Joodse geschiedenis
De geschiedenis van het joodse volk begint in ongeveer 2000 v.d.g.j. met Abraham. Abraham woonde in de stad Ur in Mesopotamië. Mesopotamië is het huidige Irak. Ur, de hoofdstad van Mesopotamië, was naast een handelscentrum een stad vol met tempels die gewijd waren aan de vele goden die door de inwoners van dat land vereerd werden. Abraham besluit omstreeks 1950 v.d.g.j. weg te trekken uit Ur, want hij gelooft immers niet in een meerderheid van goden maar in één god. En doordat Abraham er zo in geloofde dat er maar één god was voor alles en iedereen, begon hij vanuit Ur een lange en onzekere reis. (Als je Abrahams route volgt dan zie je dat de landen waar hij verblijft een halve maan vormen op de wereldkaart)
Abraham komt allereerst in Kanaån terecht. Abraham vestigde zich met zijn vrouw Sara, zijn bedienden, zijn bezittingen en zijn vee in het beloofde land. Abraham brengt zijn zoon Izaak groot in Kanaän, die zich daar ook weer zal vestigen en ook de zoon van Izaak, Jacob, die de kleinzoon van Abraham is zal zich daar vestigen.
Het joodse volk dankt zijn nieuwe naam, Israël, aan Jacob. In de tenach, het heilige boek van de joden, staat een verhaal over Jacob. Hij zou met een man hebben gevochten. Na de vechtpartij onthult de man zijn werkelijke identiteit, hij is een engel, die aan Jacob de naam Israël geeft.
Ook Jacob kreeg zonen, 12 maar liefst. Één van de 12 zonen, Jozef genaamd, wekte de afgunst van zijn broers op, omdat hij door zijn vader bijzonder geliefd en verwend werd. Hierdoor komt hij door zijn broers verkocht aan reizende handelaren als slaaf terecht in Egypte. Maar Jozef verkrijgt daar een machtige positie, waarin alleen maar de farao hoger dan hem staat. Als er hongersnood uitbreekt in Kanaän lukt het Jozef om Jacob en zijn familie naar Egypte te laten overkomen. Maar hij wilt eerst zijn broers een test onderwerpen waarin ze laten zien echt verandert te zijn na alles wat ze hem hadden aangedaan.
Rond 1500 v.d.g.j. breekt er een moeilijke tijd aan voor het joodse volk. De echte Egyptische farao’s kwamen aan de macht, die ’’niets’’ meer van Jozef en zijn familie afwisten. De joden werden als slaven gebruikt voor de bouw van reusachtige piramides voor de farao’s. Het was Mozes die zijn volk zou organiseren voor een grootscheepse uittocht uit de slavernij van Egypte. Volgens de tenach moesten tien rampen Egypte treffen voordat de farao toestemde in het vertrek van het joodse volk.
Rond 1280 zouden ongeveer zeshonderdduizend mannen samen met vrouwen en kinderen Egypte verlaten hebben. Het volk ging naar de voet van de berg Sinaï.
Daar op de Sinaï zou het belangrijkste ogenblik aanbreken uit de geschiedenis van het joodse volk. Volgens de tenach schonk God daar de Tien Woorden aan Mozes.
Het volk gaat onder aanvoering van Mozes naar het beloofde land, Kanaän. Het volk zou er wel meer dan 40 jaar over gedaan hebben. Mozes overlijdt in het zicht van Kanaän,
maar omdat hij zo een grote invloed heeft gehad over de geschiedenis van het joodse volk wordt hij als opstichter van het jodendom gezien. Vandaar ook dat de tora (zo noemen de joden het eerste deel van de tenach) wordt afgesloten met een lofdicht aan Mozes.
REACTIES
1 seconde geleden