf en onderzoek deed.
In Frankrijk was het minder makkelijk om ideeën uit te wisselen door het ancien régime: het bestuur van voor de Franse revolutie. Hierbij had de vorst veel macht en de adel en geestelijkheid privileges. Er was censuur: de regering hield bepaalde meningen, boeken, ideeën tegen. De Franse koningen waren bang dat hun macht door de verlichte denkers, die veel kritiek hadden op het ancien régime, minder zou worden.
Manieren om censuur in Frankrijk te ontlopen:
- Er was altijd wel iemand die het risico wou nemen
- Geleerden wisselden informatie en nieuwe ideeën uit via brieven
- Boeken werden gedrukt in Nederland en Engeland, waar grotere vrijheid van drukpers was. Daarna werden de boeken naar Frankrijk gesmokkeld
- Nederlandse uitgevers vertaalden veel boeken en waren daarom een belangrijke schakel in de uitwisseling van ideeën.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden