Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 7 en 8 (tijdvak 7: pruiken en revoluties en 8: burgers en stoommachines)

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3269 woorden
  • 30 mei 2018
  • 31 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
31 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§7.1: de verlichting

het welbegrepen eigenbelang

  • Rationeel denken en vrijheid is goed voor de wereld doordat de wet van vraag en aanbod tot meer welvaart leid
  • Die gedachte is typisch voor de verlichting

Kennis en vrijheid

  • De wetenschappelijke revolutie is de voorloper van de verlichting
  • In de 18e eeuw werd alles onderzocht, politiek, godsdienst en de sociale band tussen mensen
  • Rationalisme = dat je je ideeën baseert op kennis en goede argumenten
  • Verlichting gaat over vrijheid en rationeel denken
  • Kant (filosoof) wilde dat mensen zelf gingen nadenken

Parijs

  • Verlichting begon in ENG en NL
  • In Frankrijk was minder vrijheid, je kon niet lezen over de verlichting (boeken werden verboden)
  • Parijs was de intellectuele wereldstad, ze liepen voor op de kennis
  • Frans was de wereldtaal
  • Hoogtepunt verlichting; encyclopedie (werk gebaseerd op alle verlichte ideeën, 72 000 artikelen)

Een verlicht geloof

  • Verlichting had kritiek op de mensen die heel fanatiek waren in hun geloof en niet tolerant naar andere waren
  • Voltaire gaf kritiek op de kerkelijke ideeën dat dat niet altijd klopte met de natuurwetten
  • Hij was geen atheïst, maar een deïst

De verlichte politiek

  • Men dacht voor de verlichting dat de koning was uitgekozen door god
  • In de verlichting denken ze dat de koning wordt gekozen door de burgers
  • De overheid zorgt voor mensenrechten; men heeft recht op leven, vrijheid en bezit
  • De koning moet zich nu ook aan de wetten houden, het volk ziet hem niet meer als een door god gekozen persoon (mag hem afzetten)
  • Niemand mag het laatste woord hebben vandaar de driemachtenleer
  • Driemachtenleer; uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht
  • Volkssoevereiniteit = het hoogste gezag berust bij het volk, dat de staatsmacht toevertrouwt aan een (gekozen) regering

Sociale verhoudingen

  • Rousseau zegt dat iedere mens van nature goed is
  • Sinds we eigendommen hebben, is ook hebzucht ontstaan
  • Door goede politiek en goede opvoeding is dat beter te maken
  • Hij gelooft dat de wereld maakbaar is; typisch kenmerk verlichting

§7.2: het ancien régime

Het Franse ancien régime

  • In Frankrijk mochten verlichte denkers niet hun mening uiten
  • Frankrijk was nog een absolute monarchie
  • Franse burgers mochten niet over de kritiek praten en ze moeste veel belasting betalen
  • De koning en de elite maken misbruik van de burgers i.v.m. kosten etc.
  • Ancien regime = orde in de samenleving (koning en edele staan boven aan en profiteren van de burgers en boeren onderaan)
  • Daarna volgt de revolutie

Verlicht absolutisme

  • Frederik II de Grote regeert volgens het verlichte absolutisme
    - Hij had alle macht
    - Er kwam godsdienstige verdraagzaamheid (elkaar accepteren)
    - Persvrijheid, ze mochten verlichte ideeën in een boek zetten
  • Adel hoefde geen belasting te betalen, hij was bang voor opstand

Nederland

  • Regenten waren corrupt, bouwde enorme landhuizen maar het volk had amper te eten
  • Volk protesteerde en heeft de Friese stadhouder Willem aangewezen als stadhouder van alle gewesten
  • Republiek begon op een monarchie te lijken
  • Een beweging kwam in opstand tegen de regenten en de stadhouder

§7.3: de democratische revoluties

Revolutie in Amerika

  • Amerikanen kwamen in opstand omdat ze belasting moesten betalen aan de Britten
  • De Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog is de oorlog tussen de Amerikaanse koloniën en Groot-Brittannië
  • Amerika werd in 1783 onafhankelijk en werd een republiek met een president
    - Uitvoerende macht – president
    - Rechterlijke macht – hoge gerechtshof
    - Wetgevende macht – het congres
  • Kregen een grondwet met de grondrechten van vrijheid van meningsuiting en godsdienst

De Bataafse Revolutie

  • Revolutie uit Amerika sloeg over naar Nederland
  • Nederlanders wilde zelf hun bestuur kiezen
  • Patriotten begonnen de opstand
  • Koning van Pruisen sloeg de patriotten neer, sommige patriotten vluchtte naar Frankrijk
  • In Frankrijk vormde ze een leger en gingen ze terugvechten en namen Nederland over
  • Nederland was een Bataafse Republiek (1798)
  • Napoleon kwam en NL werd een monarchie, we behoorden tot Frankrijk (1806)

Onrust in Frankrijk

  • Frankrijk bemoeide zich met de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog en kreeg een staatsschuld
  • Burger moesten daarvoor op draaien en moesten veel belasting betalen
  • De burgers riepen een Nationale Vergadering uit en kwamen zo aan de macht

Afrekening

  • Lodewijk XIV stuurde het leger op het volk af
  • De burgers vonden het niet leuk en het begin van de Franse revolutie breekt aan
  • Ze waren het niet eens met de adel en geestelijke en plunderede ze
  • Iedereen kreeg dezelfde rechten
  • Ze betaalde de staatsschuld door alle bezittingen van de kerk te verkopen

De constitutionele monarchie mislukt

  • Uitvoerende macht ligt nog steeds bij de koning Lodewijk XIV
  • De wetgevende macht lag bij de wetgevende Vergadering, die werd gekozen door de burgerij; alleen mannen met een bepaald inkomen
  • De edelen hadden geen macht dat werd hun ontnomen in de revolutie
  • Oostenrijk en Pruisen werken samen om de edelen weer aan de macht te helpen
  • Er kwam een oorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk
  • Frankrijk verloor de eerste veldslag, volk vond het niet leuk kwam in opstand
  • Het volk heeft veel edelen vermoord met de guillotine

Robespierre en Napoleon

  • In 1792 wordt Frankrijk een republiek
  • Lodewijk XIV wordt afgezet en hij belandt onder de guillotine
  • Radicale revolutionaire hebben 40 000 mensen onthoofd; de leiding van Robes Pierre
  • Napoleon kwam en nam half Europa over tot in 1815 werd hij verslagen, hij wilde Rusland erbij maar ging in de fout

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

§7.4: kolonialisme en slavernij

Slaven uit Afrika

  • Trans-Atlantische slavenhandel = de slavenhandel tussen Afrikaanse slaven en Amerika
  • Nederland vond slaven eerst niet bij het christelijke idee passen; behandel een ander zoals je zelf
  • Later met Brazilië als kolonie hadden we te weinig arbeiders en namen dus toch maar slaven in dienst
  • De WIC vervoerde de slaven

Slavenbestaan

  • Op plantage produceerden ze koffie, tabak en katoen

Abolitionisme

  • Abolitionisme een beweging die tegen de slavernij is
  • Door de verlichting ontstond die beweging; vrijheid en gelijkheid
  • Ze gaven lezingen en legden dossiers aan
  • In 1807 verbood de Britse regering de slavenhandel; er werd niet gehandeld, maar slaven waren er nog steeds tot 1833

Abolitionisme in de VS en Nederland

  • Zuid-Amerika wilde niet van de slaven af; wegens de grote katoenvelden
  • Noord en Zuid scheidden van elkaar en er ontstaat een burgeroorlog
  • Noord won en de slavernij werd afgeschaft (1865)
  • In Nederland werd de slavenhandel afgeschaft (1814)
  • In Nederland werd de slavernij afgeschaft in (1863) slaven waren vrije mensen

§8.1: de industriële revolutie

Het leger van generaal Ludd

  • Het leger van generaal Ludd viel fabrieken aan eind 1811
  • Autoriteiten stuurde soldaten op het leger af
  • Het hielp niet er kwam meer geweld en het leger verplaatste zich naar meer gebieden
  • Nadat er Luddse mensen werden opgepakt is het afgelopen

Een trage revolutie

  • Het leger van Ludd protesteerde tegen de fabrieken omdat machines banen innam van mensen die met de hand werkte zoals de wevers
  • Dat kwam door de industriële revolutie

Engeland komt op stoom

  • I.p.v. hout kregen ze ijzeren stoommachines die veel beter waren
  • Ze gingen daardoor ook meer produceren
  • De machine, ijzer en steenkoolindustrie kwamen tot bloei

De landbouw en transportrevolutie

  • Engeland veel betere landbouwmethodes;
    1) mensen gingen in de landbouw werken en de overige mensen gingen de industrie in.
    2) Engeland had het eerste spoorwegennet.
    3) ondernemers die gingen investeren in de machines en breidden zo het kapitalisme uit

Tweede industriële revolutie

  • Eerste revolutie was in Engeland, ijzer, steenkool en textiel
  • Tweede revolutie verspreide naar Europa, staal, chemische industrie en elektrotechnische industrie
  • Er kwamen flats

Laboratoria

  • Wetenschappers kregen een werkplek, laboratoria waar ze werkten aan ontwikkelingen van nieuwere producten. Het werd dus geprofessionaliseerd

De industriële samenleving

  • We waren geen landbouwstedelijke samenleving maar een industriële samenleving
  • 80% werkt in de industrie en meer dan de helft woont in de stad

§8.5 de sociale kwestie

Kenmerken van

  • Er was heel veel verschil in inkomens van de burgerij en de arbeiders
  • Mannen, vrouwen en kinderen werkten 14 tot 16 uur per dag, ze konden het werktempo niet bij houden, er was heel veel herrie van de machines

Discussies

  • Sociale kwestie = wat gaan we doen aan de slechte omstandigheden van de arbeiders (woon en werk)
  • Liberalen denken zo: het gaat over als de economie beter wordt, eigenschuld want arbeiders zijn dom en lui, en de overheid moet niets doen (nachtwakersstaat)
  • Socialisten denken zo: armoede komt doordat kapitalisten de lonen laag houden, oplossing; verwerping van het kapitalisme
  • Confessionelen denken zo: probleem komt door kapitalisme, oplossing; organisaties vormen samenwerken

Verbeteringen

  • Liberalen zorgden voor de sociale wetten; ongevallenwet (arbeidsongeschikt) en de woningwet (goede arbeidshuizen)
  • Arbeiders richtten de vakbonden op, in Groot-Brittannië had dat succes: hogere lonen en kortere werkdagen

§8.6 moderne imperialisme

Fashoda-incident

  • Frankrijk en Groot-Brittannië wilde Soedan innemen. Frankrijk was er als eerst en wachtte op versterking toen de Britten kwamen en toen trok Frankrijk zich terug

De wedloop om Afrika

  • De Europese landen en Amerika wilde zoveel mogelijk land innemen
  • Bij de conferentie van Berlijn hebben ze Afrika verdeeld in invloedssferen. (Daar mochten ze kolonies stichten)

Brits en Nederlands-Indië

  • Nederlands-Indië bestond uit de Molukken, Java en delen van Sumatra
  • Het bestuur bleef bij de inheemse bevolking
  • Nederlandse ondernemers mochten alles doen wat ze wilde, grote plantages bouwen (olie winnen, tabak en rubberplantages)
  • In Atjeh was een guerrilla-oorlog van 30 jaar, uiteindelijk mochten de inheemse vorsten blijven maar moesten het Nederlandse beleid volgen

De rest van Azië

  • China was te sterk om te verdelen
  • Japan ging snel industrialiseren en werd zelf imperialistisch en onderwierp Korea en delen van China

De oorzaak van het moderne imperialisme

  • Landen met een groot koloniaal rijk stelde wat voor
  • Hebzucht, voor het geval dat er veel grondstoffen in dat land waren
  • Industriële revolutie, kolonies werden leveranciers van grondstoffen (rubber en palmolie)
  • Afzetmarkten, producten werden verkocht in de eigen kolonies

Stoomschepen en vuurwapens

  • Mijlpaal was opening Suezkanaal en stoomschepen
  • Transport ging sneller, ook het verplaatsen van legers
  • De Europeanen maakten betere vuurwapens, afrikanen stonden machteloos tegen over de Europeanen met pijlen. Beter overwicht

Aantekeningen §7.1

  • Verlichting (1750): filosofische stroming richt zich op speciale aspecten; maatschappij, politiek
  • Verlichting is optimistisch; redelijk verstand
  • Er werd nagedacht over de manier van regeren; koningen te veel macht
  • Meer invloed over voor burgers op de politiek
  • In de verlichting moet je kunnen stijgen op de maatschappelijke trap, talenten gebruiken en ontdekken
  • Armoedeprobleem was groot. Optimistische oplossing voor armoedeprobleem is scholing
  • Verlichting zegt kind is een ongeschreven blad
  • Religieuze opvoeding; kind in het gareel houden
  • Er komen kinderboeken en kinderen houden een kinderdagboek bij
  • In Frankrijk hele sterke vorm van verlichting
  • Belangrijk middel om de bevolking te vormen is de ‘Encyclopédie’ reek boeken met kennis uit de tijd
  • Kenmerk van verlichting is experimenteren

Aantekeningen §7.2

  • Absolutisme = totale macht -> Lodewijk XIV
  • Door de verlichting komt er kritiek op het absolutisme
  • Nieuwe vormen van absolutisme
  • Verlicht absolutisme; koning is de baas maar houdt rekening met het volk
  • Vorsten gaan bibliotheken aanleggen voor het volk
  • Volkssoevereiniteit = volk heeft regeringsmacht
  • (Spotprent 7.9) de boer is de kern van de maatschappij de geestelijke en edelman liften mee op de boer

Aantekeningen §7.3

  • Franse revolutie breekt uit op 14 juli 1789
  • Vrijheid = liberté, egalité
  • Adellijke titels worden geschrapt, iedereen is gelijk
  • Franse revolutie loopt uit de hand, uiteindelijk mond het zelfs uit in terror
  • Robes Pierre ontwikkelde de guillotine waar veel mensen aan dood zijn gegaan; de koning, koningin en Marie-Antoinette
  • 1799: Napoleon was militair en maakte de revolutie mee
  • Napoleon herstelt de politieke situatie; monarchie
  • Code civile mensenrecht
  • Dienstplicht wordt ingevoerd
  • Franse trekken in 1795 naar Nederland. We worden een Bataafse Republiek – grondwet 1798
  • Nederland had patriotten; stadhouder (werd in de 18e eeuw stadhouder erfelijk) patriotten waren het er niet mee eens. Patriotten willen Willem weg hebben
  • Patriotten waren voor volkssoevereiniteit. Ze wilden ook een klein legertje (1786)
  • 1776 – Amerika is een kolonie van Engeland
  • Amerika werd zelfstandig en werd een republiek met een president
  • Vanaf 1795 was de Bataafse Republiek een centrale staat met overal in de staat dezelfde wetten. Tot nu toe nog steeds centrale staat

Aantekeningen §7.4

  • In Ghana was veel slavernij, in Afrika was ook al slavernij
  • Een slaaf is een lijfeigene; je mag er alles mee doen wat je wikt
  • In 1850 werd slavenhandel verboden
  • Nederland had Nieuw-Amsterdam (nu New York) met de Engelse geruild voor Suriname
  • Christelijke slaven zagen ze als een slaaf
  • Abolitionisme: afschaffen van de slavernij
  • Slavernij werd normaal gevonden
  • Arabieren hadden blanke slaven, dus niet alleen gekleurde mensen waren slaaf
  • Is nog steeds slavernij (moderne slavernij)

Begrippen

  • Abolitionisme = beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij
  • Ancien regime = de oude orde in samenlevingen, voorafgaand aan democratische revoluties
  • Democratische revolutie = ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd
  • Grondrechten = basisrechten voor alle burgers, vastgelegd in een grondwet
  • Grondwet = wet waarin staat hoe een land geregeerd wordt en wat de rechten en plichten van de burgers zijn
  • Rationalisme = toepassing van redelijkheid, gebruik gezond verstand
  • Sociale verhoudingen = verschillen, overeenkomsten en onderlinge betrekkingen tussen groepen in een samenleving
  • Stadsburger = iemand die burgerrechten in een staat heeft
  • Trans-Atlantische slavenhandel = handel in zware Afrikaanse slaven tussen Afrika en Amerika
  • Verlicht absolutisme = systeem waarbij een vorst de absolute macht heeft en verlichte hervorming van bovenaf voert
  • Verlicht denken = volgens de ideeën van de verlichting
  • Verlichting = beweging die meende dat met de rede alles kan worden verklaard en dat een op de rede gebaseerde samenleving gebouwd moest worden

§8.1 aantekeningen

  • Industriële revolutie in Engeland: 1780
  • Industriële revolutie komt pas in 1850 in Nederland

Gevolgen van de industriële revolutie

  • Men trekt naar de stad, zijn geen woningen; overheid doet niks
  • Werk is eentonig, lange dagen 14-16 uur per dag 6 dagen in de week. Er was geen sociale zekerheid. Dus geen uitkering bij ziekte, ouderdom of arbeidsongeschikt
  • Kinderen gingen tussen de machines om klusjes te klaren, kinderen kregen stoflongen. Vrouwen werkte voor de helft van het salaris van de man
  • Massaproductie de prijs wordt lager
  • Door de infrastructuur rijden meer treinen dus kan meer worden vervoerd

§8.5 aantekeningen

  • Arbeiders
  • De overheid doet weinig (nachtwakersstaat)
  • Armoede wordt zichtbaar
  • Angst voor ziektes; malaria, tyfus slechte riolering
  • Parlementaire enquête; gaat het slecht met de arbeiders à uitslag is onthutsend; ja heel slecht
  • Vrouwen en kinderarbeid worst ’s nachts verboden
  • Lidmaatschap kan leiden op ontslag

§8.6 aantekeningen

  • Imperialisme --> streven naar wereldrijk
  • Kolonie --> grondstoffen
  • Nederlands-Indië was er al belangstelling voor de specerijen later voor de grondstoffen; olie
  • Stoomschip maakt het transport makkelijker
  • Kolonie is belangrijk voor de grondstoffen en afzetmarkt

Begrippen

  • Confessionalisme = politiek-maatschappelijke stroming die uitgaat van een geloof
  • Democratisering = groei van invloed van de bevolking in politiek en samenleving
  • Emancipatiebeweging = beweging die streeft naar gelijkberechting van achtergestelde groepen
  • Feminisme = politiek-maatschappelijke beweging die streeft naar emancipatie voor vrouwen
  • Industriële revolutie = omwenteling in productiemethoden, waarbij handarbeid werd vervangen door machines
  • Liberalisme = politiekmaat-schappelijke stroming die de vrijheid van het individu centraal stelt
  • Modern imperialisme = Europese expansie vanaf 1870, waarbij kolonies grondiger exploiteerden
  • Nationalisme = (1) voorliefde voor eigen volk, (2) politiek-maatschappelijke beweging die streeft naar de vorming van een natie staat
  • Politieke stroming = beweging die wil deelnemen aan het staatsbestuur met bepaalde opvattingen over de inrichting van de staat en de maatschappij
  • Sociale kwestie = vraagstuk van de armoede en de slechte leef- en woonomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw
  • Socialisme = politiek-maatschappelijke stroming en emancipatiebeweging van de arbeiders die streeft naar vermindering van verschillen in macht en inkomen

Jaartallen Hoofdstuk 8

  • 1809 – eerste stoomschip
  • 1815 – stichting koninklijk der Nederlanden
  • 1830 – eerste spoorlijn gereed in Engeland
  • 1830 – Belgische onafhankelijkheid
  • 1848 – grondwet van Thorbecke
  • 1861 – Italiaanse eenheid
  • 1869 – opening Suezkanaal
  • 1879 – oprichting antirevolutionaire partij
  • 1894 – stichting gereformeerde kerk

Jaartallen Hoofdstuk 7

  • 1707 – Engeland en Schotland vormen Groot-Brittannië
  • 1747 – stadhouderschap in Republiek wordt erfelijk
  • 1748 – over de geest van wetten (Montesquieu)
  • 1776 – de rijkdom van volkeren (Smith)
  • 1786 – machtsgreep van patriotten
  • 1787 – Amerikaanse grondwet
  • 1789 – Franse revolutie
  • 1795 – Bataafse Revolutie
  • 1789 – Eerste Nederlandse grondwet
  • 1799 – staatsgreep van Napoleon

Jaartallen Hoofdstuk 7

  • 1707 – Engeland en Schotland vormen Groot-Brittannië
  • 1747 – stadhouderschap in Republiek wordt erfelijk
  • 1748 – over de geest van wetten (Montesquieu)
  • 1776 – de rijkdom van volkeren (Smith)
  • 1786 – machtsgreep van patriotten
  • 1787 – Amerikaanse grondwet
  • 1789 – Franse revolutie
  • 1795 – Bataafse Revolutie
  • 1789 – Eerste Nederlandse grondwet
  • 1799 – staatsgreep van Napoleon

 

  • 1700-1800 – tijd van pruiken en revoluties
  • 1740-1786 – Koning Frederik de grote
  • 1751-1776 – verschijning van Encyclopédie

Jaartallen Hoofstuk 6

  • 1602 – oprichting VOC
  • 1621 – oprichting WIC
  • 1628 – Piet Heyn verovert Spaanse zilverloot
  • 1655 – eerste slavenhandel in Nieuw-Amsterdam
  • 1667 – Suriname kolonie van Nederland
  • 1683 – Turken voor Wenen
  • 1685 – Lodewijk XIV herroept het Edict van Nantes
  • 1688-1689 – glorious revolution

Jaartallen Hoofdstuk 5

  • 1503 – Mona Lisa
  • 1512 – Lof der Zotheid (Erasmus)
  • 1517 – Luther begint de hervorming
  • 1519 – Cortes verovert Mexico
  • 1541 – Calvijn in Geneve
  • 1555 – Godsdienstvrede van Augsburg
  • 1566 – Beeldenstorm
  • 1568 – slag bij heiligerlee
  • 1581 – Plakkaat van Verlatinghe
  • 1596 – Eerste Nederlanders op Java
  • 1598 – Edict van Nantes

Jaartallen Hoofdstuk 4

  • 1066 – slag bij hastings
  • 1215 – Magna Carta
  • 1271 – Marco Polo naar China
  • 1275 – Amsterdam krijgt tolprivelege
  • 1347 – begin grote pestepidemie
  • 1453 – Osmanen veroveren Constantinopel
  • 1464 – Eerste staten generaal in Nederland
  • 1492 – Reconquista voltooid

Jaartallen Hoofdstuk 3

  • 497 – Clovis bekeert zich tot het christendom
  • 530 – benedictus stelt kloosterregels op
  • 622 – Mohammed sticht de Islam
  • 690 – Willibrord begint missie vanuit Utrecht
  • 711 – moslims steken over naar Spanje
  • 750 - het arabische rijk valt uiteen
  • 800 – Karel de Grote tot keizer gekroond
  • 880 – Nederland wordt deel van het Duitse Rijk
  • 962 – stichting Heilige Roomse Rijk

Jaartallen Hoofdstuk 2

  • 753 v.C. – stichting van rome
  • 750 v.C. – Homerus
  • 507 v.C. – begin democratie in Athene
  • 331 v.C. – Alexander de Grote verovert het Perzische rijk
  • 148 v.C. –Rome verovert Macedonië
  • 30 v.C. – Egypte wordt Romeinse provincie
  • 112 n.C. - muur van Hadrianus
  • 392 n.C. – christendom wordt Romeinse staatsgodsdienst
  • 395 n.C. – splitsing van Romeinse rijk

Jaartallen Hoofdstuk 1

  • 15.000 v.C. - grotschilderingen van Lascaux
  • 13.000 v.C. - tovenaar van les trois frères
  • 10.000 v.C. - landbouwrevolutie in Midden-Oosten
  • 6.000 v.C. - eerste landbouw in Griekenland
  • 5.000 v.C. - eerste landbouw in Nederland
  • 3.500 v.C. - eerste steden in Irak
  • 3.300 v.C. - Ötzi
  • 3.300 v.C. - uitvinding spijkerschrift in Irak
  • 3.000 v.C. - uitvinding hiërogliefenschrift in Egypte

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 8

  • 8.1 = de industriële revolutie
  • 8.5 = discussies over de sociale kwesties
  • 8.6 = het moderne imperialisme en de industrialisatie

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 7

  • 7.1 = rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken
  • 7.2 = ancien régime en verlicht absolutisme
  • 7.3 = de democratische revoluties
  • 7.4 = uitbreiding van de Europese overheersing met plantageslavernij en het abolitionisme

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 6

  • 6.1 = wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
  • 6.2 = de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
  • 6.3 = het streven van vorsten naar absolute macht
  • 6.4 = de wetenschappelijke revolutie

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 5

  • 5.1 = het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
  • 5.2 = het begin van de Europese overzeese expansie
  • 5.3 = de protestantse Reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
  • 5.4 = Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 4

  • 4.1 = De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarische-urbane samenleving
  • 4.2 = De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
  • 4.3 = Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
  • 4.4 = De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten
  • 4.5 = Het begin van staatsvorming en centralisatie

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 3

  • 3.1 = De verspreiding van het Christendom in geheel Europa
  • 3.2 = Ontstaan en verspreiding van de Islam
  • 3.3 = De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarische cultuur, georganiseerd via hof stelsel en horigheid
  • 3.4 = Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 2

  • 2.1 = De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
  • 2.2 = De klassieke vormentaal van de Griekse-Romeinse cultuur
  • 2.3 = De groei van het Romeinse imperium waardoor de Griekse-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
  • 2.4 = De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische godsdiensten

Kenmerkende aspecten hoofdstuk 1

  • 1.1 = De levenswijze van jagersverzamelaars
  • 1.2 = Het ontstaan van landbouw en landbouwstedelijke samenlevingen
  • 1.3 = Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

REACTIES

I.

I.

Hij gaat ineens van 8.1 naar 8.5...

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.