Hoofdstuk 9, Edo-Japan

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1045 woorden
  • 28 augustus 2006
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 4
16 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
EDO-JAPAN, DE WERELD VAN SHINTO, SJOGOEN EN SAMOURAI
1. westerse versus niet-westerse geschiedenis

1.1 bekend is beschaafd, vreemd is onbeschaafd
-> herodotus
geschiedenis van de samenleving: jagers en vissers
veehouders en landbouwers
kooplieden en ambachtslieden
-> adam smith -> moderniseringstheorie
vereenvoudigde moderniseringstheorie: industrieël
pre-industrieël

1.2 europa ontdekt de wereld maar vindt geen geschiedenis
zodra er handel plaats vindt, maakt een volk geschiedenis
weinig aandacht voor niet-westen
1.3 de geschiedschrijving van het niet-westen
onafhankelijkheid
geschiedschrijving eerlijker: vergeten verhalen kregen erkenning
geschiedschrijving oneerlijker: waarheid werd geweld aangedaan, legitimatie v/d macht
Het westen verdween als allesbepalende macht
2. de westerse hoofdstroom van de beschaving

2.1 subjectieve geschiedenis
europese ontdekkingsreizen-> breekpunt in de geschiedenis

geschiedenis -> verhaal ß ^
-> gebeurtenis -> bron/feit
verleden bevat veel tijd en materiaal -> geschiedschrijvers moeten zich beperken tot overzichtelijke stukken
historische periode -> tijd waarin gebeurtenissen plaatsvinden die samenhangen
verleden ordenen met algemeen denkbeeld
2.2 de westerse hoofdstroom van de beschaving overspoelt de wereld
europese expansie verspreidde westerse hoofdstroom over de wereld
weinig aandacht voor bijdragen van buitenaf -> bv. arabieren hebben antieke erfenis bewaard
aandacht krijgen in westerse geschiedschrijving -> ontdekt worden door europa
-> europa bedreigd door niet-westerse cultuur
->als een cultuur een proces van modernisering inging
2.3 het einde van de geschiedenis?
francis fukuyama --- the end of history
-> einde communisme = einde strijd om ideologieën
hij vond de strijd de kern van de geschiedenis
failliet communisme (na tweede wereldoorlog)was voor fukuyama de winst van het westerse model
volken konden alleen westers model navolgen. Aanlokkelijkheden werden het doel
Nederlander Von der dunk meende dat een ogenschijnlijk eindpunt was bereikt
3. Japanse religie: van natuur, Confucius, Boeddha en Christus

3.1 het shintoïsme
natuur speelt grote rol in het oudste geloof van Japan, het Shintoïsme
vertaald -> weg van geesten
de geesten, of Kami, zijn de vele magische krachten of geesten in de natuur. Niet alleen personen maar ook plekken of voorwerpen kunnen kami zijn.
Band mens-natuur staat centraal
Mens is afhankelijk van natuur en moet daarom in goede harmonie met de natuur leven

3.2 Japanse import: het confucianisme, boeddhisme en christendom
deze 3 godsdiensten verschenen in de loop van de geschiedenis in het leven van de japanners.
[confucianisme] -> Confucius leefde 6e tot 5e eeuw voor Christus in China. Hij ontwikkelde eigen levenshouding
de taak van de mens is zich aan te passen aan de wil van de hemel
maar als de mens zijn eigen begeerten zou volgen, dan dreigen conflicten en natuurrampen.
ideaal: edele mens. Centrale waarden: respect, familieliefde, hulpvaardigheid en trouw aan de staat
drong door: 5e en 6e eeuw na Christus, in die tijd nam Japan het Chinese alfabet over
[boeddhisme] -> kwam ook via Chinese alfabet
is ontstaan in 5e/6e eeuw v. Chr. In India. Dook in de 5e eeuw n. Chr. Op in Japan
kern geloof: verbondenheid van de mens aan de cyclus van leven, dood en wedergeboorte.
men blijft in deze kringloop door daden in het verleden-> karma die voorkomen uit begeerten
pas als men deze uit kan schakelen komt nirvana
[christendom] -> kwam vanuit Portugal in het midden van 16e eeuw, door de missionarissen
boekte in het begin veel succes. Voordeel: handel met westen
nadeel: christen moet trouw zijn aan god, deze gaat voor de staat.
dit geloof werd eind 16e eeuw verboden door staat -> vervolging op christenen
4. Japanse politiek: goddelijke macht in menselijke gedaanten

4.1 een goddelijke keizer
macht van de keizer is gegeven door god
tenno-> hemelse vorst

keizer benoemt sjogoen
sjogoen controleert keizer
keizer benoemt het hof, gevestigd in kyoto
sjogoen benoemt het bakoefoe, gevestigd in edo
bakoefoe houdt zich bezig met bestuur van het land (ambtenaar) en militaire zaken(samoerai)
4.2 van wetteloosheid en rebellie tot sjogoen
functie van keizer werd niet afgeschaft. Andere familie bezat even de macht, dan nog regeerden ze in naam van de keizer. -> foedjiwara
keizer was symbool van wettelijkheid
foedjiwara’s grepen niet in toen in steeds meer provincies wetteloosheid en rebellie heersten
het plaatselijke bestuur moest zelf zorgen voor verdediging. -> lokale krijgsheren-> samoerai
bedreiging voor foedjiwara... winaars : minamoto’s
hield de keizer in ere, maar verzekerde zich van feitelijke macht.
leider van de minamotos -> yoritomo -> door keizer benoemd tot sjogoen -> titel voor het leven en erfelijk
sjogoen gaf leiding aan het bakoefoe -> regelde alle militaire plichten/ privileges/ promoties/ beloningen/ rechtspraak/ wetgeving.
macht sjogoen groeide
stelsel werkte zolang een zwakke keizer op de troon zat -> bakoefoe hield strenge selectie kroonprinsen
aantal keizers probeerden met behulp van de adel de macht te herstellen. Kansrijke poging vond plaats nadat de sjogoen in de 13e eeuw verzwakt was door strijd met mongolen.
4.3 van mongolen, kamikaze en andere tegenwind
japan kreeg, net als in europa, in de 13e eeuw te maken met de mongolen onder leiding van Djengis Khan
overwinning noodlottig gevolg voor bakoefoe-> samoerai wou beloning -> land, maar er was geen land veroverd
-> tegen bakoefoe
heer van een gebied-> daimio
halverwege 16e eeuw kwamen portugezen naar japan.
kerstening ging samen met handel
4.4 de eenmakers van japan
daimio Oda Noboenaga -> veroverde provincies en schakelde andere daimio uit. Werd vermoord door een generaal
tohjotomi hidejosji -> alle delen van land onder zijn gezag. Scheiding tussen boeren en samoerai.
verwijdering van samoerai
tokoegawa iëjasoe-> andere daimio uitschakelen voor opvolging -> bloedige finale
tokoegawa-dynasty -> vrede stabiliteit
5. de Japanse samenleving: samoerai, boeren, stedelingen en buitenlui

5.1 een starre standenmaatschappij
5.1.1 de eerste stand
bovenste stand -> samoerai keizerlijk hof, sjogoen, daimio, militairen, artsen, geleerden, bepaalde kunstenaars
van hoog naar laag namen privileges af
symbool van macht: het zwaard

5.1.2 de boerenstand
meer dab 80%, laag aanzien, belastingdruk ( 40-50% van de oogst), geen macht
opstanden richtten zich op tegen de uitwassen van het standenstelsel, niet tegen het stelsel zelf

5.1.3 derde en vierde stand
handelaren en ambachtslieden
aantal ontwikkelingen -> rust die het bakoefoe in japan bracht
-> bevolkingsgroei
-> steeds meer mensen in steden
-> steden kregen goede verbinding met elkaar

5.1.4 een strakke hiërarchie
verboden een beroep uit te oefenen dat niet bij je stand hoorde
buiten indeling: paria, eta, hinin -> nauwelijks rechten, verschoppelingen

5.2 een stevige greep op de samenleving
bakoefoe had 2 middelen om vanuit edo het land te besturen
1. sankin kotai (half jaar hoofdstad, half jaar leengoed)
2. dienstplicht (daimio moest meestrijden in het leger)

5.3 een versteende samenleving brokkelt af
boerenbevolking ontevreden
Amerikaanse marine eiste toegang tot Japan

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.