Hoofdstuk 7: Tijd van pruiken en revoluties

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2565 woorden
  • 23 juni 2015
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Kenmerkende Aspecten:
1.Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.

2.Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.

3.Voortbestaan van het Ancien Regimé met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).

4.De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

Oriëntatie:
Revoluties in de 18e eeuw:

  • Nieuw wetenschappelijk denken
  • Opstanden om macht van de koning te breken en de standenmaatschappij op te heffen.

Frankrijk:            Bovenlaag = pracht en praal, enorme rijkdom, (pruiken)

                               Onderlaag = diepe armoede

Door ongelijkheid ontstond verzet, dat liep uiteindelijk uit op de Franse Revolutie.

Paragraaf 1: Slavenhandel en abolitionisme.
Europeanen uit verschillende landen bouwden koloniale rijken op. De koloniën werden grotendeels vooral gebruikt als plantagekoloniën. Men specialiseerde zich vaak in één soort gewas. Suiker en tabak waren de belangrijkste producten, aan het eind van de 18e eeuw werd katoen populair. De Europese kolonisten waren de baas op de plantages. Zij lieten het zware werk doen door de mensen die afkomstig waren uit Afrika als slaven. Daarvoor ontstond de trans-Atlantische slavenhandel, ook wel de driehoekshandel genoemd. Men ging van West-Europa naar de Afrikaanse westkust en vervolgens de Atlantische oceaan over naar Amerika, vanaf daar ging men weer terug naar Europa.

Europa -> Afrika :            Vooral textiel: wollen stoffen uit Leiden en katoen dat vanuit India met de VOC naar Europa was gekomen.

Buskruit, geweren, alcoholische drank, en nog allerlei prutteltjes.

Afrika -> Amerika:          slaven werden gekocht met Europese handelswaren.

Amerika -> Europa:        huiden, cacao, tabak, koffie en suiker.

De oversteek van Afrika naar Amerika moet voor slaven verschrikkelijk zijn geweest. Gemiddeld werden er per schip 300 tot 600 slaven vervoerd, zij zaten het grootste gedeelte van de reis in het donkere ruim. Veel slaven werden ziek en verzwakten enorm tijdens de zeereis. Waarschijnlijk kwam dit vooral door onwetendheid en onkunde. In Amerika aangekomen bleven de schepen daar ongeveer drie maanden. De slaven werden verkocht als handelsgoederen. Handelaren gingen weer op zoek naar retourvracht. Dit viel niet mee, slecht een derde van de schepen keerde volgeladen terug.

De slaven moesten voor zo hoog mogelijke  prijs verkocht worden, hier werden soms wel wat trucjes toegepast. Slaven mochten er namelijk niet ziek, oud of zwak uitzien.

In Suriname ontstond een plantage-economie. Binnen korte tijd werden enorm veel plantages aangelegd. Het land leverde alleen grond en het klimaat. De rest kwam uit de Republiek, en de arbeiders uit Afrika. Koffie werd een belangrijk product waardoor kooplieden bereid waren veel geld in nieuwe plantages te steken. De laaggelegen gronden stonden echter voortdurend onder water, maar hier hadden de Hollanders wel een oplossing voor, inpolderen.

Sloten werden uitgegraven en er zou in vervolg twee keer per jaar gebaggerd moeten worden, dit was werk voor de slaven. Het vochtige klimaat, het zware werk, het weinige voedzame eten, het verdriet, het droeg allemaal bij aan het overlijden van een kwart van de aangekomen slaven binnen drie jaar. Er was dan ook steeds nieuwe vraag naar slaven. Tussen 1500 en 1850 zijn ongeveer 12 miljoen zwarte slaven naar Amerika getransporteerd.

In 1787 word in Engeland de Vereniging voor de afschaffing van de slavenhandel opgericht, de opkomst van de abolitionisten is in zicht. (to abolish = afschaffen). De menselijke kant van de slaven werd benadrukt met het motto: Am I not a man and a brother?

Op den duur kregen abolitionisten succes:

1794: Fransen maken begin met  afschaffen slavenhandel en slavernij.

1807: Engeland schaft slavenhandel af, slavernij blijft nog tot 1833 bestaan. (macht van plantage

eigenaren was nog te sterk in Engeland)

1848: Frankrijk en Denemarken schaffen slavenhandel en slavernij af.

1 juli 1863: Nederland maakt eind aan slavernij in Suriname en op de Antillen.

-Plantagekoloniën: een overzees gebiedsdeel met grote landbouwgebieden waar slaven handelsgewassen voor de Europese markt verbouwden.

-Trans-Atlantische slavenhandel: de koop van zwarte Afrikaanse slaven en de verkoop daarvan in Amerika.

-Abolitionisme: het streven naar het afschaffen van slavenhandel en later van slavernij.

Paragraaf 2: Rationeel optimisme en verlicht denken.
Durf te denken: verlichtingsfilosofen dragen ideeën aan voor een betere en meer rechtvaardige wereld. Ze hebben allemaal een punt met elkaar gemeen: hun verstand gebruiken.

Een kenmerk van het Verlichte denken is het rationalisme, dat voorkomt uit de Wetenschappelijke Revolutie uit de 17e eeuw. Er is echter een groot verschil. Verlichtingsfilosofen kwamen met een veel grotere groep in aanraking. Kranten werden in enorme getalen verspreid. Lezers waren niet alleen geïnteresseerd in het nieuws, maar snakten ook naar kennis. Veel van de bestaande kennis en opvattingen werd samengevat in de Encyclopedie. Deze kreeg vorm door medewerking van meer dan tweehonderd deskundigen. De verlichte denkbeelden drongen door tot een heel groot deel van de bevolking, ook tot de vorsten en hun naaste medewerkers. In 1752 eisten de adel en geestelijken een verbod op het verspreiden van artikelen waarin de religieuzen volgens hen werden aangevallen. Dit verbod stimuleerde juist de verkoop van de Encyclopedie.

Ook kenden verlichtingsfilosofen een manier om te voorkomen dat hun boeken verboden werden. Ze schreven bijvoorbeeld over een situatie in een ver land, waarin ze vervolgens kritiek uitoefenen op  eigen land of vorst. Een voorbeeld is het ‘Lettres persanes’ van Montesquieu.

Montesquieu: à trias politica, scheiding van machten.

-Parlement: wetten vaststellen, controleren van de uitvoerende macht

-Overheid: uitvoeren en handhaven van wetten

-Rechter: onafhankelijke rechterlijke macht. Recht spreken op basis van de door het parlement vastgestelde wetten.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Montesequieu wou spreiding van machten om  de vrijheid van burgers te waarborgen. De drie machten moeten niet alleen los van elkaar staan, maar ook middelen hebben om elkaar in balans te houden.

-Verlichting, verlicht denken: Culturele beweging onder filosofen en intellectuelen met als doel het gebruik van de rede (het verstand) te stimuleren. Verlichte denkers geloofden dat de mens door zijn verstand in staat is om een ideale samenleving te creëren.

-Rationalisme: het boven alles stellen van het gebruik van het verstand (de rede, de ratio).

Paragraaf 3: Verlicht absolutisme.
In Europa bestond een standenmaatschappij met als eerste stand de geestelijken, de tweede stand de adel en de derde stand de boeren. In de 18e eeuw kwam er verandering in. De derde stand stond niet meer alleen uit boeren maar ook uit de burgers van steden, zij waren de invloedrijkste groep van de derde stand. De sociale verhoudingen waren voor iedereen een vaststaand gegeven, niemand wilde een verworven positie vrijgeven.

De eerste en tweede stand hadden allerlei privileges, voorrechten. Dit tot ergernis van de derde stand. Ook veel openbare ambten waren alleen toegankelijk voor de eerste en tweede stand. Vaak waren dit inhoudsloze betrekkingen. In de hofhouding van Lodewijk XV hadden meer de vijfhonderd edelen een goed betaald, maar louter ceremonieel baantje. Dit wordt ook wel het Ancien Régime genoemd. Helaas kregen vorsten die dit toepasten in de loop van de 18e eeuw met chronisch gebrek aan geld te maken. Dit probeerden ze op te lossen door de belasting te verhogen, hierdoor werden ze echter niet populairder. De afkeer tegen de vorst werd vergroot.

Het gewone volk was ontevreden over het feit dat het grootste deel van de belastingen uit accijnzen, belasting op bepaalde goederen, bestond. De koning sloot met een belastingpachter een contract, zodat de pachter de koning een afgesproken bedrag zou betalen en de pachter zelf belasting mocht innen. De mensen betaalden de pachters, maar zo veel kwam er niet bij de koning terecht. De belastingpachters werden dan ook ‘een bende van roofzuchtige bandieten met koninklijke goedkeuring’ genoemd. Om de belasting te ontduiken ontstond er hevige smokkelhandel, de pachters dreigden met zware straffen, ze werden dan ook gehaat, en er kwam een steeds grotere roep om verandering.

Frederick II van Pruisen (Frederick de Grote) koos voor een nieuwe vorm van koningschap. Hij paste ideeën van de Verlichting toe en noemde zich ‘de eerste dienaar van de staat’. Ook verwierp hij het Droit Divin. De onderdanen droegen in vervolg de autoriteiten over aan de vorst. In die zin bleef Frederick een absoluut heerser.

Frederick heeft in zijn regeringsperiode, een halve eeuw, veel tot stand gebracht. Hij heeft op politiek, religieus en economisch terrein voor allerlei veranderingen gezorgd.

Frederick wou de onderdanen te vriend houden, met mate. Ze moesten gehoorzaam en nuttig zijn. Uiteindelijk overheersten de belangen van de staat altijd in Fredericks overwegingen.

-Verlicht absolutisme: de regeerwijze waarbij een vorst de absolute macht in handen heeft, maar probeert om van bovenaf en zonder inspraak hervormingen door te voeren. Ook verlicht despotisme genoemd.

-Sociale verhoudingen: de verschillen, de overeenkomsten en de onderlinge wisselwerking tussen verschillende groepen in de samenleving.

-Ancien Régime: letterlijk: de Oude Orde. Benaming voor de tijd van vóór de Franse Revolutie toen er nog sprake was van een standenmaatschappij en absolutisme.

Paragraaf 4: Democratische revoluties.
Nadat Lodewijk XVI in 1776 de macht had overgenomen werd er meer uitgegeven dan er binnenkwam. De boden van de Franse schatkist kwam in zicht en de enige manier om het financiële probleem op te lossen was verhogen van de inkomsten. Helaas was dit een groot probleem omdat de eerste en tweede stand het privilege hadden om geen of weinig belasting te betalen. Het kwam dus allemaal op de derde stand neer.

Ministers gaven Lodewijk XVI advies om ook de geestelijkheid en adel belasting te laten betalen, de edelen wezen de koning vervolgens op de afspraak uit de Middeleeuwen: zonder goedkeuring van de SG mocht de koning geen nieuwe belastingwetten afkondigen.

De SG waren sinds 1614 niet meer bij elkaar gekomen, de koning kon dus niks anders doen dan toegeven. Na lang overleg werd besloten te stemmen per stand zoals het de laatste keer ook het geval was geweest (SG). Dit in voordeel van de eerste en tweede stand, zij stonden samen tegenover de derde stand. Dit was tot ongenoegen van de derde stand, de rijke burgerij wilde een eind maken aan de bevoorrechte posities en privileges van geestelijkheid en adel, en ook hen belasting laten betalen. De burgerij wilde meer: liberté (vrijheid) werd hun leus. Maar het volk in de steden wenste ook een sociale omwenteling: egalité (gelijkheid) werd hun slogan. De boeren daarentegen wilden meer land en minder belastingen.

Na de eerste bijeenkomst werd al duidelijk dat de  verschillen onoverbrugbaar waren. De derde stand kreeg maar erg weinig kans. Daarom stapten leden uit de derde stand uit de SG om zelf een Nationale Vergadering uit te roepen, waarmee ze beloofden pas uit elkaar te gaan als Frankrijk een grondwet zou hebben. Daarna volgden de gebeurtenissen snel.

In deze onzekere periode wilden Parijzenaren zichzelf kunnen verdedigen, daarvoor waren wapens nodig. Ze bestormden het stedelijke wapenmagazijn en maakten daar zonder veel moeite grote buit. Maar zonder munitie waren de wapens niks waard, men moest dus naar de Bastille, waar de munitie was opgeslagen. Uiteindelijk gaf de gouverneur van de Bastille zich over, hij werd onthoofd en zijn hoofd werd als trofee door de stad gevoerd. De Bastille, de staatsgevangenis met slechts zeven gevangenen, was gevallen(1789). Het was het symbool van de overwinning op de tirannie.

In 1789 volgden nog twee andere gebeurtenissen. Eerst de nuit de sacrifices, de feodale rechten werden afgeschaft en mensen verkeerden in de veronderstelling dat de boerenopstanden goedkeuring van de koning hadden. Hierna volgde de Verklaring van de rechten en de plichten van de mens en de burger, hiermee werd de burgerij de winnaar van de grote revolutie. Er was voor het eerst sprake van duidelijk staatsburgerschap. Er werd echter wel verschil tussen bevolkingsgroepen gemaakt. Men was bijv. bezitter of niet-bezitter, of had wel of geen politieke invloed.

In 1789 volgden nog twee andere gebeurtenissen. Eerst de nuit de sacrifices, de feodale rechten werden afgeschaft en mensen verkeerden in de veronderstelling dat de boerenopstanden goedkeuring van de koning hadden. Hierna volgde de Verklaring van de rechten en de plichten van de mens en de burger, hiermee werd de burgerij de winnaar van de grote revolutie. Er was voor het eerst sprake van duidelijk staatsburgerschap. Er werd echter wel verschil tussen bevolkingsgroepen gemaakt. Men was bijv. bezitter of niet-bezitter, of had wel of geen politieke invloed.

De burgerij hield echter maar weinig rekening met de belangen van de boeren op het platteland. Het kerkelijk bezit, bijna een kwart van Franse grond, werd onteigend om zo de staatsschuld proberen te saneren. Op het platteland was de teleurstelling groot. Alleen rijke burgers of grote boeren bleven staan en konden de voormalige kerkelijke goederen kopen. Zo werd de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter. Bovendien kwam er zoveel papiergeld dat er een inflatie kwam.

Koning Lodewijk XVI bracht de zomer van 1789 nog in rust in zijn Versailles voort, maar in het najaar werd de familie gedwongen te wonen in Parijs. In juni 1791 was de maat vol voor de koning, in het diepst geheim wou men ontsnappen, ze wilden Frankrijk verlaten. Deze vlucht mislukte en de koninklijke familie werd net voor de grens gevangen genomen. Stap voor stap werd de koning van zijn macht beroofd en in de zomer van 1791 werd Lodewijk gedwongen de nieuwe grondwet te ondertekenen. Hierin waren de belangrijkste grondrechten van de onderdanen vastgelegd.

In 1792 verloor de koning zijn laatste macht en werd Frankrijk tot Republiek uitgeroepen. Frankrijk was in oorlog met enkele buurlanden en om te voorkomen dat Lodewijk  opnieuw verraad zou plegen, werd hij en zijn gezin gevangen gezet. In 1793 werd de koning als ‘burger Capet’ ter dood veroordeeld.

De revolutie bracht veel slachtoffers met zich mee. Vooral onder de meedogenloze Robespierre die veel onschuldig bloed liet vloeien door de guillotine. Ook over de grenzen vloeide het bloed. De revolutionairen brachten een leger op de been om de revolutie te redden, ze streden voor hun vaderland dat in gevaar was. In deze tijd ontstond ook het Franse volkslied, de Marseillaise.  De legers behaalden groot succes en niet alleen de revolutie in Frankrijk werd veilig gesteld, ook in veroverde gebieden werden de revolutionaire ideeën verspreid. De Republiek, vanaf toen de Bataafse Republiek, kwam onder leiding van de Fransen te staan.

Jonge generaals, zoals Napoleon Bonaparte, maakten in deze tijden grote kans om bekend en populair te worden. In 1799 maakte Napoleon met een staatsgreep een eind aan de revolutionaire chaos in Frankrijk, het volk was hem dankbaar. In 1804 riep hij zichzelf uit tot keizer Napoleon I. Met de Code Napoleon zorgde hij voor eenheid in de rechtspraak. De Code Napoleon is tot op heden nog de basis van het recht in veel Europese landen.

1805: Engeland, Rusland en Oostenrijk sluiten een bondgenootschap tegen Frankrijk.

Franse legers boekten alleen maar overwinningen. Broer Joseph werd koning in Spanje en broer Lodewijk Napoleon werd na opheffing van de Bataafse Republiek koning van Koninkrijk Holland. Om GB tegen te gaan, verbood Napoleon alle handel met dat land. De Russische tsaar trok zich er niets van aan en om hem te straffen trok Napoleon met een enorm leger richting Moskou. Dit liep echter uit op een enorme mislukking. Slechts tien procent van de soldaten overleefde de barre tocht.

-Grondwet: een wet (constitutie) waarin de grondbeginselen van een staat en de rechten en plichten van de burger en overheid staan.

-Staatsburgerschap: het behoren bij een staat, met de politieke rechten van een burger.

-Grondrechten: vrijheidsrechten die burgers bescherming bieden tegen een oneerlijke behandeling door de overheid of door andere burgers.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.