Hoofdstuk 6, Van armenzorg tot sociale verzekeringsbank

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 464 woorden
  • 3 april 2004
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
28 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Hoofdstuk 6 Van armenzorg tot sociale verzekeringsbank
§ 6.1 Zorgbesef en eigenbelang

Armenwet van 1854: Wet die voorziet in een aanvulling op de kerkelijke & particuliere bedeling via burgerlijke (= gemeentelijke) armenzorg.
Bedeling: Uitreiking van gaven aan armen.
Confessionelen: Politieke richting / mensen die zich baseren op bepaalde geloofsovertuigingen.
Industriële evolutie: De overgang van een agrarisch ( - stedelijke) samenleving door
gebruikmaking van machines op het gebied van productie en vervoer.
Liberalisme: De opvatting dat burgers invloed moeten hebben op het bestuur en dat de overheid zich niet moet bemoeien met de economie.
Proletariaat: De klasse der bezitlozen, de arbeidersklasse.
SDAP: Sociaal Democratische Arbeiders Partij; voorganger van de PvdA.

§ 6.2 Vooral niet tevéél geven

Armen wet van 1912: Herziening van de armen wet van 1854; in feite veranderde er weinig.
Begrotingsevenwicht: Het principe dat de overheid niet meer wil uitgeven dan er aan belastingen binnenkomt (uitgaven = inkomsten)
Beurskrach: Extreme daling van de koersen in 1929 (↓ 83%) deze werd veroorzaakt door enorme speculatie met op krediet gekochte aandelen; dit was het begin van de wereldcrisis van de jaren 30.
Coalitie: Samenwerking tussen 2 of meer politieke partijen.
Geleide economie: (ook: planeconomie) stelsel waarin de overheid sterk regulerend optreedt in het economische leven.
Subsidiariteit –
beginsel: Het beginsel dat zaken die door een lager orgaan kunnen worden verricht niet door een hoger ter hand behoren te worden genomen.

§ 6.3 Van gunst naar recht

ABW: Algemene Bijstandswet; wet die de rechtsplicht van de overheid tot
financiële bijstand aan haar onderdanen regelt.
AOW: Algemene Ouderdomswet; een sociale verzekeringswet voor de oude dag’s voorziening in Nederland.
Bestaansminimum: Inkomen dat op zijn allerminst nodig is voor levens onderhoud.
Immateriële -voorzieningen: Voorzieningen op het gebied van welzijn, niet op het gebied van kapitaal.
KVP: Katholieke Volkspartij; confessionele partij, in 1980 opgegaan in het CDA.
Noodwet Drees: Wet uit 1947, ingevoerd door Willem Drees om te voorzien in een
aanvulling op de pensioenen van die mensen die door de crisis en WO II
niet veel hadden kunnen sparen.
PvdA: Partij van de Arbeid; een sociaal – democratische politieke partij.
Volksverzekeringen: Verzekering geldend voor alle burgers (bijv: AOW).

§ 6.4 Nederland en Europa sociaal op weg

Benelux: Economisch samenwerkingsverband tussen België, Nederland &
Luxemburg (1948)
EEG: Europese Economische Gemeenschap; economisch samenwerkingsverband tussen België, West – Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg & Nederland (1957).
EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
ESF: Europees Sociaal Fonds; fonds dat de financiering van initiatieven op het gebied van één Europese verzorgingsstaat verzorgt.
EU: Europese Unie; samenwerking verband tussen 12 landen.
Europese Commissie: Dagelijks bestuur van de EU; vergelijkbaar met het parlement van een Land.
Sociaal Handvest: Akte waarin regels en beginselen van de Europese sociale politiek zijn vast gelegd.

*Extra

Marxisme/communisme: Leer van Marx, zegt dat het proletariaat de macht zal grijpen door een
revolutie, om daarna al het bezit eerlijk te verdelen.
Socialisme: De opvatting dat ze productiemiddelen van alle mensen samen moeten zijn, zodat de welvaart eerlijk wordt verdeeld.

REACTIES

I.

I.

eey man nice samenvatting
thanx..(k)

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.