Zit je in de bovenbouw van havo of vwo?

Vul dan deze vragenlijst in over jouw studiekeuze en maak kans op een van de cadeaubonnen van 20 euro.

Meedoen

Hoofdstuk 5.1 t/m 5.3

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 943 woorden
  • 19 juni 2013
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Vacature! Wij zoeken een redacteur voor 4-8 uur per week

Ben je op zoek naar een leuke bijbaan, maar is vakkenvullen of een krantenwijk niet echt wat voor jou? Kom dan werken bij Scholieren.com in Utrecht! Als je nieuwsgierig bent, goed met taal en niet bang om mensen aan te spreken, moet je zeker even verder lezen.

Meer weten

§1

Koninkrijk der Nederlanden: het koninkrijk dat in 1814 werd gesticht (tot 1839 inclusief België)

Parlement: volksvertegenwoordiging (Eerste en Tweede Kamer), in Nederland ook wel Staten-Generaal genoemd

Constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet (constitutie)

In de 16e eeuw -> Nederland was een republiek zonder centraal bestuur. De economische bloeiperiode was voorbij en de Staten-Generaal functioneerde niet goed meer.

In 1795 -> Patriotten grepen met hulp van de Fransen de macht. Toen kreeg Nederland een grondwet.

In 1815 -> overwinnaars van Napoleon bij elkaar op Congres van Wenen. Besloten dat wettige vorstenhuizen macht terug kregen en Frankrijk moest omringd worden door sterke staten. Nederland en België -> samengevoegd en zo een sterke staat -> Koninkrijk der Nederlanden met koning Willem I van Oranje.

Koninkrijk der Nederlanden -> constitutionele monarchie. Macht verdeeld tussen koning en parlement.

Eerste Kamer -> edelen door de koning benoemd

Tweede Kamer -> rijke mannen door bestuurders provincies benoemd

Koning en parlement -> wetgevende macht

Koning en ministers -> uitvoerende macht

Koning -> geld, leger, koloniën en buitenlandse betrekkingen

Ministers -> benoemd door koning.

Dus eigenlijk bestuurde Willem I zelf.

Willem I -> koopman-koning, streefde naar sterke en bloeiende Nederlandse economie.

Oorzaken Belgische opstand:

  1. België was het niet eens met godsdienst vrijheid en protestants bestuur
  2. België was het niet eens met samenvoeging staatsschulden
  3. België was het niet eens met verdeling volksvertegenwoordigers; België had meer inwoners, maar minder volksvertegenwoordigers

1830 -> België in opstand

1839 -> België onafhankelijk

§2

Conservatieven: mensen die alles zo veel mogelijk bij het oude willen laten; in de 19e eeuw zagen de conservatieven niets in moderne ideeën over inspraak en vrijheden

Liberalisme: politieke stroming die opkomt voor zo veel mogelijk vrijheid voor de burgers

Ministeriële verantwoordelijkheid: de plicht van ministers om aan het parlement (en niet aan de koning) goedkeuring te vragen voor hun regeringsdaden; deze plicht geldt in Nederland sinds 1848

Censuskiesrecht: beperkt kiesrecht dat alleen geldt voor mensen die alleen aan bepaalde (inkomens)eisen voldoen

Vorsten die na verslaan Napoleon aan de macht kwamen -> conservatief

Liberalen -> vrijheid van onderwijs, persvrijheid en vrijheid van vereniging en vergadering. Parlement meer invloed op bestuur. In parlement vertegenwoordigers van de burgerij.

Handel en industrie -> beter groeien zonder regels overheid

Koning Willem II -> conservatief. Liberalen -> macht van koning minderen, conservatieve parlement -> zo houden

Willem II -> voorkomen revolutie in Nederlanden -> nieuwe grondwet met liberale vernieuwingen in 1848:

  • Grondrechten -> recht van vereniging en vergadering en vrijheid van onderwijs -> zelf scholen stichten
  • Nieuwe wetten -> geldig als parlement goedkeurde. Parlement besloot over geld uitgeven regering
  • Ministeriële verantwoordelijkheid
  • Elke vier jaar verkiezingen voor leden Tweede Kamer

Toch geen echte democratie -> er was censuskiesrecht

Uitvoerende macht (koning + ministers)

Voor 1848

Na 1848

Koning benoemt/ontslaat ministers

2e kamer vormt regering en stuurt minister naar huis(koning ontslaat officieel)

Minister is verantwoording schuldig aan koning

Minister is verantwoording schuldig aan parlement

Koning baas over: geld, koloniën, leger en buitenlandse betrekkingen

Parlement baas over: geld, koloniën, leger en buitenlandse betrekkingen

Wetgevende macht (parlement)

Voor 1848

Na 1848

Koning + ministers maken wet

Minister maakt nieuwe wet

Parlement: ja of nee tegen wet

2e kamer -> recht van amendement -> wetten veranderen

2e kamer -> recht van initiatief -> wetten inbrengen

Parlement -> recht van budget -> begroting goed- of afkeuren

Koning benoemt 1e kamer

1e kamer gekozen door provincies

2e kamer gekozen door provincies

2e kamer gekozen door burgers (census)

Provincies gekozen door burgers (census)

Provincies gekozen door burgers (census)

Na 1848:

Burgers krijgen meer grondrechten: recht van vereniging en vergadering en vrijheid van onderwijs

Kiesrecht:  1848 -> ±100 gulden belasting (10,8% kiest, mannen).

                  1880 -> 12% kiest, mannen

                  1895 -> weer lagere census

                  1917 -> alle mannen kiezen

                  1919 -> alle mensen kiezen

§3

Klassenstrijd: volgens Karl Marx de strijd tussen heersende en overheersende klasse in een samenleving, met als uitkomst dat iedereen uiteindelijk gelijk zou zijn

Socialisme: politieke stroming die opkomt voor gelijkheid tussen arm en rijk in de samenleving

Sociaaldemocratie: gematigde stroming binnen het socialisme, die de arbeids- en leefomstandigheden van arbeiders wil verbeteren langs parlementaire weg

Sociale wet: wet die de leef- en werkomstandigheden van mensen verbetert, zoals het verbod op kinderarbeid of de instelling van de achturige werkdag

Werkomstandigheden arbeiders waren slecht -> ze richtten vakbonden op

Vakbonden -> organiseerden demonstraties, handtekeningenacties en stakingen

Karl Marx dacht dat de klassenstrijd alleen gestreden kon worden als ieder land meedeed. Arbeiders moesten zich internationaal organiseren

Eerste politieke partij voor arbeiders in Nederland -> door Ferdinand Domela Nieuwenhuis -> eerste socialist in 2e Kamer

Socialisten -> strijd

Sociaaldemocraten -> parlementair

Socialisten en Sociaaldemocraten -> zelfde ideeën, andere uitvoering

Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) -> door Pieter Jelles Troelstra. Hadden veel aanhangers.

Liberalen en socialisten -> slechte omstandigheden verminderen

In 1872 -> arbeiders mogen vakbonden oprichten

In 1874 -> kinderarbeid verboden -> eerste sociale wet

In 1901 -> begin sociale verzekering

In 1919 -> 45-urige werkweek en 8-urige werkdag

Zo werd situatie arbeiders beter

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.