1800 - 1900: Tijd van burgers en stoommachines – De moderne tijd
8.1 De industriële revolutie
Kenmerkend aspect: De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
Landbouw stedelijke samenleving > industriële samenleving
Handwerktuigen en trekdieren > machines, aangedreven op stoom.(later gas of elektriciteit)
Industriële revolutie:
- Traag proces, alleen revolutie door ingrijpende gevolgen.
- Na 1850 op gang in Groot-Brittannië
Agrarische revolutie:
- Verbeterde landbouwmethodes
- Meer voedsel > meer mensen > meer arbeiders
Transport revolutie:
- Scheepvaart > fabrieken aan rivieren > vervoer grondstoffen
- Stoommachine > stoomlocomotief > spoorwegnet
8.2 Politiekmaatschappelijke stromingen
Kenmerkend aspect: De opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
Politiekmaatschappelijke stromingen:
Verzet tegen de autoritaire orde
Liberalisme
- Vrijheid van individu/burgers> via grondwet die macht van de koning beperkte
- Gelijkheid
- Vrijemarkteconomie > Adam Smith
Nationalisme
Cultureel:
- Idee dat volkeren een eigen taal, geschiedenis en cultuur hebben
- Versterkt door de Romantiek in Duitsland> tegen de ‘Franse’ verlichting
Politiek:
- Eenheid van een staat werkelijk maken>vooral in Duitsland (natiestaat)- 1871
- Verspreiding van het nationalisme door Otto van Bismarck, door middel van oorlog
- Leger is belangrijk en wordt opgehemeld
- Na 1890 ontstaan radicale nationalistische organisaties als völkische nationalisten>verheerlijking Germaanse/Arische ras
Socialisme
- Van arbeidersklasse, niet burgerij
- Gelijkheid
- Politiek: democratie
- Duitsland: Marxisme
- Veel bemoeienis van de overheid
8.3 Democratisering
Kenmerkend aspect: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces.
Nederland werd na het vertrek van de Fransen bestuurd koning Willem I. Hij was alleenheerser en het parlement had bijna niets te zeggen. De koning had alle macht. Toen het in 1848 zelfs in het bedaarde Nederland onrustig werd, werd Willem II heel snel liberaal. Hij liet de liberale leider Thorbecke een grondwet schrijven en Thorbecke gaf Nederland een parlementair stelsel. De macht kwam bij de Tweede Kamer die door de burgers werd gekozen. Maar Nederland was daarmee nog geen democratie. Alleen de gegoede burgerij stemde en de democratisering kwam nauwelijks op gang. Vanaf 1870 begonnen socialisten en linkse liberalen kiesrechtuitbreiding te eisen. Daarvoor moest de grondwet worden aangepast. Er was een twee derde meerderheid vereist maar omdat conservatieve liberalen en confessionelen zich verzetten was die er niet. Pas in 1887 kon een kwart van de mannen stemmen. Dit was Europees gezien nog niet veel.
Linkse liberalen wilden verdere kiesrechtuitbreiding om arbeiders voor zich te winnen. Conservatieve liberalen vonden het absurd om groepen die geen belasting betaalden, wel te laten meebeslissen over de besteding van belastinggeld. Toch kregen steeds meer mannen kiesrecht. In 1918 mochten voor het eerst alle mannen stemmen. Onder invloed van het feminisme hadden vrouwen passief kiesrecht. In 1922 waren de eerste verkiezingen met algemeen kiesrecht.
8.4 De emancipatie bewegingen
Kenmerkend aspect: De opkomst van emancipatiebewegingen.
Emancipatiebewegingen streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid.
Confessionalisme
- Staan voor een Christelijke samenleving met politiek volgens de bijbel
- Tegenover liberalisme
- Meestal katholiek, maar ook calvinisten
Feminisme
- Tegen onrechtmatige verschillen tussen mannen en vrouwen
- Eerste feministische golf- tot 1920
- Tweede feministische golf> ideeën in praktijk brengen
- Boegbeeld Aletta Jacobs
- Dolle mina’s> Wilhelmina Drucker
8.5 De sociale kwestie
Kenmerkend aspect: Discussies over de Sociale kwestie.
Rond 1870 ontstond in Nederland voor het eerst arbeidsonrust. Dat kwam niet door de slechte arbeidsomstandigheden want die waren altijd al slecht. De groei in de economie kon voor een beter leven zorgen. Ook kwamen ambachtelijke werklieden in moeilijkheden door de industrialisatie. Ook zorgde de industrialisatie voor verharding. Overtredingen werden bestraft. De burgerij probeerde de sociale kwestie op te lossen met een beschavingsoffensief. Het volk moest zich gedragen. Maar artsen, onderwijzers en sommige fabrikanten wilden een verbod op kinderarbeid. Het zou slecht zijn voor de ontwikkeling van kinderen en uiteindelijk ook voor de economie. Maar gezinnen hadden het geld nodig en de fabrikanten hadden werk nodig. Economen vonden dat kinderen een uitzondering waren omdat ze niet voor zichzelf konden opkomen. Dat laatste gaf de doorslag. In 1874 kwam de eerste sociale wet tot stand.
8.6 Het moderne imperialisme
Kenmerkend aspect: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
Vanaf 1870. Britse grootmacht in de wereld kreeg concurrentie van Europese landen.
Drang naar koloniale expansie.
Niet alleen verandering in grootte van koloniale rijken, maar ook in manier van bestuur.
Nederlands-Indië
- 17- en 18e eeuw VOC alleen voor handel in koffie en suiker in Nederlands-Indië
- 1830: cultuurstelsel> inheemse vorsten in Nederlands-Indië zorgden dat boeren een afgesproken hoeveelheid verbouwden, en de overheid verkocht deze tegen vaste prijzen.
- Na 1870: meer ruimte voor Westerse en Inheemse vorsten. Grote economische ontwikkeling.
- Rond 1900: in 15 jaar alle eilanden met militair geweld onderworpen
Industrialisatie:
- zorgde ook voor ontstaan arbeidsverdeling.
- Koloniale expansie versterkt door ontwikkeling van de transport sector.> opening Suezkanaal 1869.
- Militair overwicht> vervoer troepen via snellere stoomschepen.
Het congres van Wenen
1814-1815, na de val van Napoleon. Leiders van grootmachten kwamen bij elkaar om te praten over wat er met Europa moest gebeuren. Hun beslissingen tekenden het Europa van nu.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden