Hoofdstuk 6, De Middeleeuwen: paragraaf 3

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 477 woorden
  • 11 juli 2007
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
46 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee
Samenvatting paragraaf 3

De handel in West-Europa was sinds de 5e eeuw bijna verdwenen. Diegene die nog handel dreven ondervonden veel hindernissen. Zo waren er bijvoorbeeld weinig wegen, bruggen en rovers maakten de tochten er niet makelijker op. En dan moet de arme handelaar ook nog tol betalen. Rond de 11e en de 12e eeuw wisten de kooplieden van al deze hindernissen te overwinnen.
• De kooplieden gingen samenwerken.
• En de kooplieden kregen steun van de vorsten.
De Europese handel leefde het eerst weer voort in Italië. Ze profiteerde daar vooral van de contacten die ze hadden gemaakt tijdens de kruistochten.

In de 2e helft van de 13e eeuw ontstond in Noord-Europa de Hanze.
Dat was een verbond van kooplieden van verschillende steden. Deze hielpen elkaar met de handel naar andere gebieden. Zij maakten afspraken om de zelfde munten, gewichten, en maten te gebruiken. De invloed van hen werd zo groot dat zij het bestuur van de steden in handen namen. De Hanze werd in de 13e eeuw opgericht en werd op gebied van handel in de 14e eeuw oppermachtig.

De meeste steden bleven klein. Zij bestonden uit een marktplein, enkele hoofdstraten met zijstraten. Deze steden hadden minder dan 5000 inwoners. In dergelijke steden waren ambachtslieden voornaamste inwoners. De ambachtslieden verkochten hun producten voornamelijk aan de bevolking van de stad en aan de boeren uit de omgeving.
Sommigen steden groeiden heel snel. Neem nou Parijs, 60.000 inwoners. Die ambachtslieden verkochten niet aan de hele buurt maar aan een veel groter gebied. De grootste handel was textiel. In sommige steden werd ieder jaar op bepaalde dagen een grote markt gehouden. Zo, n markt werd ook wel een jaarmarkt genoemd. Kooplieden van mijlen ver kwamen dan naar zo, n jaarmarkt om zijn of haar spullen te verkopen.

In de vroege middeleeuwen waren de meeste stedelingen even onvrij als de boeren op een domein. Zij hadden allerlei verplichtingen tegenover de heer. Ze konden vaak die plichten niet goed combineren met hun andere werk. Ze gingen naar hun heer om naar hun stadsrechten te vragen.
• geen verplichtingen tegenover de heer.
• Het zelf mogen regelen van bestuur en rechtspraak.

Als een stad eenmaal stadsrechten had, waren alle burgers vrij. Maar niet alle burgers waren vrij. Er was namelijk weer een gelaagde samenleving.

Er waren veel meer ambachtslieden dan kooplieden. De steden hadden voor een groot deel hun welvaart te danken aan en natuurlijk aan de belasting die ze betaalden. Het valt wel te begrijpen dat ze in opstand kwamen. Daarom werden de kooplieden soms gedwongen om hun macht te delen met andere gilden.

Toen in de 14e eeuw de welvaart niet meer groeide raakte een groot deel van de bevolking al werkloos. Er ontstonden grote opstanden. Met de hulp van de kerk lukte het ze vaak de bovenste laag hoogwaardig te houden en vaak niet op de zachtste manier er kwamen veel bloedige gevechten in voor.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.