Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 8, 9,10

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 3725 woorden
  • 3 december 2008
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
24 keer beoordeeld

Hoofdstuk 8:
Begrippen:
confessionalisme: ideologie die stelt dat de politiek op religieuze grondslagen gebaseerd moet zijn
democratisering: streven naar meer inspraak: steeds meer groeperingen krijgen invloed op het bestuur en politiek
emancipatiebeweging: maatschappelijke groepring die ijvert voor gelijksberechting op een bepaald gebied
feminisme: beweging die streeft naar een gelijkwaardige behandeling van vrouwen en mannen.
imperialisme: proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen vergroten, bijvoorbeeld door er handelsposten te vestigen of invloed uit te oefenen op het lokale bestuur

industriële revolutie: omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen
industriële samenleving: samenleving waarbij een groot deel van de bevolking in fabrieken werkt en in steden woont.
Liberalisme: ideologie die vrijheid voor het individu nastreeft, met name op staatkundig en economisch gebied.
modern imperialisme: Fase van het imperialisme(vanaf ongeveer 1850) waarbij de Europeanen steeds meer overzeese gebieden veroveren en tot kolonies maken
nationalisme: vorm van groepsbewustzijn die zich uit in sterke voorkeur voor eigen volk en land
politieke stroming: een groep mensen die dezelfde politieke overtuiging aanhangt
Sociale kwestie: in de negentiende eeuw leefden veel arbeiders in miserabele omstandigheden. De welgestelde mensen die het voor hen opnamen betitelde dut als de “sociale kwestie”
Socialisme: ideologie die streeft naar meer gelijkheid voor alle burgers.

§8.1 De industriële revolutie
Inleiding
- tot de 18e eeuw meeste mensen werkzaam in de landbouw
- in de loop van de eeuw veranderde dat
- twee ontwikkelingen deden zich voor
bevolkingsgroei  nieuwe banen fabrieken
veranderingen in de landbouw 

Veranderingen in de landbouw
- groot grondbezitters krijgen steeds meer land  grotere boerderij
- betere productiemethode en werktuigen  grotere opbrengsten van het land  meer voedsel beschikbaar  betere gezondheidsituatie  groei bevolking

- minder mensen nodig in de landbouw  leger arbeidskrachten dat werk zoekt buiten landbouw
Uitvindingen
-huisnijverheid = spinnen en weven van wollen of katoenen stoffen
- Flying shuttle(schietspul)  sneller werken
- einde huisnijverheid = Richard Arkwright  spinmachine door waterrad aangedreven
- Waterframe = Duur & Groot  meerder machines in één gebouw = Mill

Fabrieken
- Fabrieken  snelstromend water nodig  niet overal water = probleem
- probleem  James Watt bedenkt oplossing  stoommachine verbeterd  geen rivier meer nodig  Fabrieken bouwen midden in stad

Industrialisatie zet door
- kleine minderheid tegen
- industrialisatie gaat gewoon door

Een nieuwe samenleving
- Engeland maakt als eerste de overstap van een agrarische naar een industriële samenleving  grootste importerende en exporterende land ter wereld

§8.2 Het modern Imperialisme
Inleiding

- steeds meer producten gemaakt  na een tijd geen vraag meer naar
- tekort aan grondstoffen ontstaat  Afrika en Azië veroverd  Koloniën
Grondstoffen
- Fabrikanten willen waterframe 15/6 laten dragen  enorme ladingen ruw katoen nodig
Ook nodig rubber voor drijfriemen, Olie(smeermiddel) en Jute(verpakkingen)
- Bepaalde grondstoffen zeldzaam of alleen in sub-tropische landen
- Engeland voorop
- Landen proberen invloed te krijgen daar door samenwerking en handelsposten daar te vestigen(imperialisme)
- vanaf 1850 gaan de Europeanen het lokale regime overheersen(reden=grondstoffen)
Afzetgebieden
- andere reden kolonisatie = kopers nodig
- later geïndustrialiseerde landen volgen
- duizenden jaren eerder ook geprobeerd andere landen te veroveren
- wedloop om Afrika

Macht
- Frankrijk, Duitsland en Italië nemen landen in om macht
- een land heeft alleen betekenis als het veel koloniën had

- 1870/71 Fransen uit op eerherstel na verloren van de Pruisen
- Nationalisme Gestimuleerd
- Alle landen in handen van Europese landen  rivaliteit  Oorlog
- Wantrouwen groeide  een oorzaak eerste wereldoorlog

§8.3 De sociale Kwestie
Inleiding
- begin industriële revolutie meer arbeiders dan werk  Fabrikanten maken er misbruik van
- regering vond arbeidsomstandigheden verantwoordelijkheid fabrikant en arbeiders
- pas nadat artsen de ellende openbaar maakte kwam de sociale kwestie op de agenda
Ongestuurde urbanisatie
- Gebieden van opkomende industrie groeide de bevolking sterk
- hoog tempo huizen bijgebouwd  geen geld, kennis en tijd voor plannen  krottenwijken krijgen overhand
De macht van de fabrieksbel
- werk en woonomstandigheden slecht
- vroeger kon een werker achter een werktuig plaatsnemen

- nu aanwezig zijn en blijven tot de fabrieksbel gaat
De schuld van de machine
-eigen belang en winst doelstelling nummer één
- zelden georganiseerd protest
- beginfase industrialisatie  kapot slaan machine
Factory acts
- enkele fabrikanten, artsen en schrijvers uit de hoge klasse namen het op voor de arbeiders
- 1e succes aanscherpen Factory acts 1833

§8.4 Liberalisme en Socialisme
Inleiding
- Fabrikanten en arbeiders hadden elkaar nodig
- hadden allebei andere belangen
-allebei een eigen politieke stroming:
Socialisme  Arbeiders
Liberalisme  Burgers
Gezond eigen belang
- industriële revolutie  veel mensen leven bestaansminimum = kunnen net in leven blijven
- Eigen beland nastreven zal de welvaart van de samenleving doen groeien
Het individu centraal

- veel Engelsen denken na over hoe de ideale samenleving eruit moet zien
- Adam Smith z’n theorie was de basis liberalisme = Individu centraal
- staat moet zich niet bemoeien met de economie
- liberalen verwerpen absolutisme: iedereen moet gelijk zijn voor de wet
- gezag door of voor burgers
- liberalen vinden dat iedereen zijn eigen mening mag hebben en achter staan
Revolutiejaar 1848
- na napoleon definitief verdween in 1815 kwamen de leiders van de grote mogendheden bij elkaar besloten dat de “staat”weer almachtig moest worden
- revolutie pogingen werden de kop ingedrukt
- 1848 overal onrustig: * liberalen – nationalisten
* arbeiders en burger(werden tegen elkaar uitgespeeld)
trekken ten strijde tegen de machthebber
- liberalen wonnen  in de meeste gebieden(Nederland) eisen voor een deel in de grondwet
De klasseloze samenleving van Marx

- grote groepen arbeiders in 1848 de straat op gegaan
- verscheen het communistisch manifest(Karl Marx en Friedrich Engels)  gaf nieuwe politieke stroming aan
- Karl Marx bestudeerde verleden  bezittende klasse(Bourgeoisie)
 niet-bezittende klasse(proletariaat)
- verschil wordt op een gegeven moment zo groot  gewelddadige opstand een feit
- Marx uitkomst = proletariërs winnen  moeten leren omgaan nieuwe vrijheid  koers uitgezet niet aanhouden = zachte dwang
 na verloop van tijd: uit zichzelf meedoen  communistische samenleving ontstaat(= geen ruimte voor onderdrukking)  allen van iedereen(= geen diefstal)
Ruzie over de route
- werkelijkheid anders  arbeiders betere werkomstandigheden(in plaats van slechtere)
- aanhangers Marx beginnen te twijfelen  revolutie wil niet uitbreken
- mensen veranderen route naar klasseloze samenleving

§8.5 Emancipatiebewegingen
Inleiding
- samenleving veranderd ingrijpend van Karakter
- grootste emancipatiebeweging is van de vrouwen.
- Confessionelen  geloofsovertuiging als leidraad herinrichting samenleving
Burgerlijke beschavingoffensief

- beginfase industriële revolutie verslechterde leef- en werkomstandigheden
- gevolg van het organiseren van vakbonden
- Burgerij raakte overtuigd dat de situatie van de arbeiders verbeterd moest worden
- niet alleen arbeid en inkomen maar ook arbeiders “beschaven”
- onderwijs arbeidskinderen moest beter  oprichten leeszalen en bibliotheken
- beschavingsoffensief  tegen gaan van plat vermaak bijv. kermis  daarvoor in de plaats georganiseerde feesten  gevoel van eenheid en saamhorigheid verstevigen
Opkomst van het Feminisme
- parlementaire onderzoekscommissie  onderzoekt situatie van arbeiders in Nederlandse industriesteden  speciale aandacht werkende vrouw
- Arbeidersvrouwen moesten werken  rijke vrouwen niet  vulde tijd met lezen, musiceren, borduren en wachten op een bruidegom
- 1892 man en vrouw voor de wet ongelijk  alleen man stemrecht  vrouw ondergeschikt in : huwelijk, onderwijs en opleiding  1870 feminisme ontstaat = voor de rechten van de vrouw
Openbaar of bijzonder onderwijs

- net als de vrouwen werden de katholieken achter gesteld
- katholieken (later ook protestanten)  oneens met de liberalen  loskoppelen kerk en staat
- grondwet van 1848: vrij onderwijs  praktijk openbaar onderwijs
- onderwijswet kwestie  schoolstrijd tot 1917
Aantekeningen hoofdstuk 8
§8.2
modern imperialisme = gebiedsuitbreiding/ overheersing
- ongeveer 1870
- grondstoffen
- Engeland, Nederland, Frankrijk en Duitsland
- afzetmarkt
- Afrika en Azië
- industriële revolutie
- oorlog
- koloniën
- nationalisme = trots op je eigen land en cultuur andere landen minderwaardig
Modern imperialisme is een periode waarin westerse landen hun gebied uitbreiden (vooral overzee) hun doel daarbij was grondstoffen regelen en een afzetmarkt creëren.

§8.3/ §8.4
Liberalen Socialisten

Vrijheid! Gelijkheid!
- Politiek - Politiek
- kiesrecht
- Economisch
- eigen bedrijf oprichten
- veel winst maken - Economisch
- welvaart eerlijker verdeeld
Zo min mogelijk overheidsbemoeienis wel grote overheidsbemoeienis
Aanhangers:
- Rijken(kapitalisten)
- Bourgeoisie
- eigenaars van bedrijven Aanhangers:
- Arme arbeider
- Arbeiders
- Armen

Herkenbaar spotprent:
dik, hoed, sigaar Herkenbaar spotprent:
dun, sloeberige kleren, petje

Reden vormen partijen:
- sociale kwestie
- kiesrecht kwestie
- schoolstrijd

- Karl Marx: Maxisme:Communisme  vanzelf
vanzelf opstand  revolutie  overgangsfase  paradijs
- Communisme afsplitsing toen ze zagen dat het te lang duurde revolutie zelf stimuleren

- sociaaldemocraten meer gelijkheid bereiken via politiek

§8.5
Confessionelen: (christelijk) - Katholieken(uitbundig, beelden in de kerk hiërarchie)
- protestanten(sober leven, geen hiërarchie of beelden)
 beide groepen zien het geloof/ de bijbel als leidraad in het leven maar ook in de politiek

Hoofdstuk 9:
Begrippen:
antisemitisme: letterlijk: Jodenhaat. Verschijnsel dan vijandigheid jegens joden dat al sinds het begin van de christelijk jaartelling bestaat.
bezetting: gebied innemen en overheersen
communicatiemiddelen: manier, wijze waarop een waarmee berichten worden doorgegeven
communisme: politieke stroming waarbij de gelijkwaardigheid en gemeenschappelijke bezit bovenaan staat
crisis: keerpunt, beslissend moment waarna alles verandert; ook: economische neergang
discriminatie: ongelijk handelen

fascisme: extreem nationalistische stroming die totalitair is.
genocide: geplande volkerenmoord
ideologie: een leer, maatschappelijk opvatting
massa organisatie: een enorm grote vereniging
massa vernietigingswapens: werktuigen die in korte tijd voor een groot aantal slachtoffers zorgen
nationaal socialisme: fascisme + antisemitisme
propaganda: reclame maken voor een partij of een idee
racisme: ongelijk en slecht behandelen op basis van lichamelijke kenmerken als huidskleur
totalitarisme: ideologie die de hoogste waarde toekent aan de staat, waaraan het individu helemaal ondergeschikt is.
wereldoorlog: oorlog tussen veel staten gevoerd op mondiale schaal.

§9.2 de crisis van het wereldkapitalisme
inleiding
-Voor begin WO1  economische wrijving Europese landen
- groot Brittannië paar eeuwen machtigste land
- Duitsland (sinds eenwording 1871) wereldmacht in opkomst

- Duitse keizer  persoonlijke sport = Britse vloot evenaren, maar technisch en in grote te overtreffen
- probleem Frankrijk en Duitsland = Elzas-Lotharen(grensstreek)  Frankrijk moeten afstaan aan Duitsland

Groot Brittannië en Duitsland
- VS voor WO1 al sterker meeste landen  dreven grote schaal handel EU + Azië  stelden zich isolationistisch op  wensen geen rol in internationale politiek
- West europa = economisch centrum van de wereld
- transactie op de beurs van Londen werden goed in de gaten gehouden
- Duitse industrie groeide  ook macht
- Duitse industrialiseerde relatief laat  maakte optimaal gebruik nieuwste technische uitvindingen
- Duitse en Britse economie waren nauw in verbinding door intensieve handel.
- groei van wapenindustrie en vloot trekken gelijk op met de groei van de industrie  wapenwedloop

Oorlogseconomie
- na paar maanden  loopgravenoorlog
- Britten proberen Duitsland economisch te verzwakken  handelsblokkade  in- en uitvoer verhinderd 1915 onbeperkte duikbootoorlog  treft niet alleen handel Britten ook andere overzeese handel en indirect handel over land  kettingreactie = boeren maximaal produceren  mannen ging het leger in vrouwen nemen baan over
- GB en FR lenen enorme bedragen  oorlogsmateriaal aanschaf  einde oorlog Enorme schulden


Naoorlogse crisis
- Duitsland ook zware schuldenlast + Verdrag van Versailles debet
- Armoede, Honger en ellende resultaat WO1
- weinig koopkracht  worstelen inflatie: veel geld in omloop gebracht  geldontwaarding  prijzen stegen lonen niet.

Korte hausse en wereldcrisis
- VS na wo1 terugtrok in isolationisme  financiële steun Dawesplan  economische crisis Duitsland
- Duitsland kon niet herstelbetaling voldoen  Europese regeringen steeds redelijker  D accepteerde grens Versailles  toetreden Volkenbond

§9.3 De totalitaire ideologieën in praktijk.
inleiding
- economische crisis  twee politieke stromingen profiteren – communisme + Fascisme  Duitse variant nationaalsocialisme

totalitair
- communisme en fascisme = totalitair  oefenen enorme aantrekkingskracht op aan bevolking  propaganda+ideologie
- ideeën hardhandig doorgevoerd met desastreuze gevolgen  veel mensen verloren leven
- geen kritiek toegestaan
- individu alleen bestaansrecht in dienst van de staat

Communisme
- Rusland 1900  ver achter europa gebied economische en industriële ontwikkeling
- tsaar Nicolaas II regeer de hulp adellijke stand  lijkt op Heerschappij van absolute koningen voor franse revolutie
- tsaar kon voor WO1 tegenstand tegen zijn regime onder controle houden  tijden revolutie (1917) onderspit delven.  na burgeroorlog(tot 1922) vestigden Communisme hun macht
- dopen communisme om tot Unie van Socialistische Sovjet Republikeinen(USSR) = grote voorbeeld lage klassen (arbeiders)
- Lenin eerst communistische leider overlijd 1924  Stalin na machtsstrijd 1927 leider
- iedereen helpen opbouw zware industrie  kleine boeren die niet meewerken behandeld als verraders van de communistische leer opgesloten in concentratiekampen te Siberië (slavenarbeid in fabrieken en mijnen)

Fascisme
- Communisme in de periode tussen WO1 en WO2(interbellum) nergens zo ingevoerd als in Rusland
- revolutionaire arbeider en radicale intellecten gevoelig ideeën communisme  stichten politieke partijen  maatschappelijke vernieuwing bereiken
- Communistische revolutie  schrikbeeld mensen met bezit
- Fasces(Latijns) symboliseert macht en gezag  is waar aanhangers Fascisme naar op zoek waren.
- Fascisme begon in Italië onder Mussolini in 1922  aanhangers uit alle standen van de maatschappij  nationalistische en bang voor communisme

- Mussolini stichtte eenpartijstelsel
- Fascist = nationalist, militaristisch ingesteld, verheerlijkt geweld & oorlog en voelt zich meerwaardig
Nationaal – Socialisme
- 1923 Adolf Hitlers staatgreep mislukte  volgde voorbeeld van Mussolini(mars naar Rome)
- Hitlers Succes kwam na economische crisis 1929 voegde antisemitisme toe aan fascismeNSDAP was radicaler dan Italiaanse fascisme  tegenstanders werden meteen opgesloten in concentratiekampen
- verspreiding nationaalsocialistische boodschap via de radio en Volksempfänger(modern communicatiemiddel)

§9.4 Politieke propaganda en massaorganisatie.
inleiding:
- 1933 vijf miljoen radio’s  1938 9 miljoen radio’s  moderne propaganda  Hitler: ‘Iedere propaganda moet populair zijn en zich instellen op het begripsvermogen van de achterlijksten tot wie zij zich wenst te richten’
Machtsmiddel
- Hitler was de eerste politicus die systematisch gebruik maakte van Propaganda als machtsmiddel  baseerde hij voor een groot deel op WO1 van wat hij had gezien
Intimidatie

- in het buitenland keken tijdgenoten verbaasd naar het fenomeen Hitler en zijn effectieve Propagandamachine
- intellectuelen wezen op gebrekkige ideologie  tijdens journalen enthousiaste Duitsers lijken gehypnotiseerd door hun leider  intimidatie, dwang, onderdrukking en terreur
- buitenlandse kranten schrijven over discriminatie(in Duitsland)
Campagne
- Hitlers misleidende redevoering niet allen op de radio te horen  ook te koop LP  meer vormen propaganda  artikelen van Duitse makelij werden gratis verspreid
- schijn van Normaliteit gehouden  geen persvrijheid

§9.5 verwoesting op niet eerder vertoonde schaal
inleiding
- 20e eeuw meest gewelddadigste eeuw genoemd
Technologie
- veel soorten wapens ontwikkeld
- WO1: vlammenwerper, duikboot, tank  eerst vliegtuigen ingezet
- meest afschrikwekkende strijdmiddel: Gifgas of mosterdgas genoemd  januari 1915 uitgetest oostfront  russen te maken met een soort traangas  soldaten ziek
- April 1915 ander soort gas ingezet aan het westfront bij Ieper met dodelijk
Steden bombarderen

- Wo1 vliegtuigen unicum  Wo2 massaal ingezet  steden bombarderen
- bombardement Rotterdam 14 mei 1945  Nederland geeft zich over  Duitsers gebruikt schiphol om GB aan te vallen  GB stuurt kinderen massaal naar platteland

atoombommen
- gooien atoombommen Hiroshima en Nagasaki(6 en 9 augustus 1945) vernietigende kracht ver ontwikkeld niet alleen plaatselijke schade, bedreiging mensheid

§9.6 Genocide als ge volg van racisme en discriminatie
inleiding
- ideologie nationaal-socialisme = racistisch uitgang hogere en lagere menssoorten
= antisemetistisch
- alles wat ooit fout was gegaan in (Duitse) geschiedenis  schuld joden
- joden geweerd  criminalisering  onderdrukking,isolement en vervolging
- nooit eerder in de geschiedenis mensen op een massale en industriële wijze vermoord

racisme
- nationaal-socialisme = gebaseerd op raddentheorieen 19e eeuw  mensen moeste zuiver zijn = wat de ene mens juist tot die mens maakt, verwant met bloed  recht op een plek in het Derde Rijk?
- duitsers afkomstig Herrenvolk  herrenvolk als Ubermenshen overheersen Slavische volken (Joden untermenschen)

- Joden  verwijderd uit raszuivere samenleving

antisemitisme
- haat tegen joden niet uitgevonden door Hitler
- woord antisemitisme stamt uit 19e eeuw  fenomeen antisemitisme ouder  bronnen Middeleeuwen melden : discriminatie, vervolging, ghetto’s, dragen merktekens en pogroms
isolatie, vervolging, moord
- na bezetting polen(september 1939) joden vogelvrij  werden beschoten, mishandeld, vervolgd tijden pogroms of verdwenen in ghetto’s  aanval Rusland(22 juni 1941) namen joden toe in Duitsland  Einsatztroepen vermoorden in Rusland hele bevolkingsgroepen  half jaar na aanval al meer dan 1miljoen joden doodgeschoten
- nationaal socialisten experimenteerde  zyklon B = ontbrand bij contact met zuurstof in een dodelijk gas  september 1941 Oostenrijkse Hartheim getest op gevangenen uit Concentratiekampen Dachau en Mauthausen  beter dan koolmonoxide vrachtwagens
 duivels plan = geïndustrialiseerde moord
genocide
- Wannsee conferentie(20-01-1942) organisatie genocide op joden geheim geregeld : uit ghetto’s  via doorgangskampen per trein  vernietigingskampen
- Joodse Raden moesten Deportatie vergemakkelijken
- hoeveelheid joden er voor en tijdens de oorlog zijn omgekomen in vernietingskampen, op weg er naartoe en in ghetto’s nooit met zekerheid vastgesteld  betrouwbare schatting 6 miljoen joden en een half miljoen Sinti en Roma
- hitler waarschijnlijk persoonlijk joden vervolging ingevoerd theorie(1920) duitsers van joodse afkomst isoleren  1941 ‘de definitieve oplossing van het joodse vraagstuk: Endlösung = Holocaust

aantekeningen hoofdstuk 9

Plastische chirurgie is uitgevonden in de eerste wereldoorlog

1914-1918
1914 Moord op kroonprins Franz Ferdinand (O-H) en zijn vrouw Sophie = aanleiding WO1

langtermijn oorzaken:
1 nationalisme - machtuitbreidgen(trots op eigen land)
2 nationalisme - Volken(balkan) wilde zelfstandigheid
3 Wapenwedloop - Engeland + Duitsland
4 koloniale wedloop - (imperialisme) wie heeft de meeste kolonies(frankrijk Duitsland, engeland, spanje, portugal)
5 Elzas- Lotharingen - Frankrijk wilde het gebied terug!(verloren aan Duitsland in 1971)


§9.2
Afloop WO1
1919 Verdrag van Versailles  Duitsland kreeg Alleinschuld
- kolonies weg
- Elzas-Lotharinge  Frankrijk
- klein leger, geen vliegvelden, geen industrie
- gebieden afstaan

- herstelbetaling(ongeveer 134 miljard)
- Volkenban(voorloper VN)  Duitsland mocht geen lid worden

Na de oorlog:
VS  isolationisme = geen bemoeienis met EU
D  arm, crisissituatie, vernederd

VS 1928 Dawesplan :

§9.3
Totalitaire systemen = een systeem/politiek en economische leidraad, Alle aspecten van het leven beïnvloed
BV.: Nationaal - Socialisme (duitsland)
Fascisme (Italie)
Communisme (rusland)
1. media: propaganda en censuur
2. indoctrinatie
3. eenpartijstelsel of dictatuur
4. economie: verschilt per ideologie, maar de economie wel afgestemd op de wensen van de staat

§9.6
ongeveer 1933 - verboden bij joden te kopen
- verboden op bepaalde plekken te komen

- verboden met joden te trouwen
- Jodenster dragen
- in getto’s wonen
- concentratiekampen
- vergassing
1. Herrenvolk: Ariërs : Duitsland(Nederland)
2. Slavische volken(Oostblok)
3. Untermenschen: gekleurde mensen  Joden

Hoofdstuk 10
Begrippen:
Atoomoorlog:gewapende strijd met inzet van nucleaire wapen
blokvorming: soort bondgenootschap, historische voorbeelden: communistisch Oost-Europa en kapitalistisch West-Europa of Arabische Liga versus de westerse wereld
Dekolonisatie: proces waarin moederlanden afstand moesten doen van hun koloniën, ingezet na de tweede wereldoorlog. Afstand ging meestal met geweld gepaard
Hegemonie: overwicht of heerschappij van de ene staat over de andere

multiculturele samenleving: maatschappij waarin groepen mensen wonen met een diversiteit aan achtergronden
overheersing: machtiger zijn dan iets of iemand anders, zodat de persoon of groep in kwestie naar de achtergrond word gedrukt
pluriforme samenleving: maatschappij die is opgebouwd uit een veelheid aan groepen
sociaal-culturele verandering: wijziging in de manier waarop de samenleving is gebouwd en de mensen daar binnen met elkaar omgaan
wapenwedloop: strijd tussen staten om zoveel mogelijk technologisch geavanceerde machtsmiddelen te bezitten

§10.1 Gespleten wereld
inleiding:
- 12 maart 1947 = Harry Truman belangrijke toespraak
- elk land keuze tussen twee manieren van leven  gebaseerd op dwang
 gebaseerd op vrijheid
- noemde in speech expres niet communisten bij naam  trumandoctrine  koudeoorlogsverklaring
Verenigde naties
- geallieerde leiders wilde een naoorlogse wereldorde gebaseerd op vrijheididealen
- president Roosevelt kwam met plan  verenigde naties(VN)  verbeterde versie Volkenbond
Kloof tussen oost en west

- ondanks samenwerking VN  VS en Sovjet-Unie lijrecht tegenover elkaar  twee ideologische blokken
- westen geloofde in waarden van verlichting, de franse en Amerikaanse revolutie
- oosten was communistisch sinds de Russische revolutie(1917)
- Sovjet leger maakte na oorlog polen, Roemenie, Bulgarije, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Albanië satellietstaten(afhankelijke landen)
- Duitsland verdeeld onder VS,GB,FR en Rusland  Berlijn ook verdeeld
- Wantrouwen oost en west nam toe
Wapenwedloop
- Atoomwapen droeg bij aan spanning tussen VS en Rusland  Amerika gebruikte atoombommen om Japan op de knieën te krijgen(1945)
- Rusland beschikte in 1949 ook over atoomwapens  PANIEK! In Washington  Wapenwedloop : beide steeds meer wapens maken om machtsevenwicht te handhaven
- uitvinding waterstofbom (1951) totale wederzijdse verwoesting mogelijk  terughoudendheid  geen van beide landen durfde wapens te gebruiken vijand kan vernietigend terugslaan

Marshallhulp

- (1947) VS lanceert Marshallhulp schenken miljarden dollars aan landen getroffen door WO2  zo zou Europa economisch niet vatbaar zijn voor communistisch virus
- Sovjets weigerde Marshallhulp  dwongen ander Oostbloklanden ook te weigeren
- oplopende spanning leidde tot de oprichting van de Noord-Atlantische verdragsorganisatie(NAVO) = militair bondgenootschap van VS Canada en west- Europese landen  Sovjets + Oostbloklanden = Warschaupact
Twee Duitse staten
- in 1949 viel Duitsland uiteen  westen: Bundesrepublik Deutschland (BRD)
 oosten: Deutsche democratische republik (DDR)
- in het oosten veel westerse mensen  ontevreden met gebrek aan vrijheid  gebruikte doorgang van oost- naar west- Berlijn  Berlijnse muur
Vreedzame coëxistentie en de cuba-crisis
- meer spanningsvelden  gevolg Koude wereldoorlog
- dood Stalin  opvolger streeft naar vreedzame Coëxistentie  wilde rustig naast westen leven 1962 Cuba grote botsing oost en westRusland blij met bondgenoot vlakbij VS  VS niet zo blij: steunde anti-castro rebellen: mislukte aanval  Rusland installeert middellangeafstandsraketten met kernkoppen op Cuba  VS zeeblokkade + eis ontmantelen  Rusland negeert eis Sovjetschepen naderden blokkade laatste nippertje keerde om en raketten werden ontmanteld = Atoomoorlog afgewend

§10.2 Aftocht de westerse machten
inleiding

- meeste landen in Azie en Afrika kort onafhankelijk  kolonies van Europa (GB,FR,ESP)
Dekolonisatie de oorzaken
- 25 jaar na WO2 bijna alle koloniën vrij
- besturen koloniën  inheemse opleiden in aanraking met vrijheid, gelijkheid, nationalisme en democratie
- inheems nationalisme groeide  verlangen zelfbesturen ook: - Europese nederlagen Japan - Sovjet+VS kregen het te zeggen in de wereld vonden kolonialisme verwerpelijk
Indonesië
- 1927 Partai Nasional Indonesia (PNI) opgericht Nederland vind PNI nog niet klaar voor zelfbestuur  sloot PNI leiders op in kampen  Japan bezetten Indonesië (1942)  stopten blanken in kampen  PNI leiders vrij  Japan Capituleert (1945)  PNI leiders Soekarno en Hatta roepen onafhankelijkheid uit  Nederland niet mee eens  stuurt troepen  krijgen Java en Sumatra onder militaire controle
- Amerikanen steunen Soekarno  dreigen Marshallhulp in te trekken  Nederland erkent met tegenzin Indonesië als onafhankelijke staat  Nieuw-Guinea kregen ze(PNI) pas in 1962
Dekolonisatie van Afrika
- Afrika riep ook om vrijheid
- Egypte(1922) Libië, Tunesië en Marokko(1956) achtereenvolgend onafhankelijk
- Algerije wilde ook onafhankelijk worden  mocht niet van frakrijk  opstand Algerijnse Arabieren  Algerijnse oorlog
- 1962 Algerije Onafhankelijk  kolonisten naar Frankrijk

- kolonialisme voorbij  onafhankelijkheid schijn  westen economische invloed
- problemen in Kolonies  overbevolking, gebrekkige infrastructuur, lage grondstof prijzen en onbekwaam bestuur
koloniale grenzen  etnische haat  Stammenoorlog
Het Midden-Oosten
- Midden-Oosten sinds opening Suez-kanaal en olievondsten van groot belang
- Europese landen proberen invloed te krijgen
- Britten macht Palestina  open voor joodse Migratie  1936 Burgeroorlog

§10.3 het Europese Huis
inleiding
- eerste stap naar Europese integratie was Europese gemeenschap voor kolen en staal(EGKS)
Start van de Europese een wording
- kort na 1945 groeide het verlangen naar Europese integratie  verwoestende wereldoorlogen te voorkomen, Crisis jaren dertig, voelen bedreigd door Rusland
- 1951 Europese gemeenschap voor kolen en staal(EGKS) 1957 samenwerking Europese Economische Gemeenschap(EEG) 1967 samengevoegd = Europese gemeenschap (EG)
Nieuwe Impulsen

- 1993 EG EU
- 1994 alle grenzen binnen Unie geopend  tarieven +douanerechten afgeschaft
- 1995 15 lidstaten  2005 25 lidstaten
- 1992 Verdrag van Maastricht in voering euro aangekondigd  politieke integratie
Europese Grondwet
- ook nadelen Eu  europees parlement weinig invloed  sinds 1979 om de vijf jaar stemmen EP
- Ministerraad bepaalt het beleid  europese Commissie bereidt beleis voor en voert het uit Parlement mag begroting van de commissie verwerpen
Oostblok
- Oost europa  tot 1989 Dictatuur  na dood stalin(1953) communistische greep losser  Hongarije gebruikte het in 1956 om in opstand te komen haalden beelden van stalin neer en knipte de hamer-en-sikkelteken uit hun vlaggen
- Sovjettroepen sloegen bloedig geweld  westen schoot niet te hulp  tweedeling definitief
- Sovjets bewezen in 1968 opnieuw dat ze geen afwijking van het communisme willen  sloegen democratische hervorming Tsjecho-Slowakije(Praagse lente) neer
Val van het communisme

-1985nieuwe leider Sovjet unie (Gorbatjov) probeerde economische stagnatie te doorbreken door herstructurering  meer efficiency en eigen initiatief
- beloofde glasnost(openheid van zaken)  inwoners Sovjetdeelrepublieken gebruiken Glasnost voor Autonomie(zelfbestuur)  oost-europeanen deden hetzelfde
- stakingsgolf(1989) in Polen  solidariteit  eerste vrije verkiezingen oost-europa  vonk slaat over overige oost-europese staten
- in 1989 opening gemaakt Berlijnse muur 1990 duitsland verenigd
- na val communisme veel oost europese landen streven naar aansluiting EU en NAVO
Aantekeningen Hoofdstuk 10

§10.1
koude oorlog: periode van groot wantrouwen tussen VS en Sovjets(1945-1989) in deze periode vochten de landen nooit direct tegen elkaar. Ze streden wel in andere oorlogen tegen elkaar , er warren conflicten waarin het bijna wel tot oorlog kwam. Beide landen wilde het machtigst zijn in de wereld.

bijv. Vietnam oorlog, Ruimtevaartwedloop(wie is de eerste op de maan), Wapen wedloop(wie heeft de meeste en best wapens)
Tips Spotprent

standplaatsgebondenheid: hoe je denkt wordt bepaald door wie je bent(geslacht, land, geloof)
representativiteit: geld voor een persoon of een hele grote groep of een kleine groep. Was het een mening van een persoon of een meerderheid
betrouwbaarheid? -Waar geschreven?
-Wat voor schrijver?
- Stand schrijver?
- Doel schrijver(mening/feiten)?
- Wanneer geschreven?
- Ooggetuige?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.