Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 5, 6, 7 en 8

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 11256 woorden
  • 31 maart 2009
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
66 keer beoordeeld

5. Een nieuwe wereld.

Tijdvak: Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
Periode: Vroegmoderne tijd

1487 Leonardo da Vinci
1492 Columbus ontdekt Amerika
1498 Vasco da Gama ontdekt zeeroute naar India
1504 Michelangelo
1516 Erasmus publiceert vertaling nieuwe Testament
1517 Luther plaatst stellingen
1555 Karel V treedt af, Filips II nieuwe vorst
1566 Beeldenstorm
1569 Mercator publiceert kaart Amerika
1581 Acte van verlatinge

Tijd van ontdekkers en hervormers > veranderingen > nieuwe tijd.

> * Bestaande ideeën over leven en geloof werden bekritiseerd.
   * Landkaarten moesten opnieuw getekend worden.
   * Schilders gingen perspectief gebruiken en beeldde menselijke emoties uit.

De 5 Kenmerken van dit tijdvak:
• Het begin van de Europese overzeese expansie
• Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
• De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
• De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West Europa tot gevolg had
• Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat

Kernbegrippen:
Erfgoed :Cultuurgoed dat is overgeleverd uit eerdere tijden.
Katholicisme: Rondom de kerk van Rome opgezette geloofsrichting, waarbij de paus als aarde plaatsvervanger van Christus word gezien.
Kerkhervorming/ Reformatie: Protestbeweging tegen misbruik en verkeerde manier van geloven binnen de katholieke kerk.

Protestantisme: Verzamelnaam voor verschillende geloofsrichtingen die hun oorsprong kennen in het protesteren tegen misbruiken binnen de katholieke kerk.
Renaissance: Cultuurstroming die de mens als individu centraal stelt en de klassieke oudheid als voorbeeld heeft.
Wereldbeeld: Voorstelling omtrent de werkelijkheid van de wereld.

5.1 Ontdekkers leggen de wereld open.

De Portugese prins Hendrik de zeevaarder (1394-1460)
> 1415 > Moslimbolwerk Ceuta aan de Marokkaanse kust veroverd > contact met handelaren uit Timboektoe (Mali) > verhalen en koopwaar > idee om langs de nog onbekende kusten van Afrika te zeilen.
> Hij wilde niet alleen de Portugese handelsroutes uitbreiden maar hoopte ook het Christelijke koninkrijk van de mythische priester Jan (of Johannes) ergens ‘achter de Arabische wereld’ te vinden > ideale bondgenoot in de strijd tegen de moslims.
De Portugezen > steeds beter vertrouwd met de windrichtingen en zeestromingen > aanwijzingen > betere schepen > het karveel > wendbaarder en
meer lading.
1482 > Johan II Macht in Portugal > zette de ontdekkingstochten voort.

1482-1485 Diogo Cão > Angola (Portugal)
1497-1488 Bartholemeus Diaz ) Kaap de goede hoop,
verbinding Atlantische en Indische oceaan (Portugal)
1492-1493 Christophorus Columbus > Amerika (Spanje)
1497-1499 Vasco da Gama > India (Portugal)

1500-1501 Pedro Cabral > Braziliaanse kust (Portugal)
> Geweld handel India overnemen moslims
1519-1522 Fernão Magalhães > Doorgang atlantische en Stille oceaan (Portugal)

Columbus > Bestudeerde zeekaarten > zo leerde hij de oceaanwinden en stromingen kennen.
> Hij baseerde zijn inzichten op de destijds beschikbare geografische kennis > route naar Azië ongeveer 4400 km ( in het echt 4x zo lang).

Expeditieplan > Portugese koning verwierp zijn ideeën.
> Van Spaanse katholieke koning Ferdinand en zijn vrouw Isabella kreeg Columbus uiteindelijk wel de financiële steun die nodig was.
Spanje profiteerde enorm van de schatten uit de Amerikaanse zilvermijnen
> Door Ferdinands opvolgers Karel V en Filips II aangewend voor het behoud en de groei van het grote wereldrijk.

Portugezen en Spanjaarden probeerde beide hun overzeese gebiedsdelen uit te breiden > lagen herhaaldelijk in de clinch > Pauselijke bemiddeling om de twee uit elkaar te halen.
1494 > verdrag van Tordesillas > Spanje en Portugal verdeelde Latijns-Amerika onderling.
Portugal > Brazilië

Spanje > Grote delen van de rest van Latijns-Amerika

1497 > Vasco da Gama vertrok uit Lissabon met als doel langs de door Bartholomeus Diaz ontdekte Kaap de Goede hoop de weg naar Indië te vinden > 1498, Indië bereikt.
1500 > Pedro Cabral > dwong vorstendommen aan de Malabarkust tot het tekenen van handelsverdragen
1519 > Magalhães met 5 schepen en 250 manschappen > tocht over stille oceaan, duurde lang > 1521 Molukken bereikt > Specerijen
1 schip met 18 mannen keerde terug

5.2 Een nieuwe kennisdrager: de atlas

Ontdekkingen van Columbus en Magelhães in de loop van de 16e eeuw vastgelegd d.m.v. wereldkaarten > nieuw soort boek: de atlas.
Eind 15e eeuw gebaseerd op inzichten van geleerden uit de oudheid, eind 16e eeuw getekend op basis van controleerbare feiten.
Middeleeuwen > 2 soorten kaarten:
> zonale kaart, verdeelde de aardbol in 7 zones:
bevroren, gematigd, heet, een evenaar en weer terug naar bevroren
> TO-kaart, de ronde aarde werd op deze kaart
door een waterstelsel, gevormd door de letter T, in drie landdelen opgesplitst. Boven de horizontale lijn van de T lag Azië, links van de verticale lijn Europa en rechts daarvan Afrika. De waterlijn werd gevormd door de Donau, de Nijl en de Middellandse Zee. De kaart stond op zijn zij. Het oosten –met Jeruzalem als heilig centrum- stond bovenaan de kaart. Met de werkelijke situatie had de kaart weinig te maken. Ze was eerder een weergaven van mythes, legendes en religieuze informatie.

Arabieren > beter idee van hoe de wereld er werkelijk uit zag, hadden namelijk kaarten uit de oudheid die wel gebaseerd waren op geografische feiten.


Ptolemaeus > vooraanstaande geleerde uit de oudheid (astronoom, wiskundige en geograaf) > schreef de Geographia, waarin hij belangrijke maatstaven voor het maken van een kaart schetste: de coördinaten voor de plaatsaanduidingen en de bolle vorm van de aarde.
1154 > werk Ptolemaeus gebruikt door befaamde Arabische geleerde Al Idris om een wereldkaart samen te stellen.
Boekdrukkunst > zorgde vanaf de 15e eeuw voor een snelle verspreiding van de wereldkaart van Ptolemaeus > er stonden echter fouten in, zo zouden Europa en Azië meer dan 180 graden van de wereld beslaan.

Kaarten in de middeleeuwen dienden verschillende doelen >
• Pelgrims kregen reiskaarten mee waarop gedetailleerd stond beschreven hoe zij van A naar B moesten reizen, waar zij konden overnachten en welke munten ze moesten gebruiken.
• Zeevaarders gebruikte andere kaarten. Kaartenmakers in Genua, Pisa, Barcelona en Venetië tekenden de nieuw ontdekte gebieden in.

De nieuwe kennis van kustlijnen en zeeroutes werden staatsgeheim >
Dat blijkt b.v. uit het verhaal van de venetiaanse monnik Fra Mauro. Die kreeg in 1457 van de Portugese koning de opdracht een ‘mappamundio’ te maken: een wereldkaart met alle beschikbare informatie. Fra Mauro tekende voor het eerst Japan en Sumatra in op een kaart. Recente ontdekkingen zoals de kaapverdische eilanden ontbreken echter. Kennelijk kreeg Mauro deze informatie niet. De Spaanse en Portugese koningen hielden deze liever geheim het kostte immers veel geld om expedities uit te zenden en de opbrengsten van de pas ontdekte gebieden waren enorm > doorbrieven van de kennis stond daarom gelijk aan landverraad.

1507 > Martin Waldseemüller maakte een nieuwe wereldkaart. Het nieuwe gebied besloot hij de voornaam van Amerigo Vespucci te geven: terra americi. Later probeerde hij dit nog terug te draaien maar de naam was al ingeburgerd.

Geheimhouding van de geografische kennis bleek uiteindelijk onmogelijk > kaarten steeds beter.
1570 > Ortelius publiceerde een atlas met daarin de stand van zaken van de Europese cartografische kennis (Theatrum Orbis, theater van de wereld) > kaarten van gelijke omvang werden gebonden in een band. Da atlas werd een bestseller.
Kaartenmakers Mercator > eind 16e eeuw 3delige atlas

5.3 Erasmus en het Humanisme

De termen Humanisme en Renaissance worden vaak naast elkaar gebruikt > verwijzen naar een stroming die eind 14e eeuw in Noordwest-Italië ontstond > benadrukte de individualiteit van de mens en de schoonheid van het leven en het menselijke lichaam en borduurde voort op het erfgoed uit de Klassieke Oudheid > de gedachtewereld was niet langer georiënteerd op het hiernamaals, zoals in de Middeleeuwen.
Renaissance verwijst naar de artistieke kant van de beweging Kunstenaars (zoals Giotto, Leonardo da Vinci, Michelangelo en Rafaël) zochten naar de individuele expressie van hun modellen en bekwaamden zich in het perspectief. Ze beperkte zich niet tot 1 discipline maar legde zich onder andere toe op de bouwkunst, de techniek, en de wetenschap.

Francesco Petrarca (1304-1374) > grondlegger van het humanisme > betekend voor hem een geestelijke vrijheid, waarmee de mens zich onafhankelijker van de kerk kon opstellen.
Humanisten > kenden grote waarde toe aan de verstandelijke, zedelijke en godsdienstige vermogens van de ontwikkelde en goed opgevoede mens.
De ideeën van humanisten werden door reizende geleerden, studenten en kunstenaars en via de boekdrukkunst razendsnel door Europa verspreid > doordat er meer boeken en bijbels werden geproduceerd, namen meer mensen zelf kennis van het geloof. Zo raakte zij minder afhankelijk van de uitleg van een priester en kwamen ze steeds kritischer te staan tegenover de kerkelijke regels.
Desiderius Erasmus (1466-1536) uit Rotterdam > belangrijkste humanist van het noorden > werd in heel Europa bekend vanwege zijn wijsheid, gebaseerd op talenkennis kennis van klassieke schrijvers en kritisch bijbelonderzoek.

Lof der zotheid > kritiek op allerlei maatschappelijke en kerkelijke misstanden.
Erasmus wees op fouten in de Vulgaat (de Latijnse tekst die al sinds 400 gold als de officiële vertaling van de Bijbel) > waren volgens Erasmus ontstaan door verkeerd overschrijven en interpreteren van de oorspronkelijke, Griekse teksten.
Erasmus bewees dat de kerk niet onfeilbaar was > ging op zoek naar de juiste versie van de bijbel door de originele bronnen te vertalen > 1516 zag zijn vertaling het licht.
Hij stimuleerde het dat de bijbel in landstaal werd uitgegeven > door de bijbel zelf te bestuderen zou de mens zijn geloof beter leren begrijpen.
Redenering van de kerk > de paus was de vertegenwoordiger van god op aarde > alleen hij en zijn geestelijken konden de bijbel uitleggen.

Erasmus uitte zware kritiek op de katholieke kerk > hij meende echter tegelijkertijd dat het christendom bedreigd werd door drie zaken:
• Hij vreesde dat bestudering van de oudheid leidde tot een terugval in een modern heidendom (klassieke cultuur kende geen christelijke geloofsovertuiging).
• Hij was bang voor het ‘judaïsme’ (jodendom). De joden kenden in hun godsdienst veel waarde toe aan ceremonies en rituelen en Erasmus vreesde dat de Christenen dit te veel hadden overgenomen. Het uiterlijk vertoon van de kerk schonk de gelovigen geen heiligheid, zo meende hij.
• Hij was bang dat er een scheuring zou ontstaan binnen de kerk, met alle mogelijke gevolgen van dien: ontwrichting van de samenleving en burgeroorlogen.
Erasmus wilde niet dat het christendom uiteen zou vallen, ondanks alle kritiek die hij had op de kerk.

16e eeuw > kritiek op katholieke kerk groeide sterk > een van de voornaamste critici was theoloog Maarten Luther (1483-1546) > 1517 publiceerde hij 95 stellingen, waarin hij tal van punten van het katholicisme bekritiseerde. Hij vond het een slechte zaak dat veel geestelijken in luxe leefden, terwijl het volk arm was. Hij was tegen de verkoop van aflaten door de kerk. > de mens kan zijn zonden niet afkopen met aflaten of goede werken vond Luther > afhankelijk van de genade van god: alleen hij kon vergeving schenken.
Kerk bleef doof voor zijn opmerkingen > Luther restte niets anders dan te breken met de rooms-katholieke kerk > startsein hervorming (ook wel reformatie genoemd).

5.4 Calvijn en de reformatie

+/- 20 jaar na Luther > Johannes Calvijn (1509-1564) > 2e radicalere hervormingsgolf. Calvijn kreeg zijn eigen volgelingen, die er weer andere opvattingen op na hielden dan de aanhangers van Luther > diverse stromingen, samen vormen deze het protestantisme.
Calvijn > studeerde in zijn geboorteland Frankrijk rechten en filosofie > onder invloed humanisme > besloot Grieks te leren om de bronnen uit de oudheid beter te begrijpen.
1526 > Calvijn schrijft het boek Christianae religionis institutio (onderricht in het christendom) hierin zette hij zijn geloofovertuiging uiteen > hield in dat de mens god niet kon doorgronden > de gelovige kon god dienen en eren door zijn werk, door eenvoud en soberheid en door zijn medemens bij te staan.
Calvijn meende dat de verlossing van de mens voorbeschikt was > slechts een aantal mensen was gepredestineerd voor het hemelse paradijs. Calvijn riep de gelovigen op te hopen op de uitverkiezing en het voorbeeld van Christus na te leven.
Calvijn vond dat de uitleg van de bijbel centraal moest staan > benadrukte persoonlijke bijbelstudie > uitbundige kleuren, muziek en beelden werden uitgebannen in de calvinistische kerk.

1536 > Op en doorreis belande Calvijn in Genève, waar de reformatie ook al wortel had geschoten > besloot tijdje te blijven en was al snel de drijvende kracht achter de hervorming van het kerkelijk leven in de stad.
Paus en bisschoppen werden geweerd > de kerkelijke gemeente leidde zichzelf > de kerkleiding bestond uit ouderlingen, diakenen, doctoren en predikanten. Hierboven stond een synode (kerkvergadering). Samen met de consistories (kerkenraden) koos de synode de geestelijken. De doctoren zorgden voor volksonderwijs en de predikantenopleiding. De diakenen beheerden de kerkelijke financiën en zorgden voor de zieken, zwakken en armen. De ouderlingen en de predikant controleerden of de gemeenteleden zich aan de calvinistische leefregels hielden > overtreders riskeerde verbanning uit de stad.

Al schafte Calvijn de bisschop en de paus af, de gewone kerkgangers waren niet de baas.

Calvijn weigerde te erkennen dat de kerk ondergeschikt was aan de wereldlijke staat. Integendeel: de christenen moesten de staat de wet voorschrijven. het stadsbestuur diende zich te richten op de opvattingen van de kerk > in Genève werd dit werkelijkheid > centrum van een nieuw religieus stelsel.

Calvijn > belangrijk in zijn ideeën is dat wanneer een vorst ingaat tegen de bijbelse richtlijnen, de onderdanen het recht hebben zich af te keren van de vorst. 1555 > calvinisme in de Nederlanden > krijgt hier concrete gevolgen.

De reformatie leidde tot een katholieke tegenactie > de Contrareformatie. De paus belegde het Concilie van Trente: een grote kerkvergadering waarin de katholieken bespraken hoe ze op de hervorming moesten reageren > 1545
In reactie op de reformatie kwam de kerk tegemoet aan een aantal kritiekpunten van de hervormers > betere opleidingen voor geestelijke en het celibaat werd opnieuw vastgesteld > verder bleef alles hetzelfde (Vulgaat, Latijn, geen eigen geloofsinterpretatie enz.)

5.5 De opstand

Karel V en opvolger Filips II > wilden de Nederlanden centraal vanuit Brussel besturen. Ze vonden dat in alle gewesten dezelfde regels moesten gelden > 3 bestuursinstellingen:
Raad van Financiën > bereidden edelen en juristen de beden ( een soort belasting) voor. Tevens zorgde zij boor een efficiënte belastinginning.
Geheime Raad > stelde nieuwe wetten en regels op.
Raad van State > zetelden edelen en juristen die politieke adviezen gaven.
Hierbij kwamen steeds meer juristen en minder adel.
Ook de rechtspraak kwam stap voor stap in handen van koninklijke juristen > adel verloor aanzien en inkomen (boetes).

De strijd tussen de Spaanse heer en de Nederlandse gewesten is de strijd tussen centralisatie van de ‘moderne’ vorst en het particularisme, de drang van de gewesten tot behoud van de middeleeuwse voorrechten.

Karel V en Filips II > vonden dat de privileges die elk gewest in de loop der eeuwen had binnengesleept, moesten verdwijnen > waren de gewesten het niet mee eens.

Brussel > Margaretha (Filip’s halfzus) > als landvoogdes de Nederlanden leiden >adel was ontevreden over de veranderingen in het bestuur. dit vermengde zich met zorgen over de harde aanpak van de hervormers.
1550 > Karel V een bloedplakkaat uitgevaardigd: elke aanhanger van de Hervorming werd met de doodstraf bedreigd > 1566 > het Smeekschrift der Edelen.
De lage adel vroeg aan Margaretha de hervormden minder hard aan te pakken en voortaan met de Staten-Generaal te overleggen over financiële en godsdienstige kwesties > bij het aanbieden fluisterde een raadgever van Margaretha: ‘Ce ne sont que des gneux, madame’ (het zijn maar bedelaars mevrouw). > opstandelingen noemde zich later Geuzen.

Margaretha van Parma stemde eerst in met het smeekschrift. de hervormde ballingen keerden daarop terug in het land en traden in openbaarheid. tijdens hagenpreken droegen predikanten hun hervormde boodschappen uit voor steeds grotere groepen gelovigen.
> Opgezweept door hagenpredikers drong men kloosters en kerken binnen waar men beelden en schilderijen vernielde > de beeldenstorm woedde in de Nederlanden (1566)
> de acties oogden spontaan maar werden soms vanuit de hogere kringen georganiseerd.
De landvoogdes spande zich, samen met de hoge edelen als Oranje, Egmond en Horne, succesvol in om een volksopstand te voorkomen. Filips II verving Margaretha door de hertog van Alva, die strenge maatregelen doorvoerde en een speciale rechtbank oprichtte, de Raad van Beroerten. Deze zorgde voor 1.100 terechtstellingen en 9.000 personen werden bij verstek veroordeeld en 60.000 mensen vluchtten uit de Nederlanden. De graven Egmond en Hoorne werden op de Grote markt van Brussel onthoofd.

Alva bracht een Spaans leger mee > om dat leger en het bestuur te bekostigen kwam Alva met het plan van de tiende penning: een omzetbelasting van tien procent op de verkoop van roerende goederen. Uiteindelijk werd de tiende penning niet ingevoerd maar zette wel veel kwaad bloed in de Nederlanden.


Willem van Oranje verzamelde in 1568 huurlingen, waarmee hij Alva en zijn Spaanse troepen trachtte te verdrijven. In 1572 zorgden de Watergeuzen, een bont gezelschap van ballingen en avonturiers, voor een nieuwe fase in de strijd. Zij namen bij toeval Den Briel in, waarna Vlissingen, Enkhuizen en Dordrecht volgden. De belangrijkste waterwegen raakten in handen van de opstandelingen. In Dordrecht kwam de Hollandse Statenvergadering illegaal bijeen. Afgesproken werd dat het calvinisme de publieke kerk werd. Willem van Oranje werd stadhouder.
De Spaanse machthebber reageerde met een militaire tegenactie. Eerst succesvol maar na de mislukte belegering van Alkmaar (1573) trok het Spaanse leger zich steeds verder terug uit Holland. Alva's poging om rust en orde te creëren, leek mislukt.

Omdat Spaanse militairen hun soldij (loon) niet kregen gingen ze over tot muiterijen en plunderingen (Spaanse Furie). Het kostte zo'n 7.000 Antwerpenaren het leven, In reactie kwam in gent de Staten-Generaal bijeen. In de pacificatie van Gent (1576) besloten de gewesten gezamenlijk op te trekken tegen de Spanjaarden.
De eenheid van de Nederlanden duurde niet lang. De katholieke zuidelijke gewesten werden uit het bondgenootschap weggelokt door de Spaanse landvoogd met de belofte dat hun oude privileges gehandhaafd bleven. Zij sloten sloten de Unie van Atrecht in 1579.
De zeven noordelijke gewesten > Unie van Utrecht. Men sprak af dat niemand in de Unie zou worden vervolgd vanwege zijn geloof. Elk gewest behield de eigen rechten, privileges en bestuur. Men werkte financieel samen en er kwam één gezamenlijk leger.
Filips II reageerde door Willem van Oranje in de ban te doen, te beschuldigen van hoogverraad en hem vogelvrij te verklaren.

Willem van Oranje verdedigde de Opstand in de Apologie (= rechtvaardiging): de vorst moest er zijn voor de onderdanen en niet andersom.
Als de vorst zich niet inzette voor zijn 'kinderen', moesten die op zoek naar een nieuwe 'vader'. Die boodschap viel kon op steun rekenen van de Staten-Generaal. Met het (Acte) Plakkaat van Verlatinghe in 1581 zwoeren ze Filips II af als vorst. Willem van oranje werd echter in 1584 vermoord. Tot 1587 zochten de opstandige gewesten tevergeefs naar een nieuwe koning. In 1588 kwam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tot stand met de Staten-Generaal als hoogste gezag. Uit de Republiek zou later het huidige Nederland ontstaan.

6. De Republiek in Europa

Tijdvak > Tijd van regenten en vorsten (1600-1700)

Periode > Vroegmoderne tijd

1600 Oprichting East India Company
1602 Oprichting Vereenigde Oost-Indische Compangie
1609 Hugo de Groot schrijft ‘Over de vrije zee’
1648 Vrede van Munster
1672 Rampjaar voor de republiek
1689 Willem III wordt koning van Engeland

De 4 Kenmerken van dit tijdvak:
• Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
• De wetenschappelijke revolutie
• Het streven van vorsten naar absolute macht
• De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Republiek der Verenigde Nederlanden

Kernbegrippen:
Absolutisme: Staatsvorm waarbij de koning alle macht in handen heeft en alleen aan god verantwoording hoeft af te leggen.
Economie: De financiële middelen, de handel en de industrie van een land.

Handelskapitalisme: Vroege vorm van kapitalisme waarbij de kooplieden een centrale rol speelden. Zij kochten producten op en verkochten die door met winst. De winsten investeerden zij.
Kapitalisme: Economisch systeem met als belangrijke kenmerken winststreven, privé-bezit en vrije concurrentie.
Wereldeconomie: Vanaf de ontdekkingsreizigers breidden Europese handelaren hun werkterrein uit tot de hele wereld. Producten uit alle werelddelen worden uitgewisseld.
Wetenschappelijke revolutie: Wetenschappelijke ontwikkeling die tot een ander beeld van de werkelijkheid lijdt. Kenmerken van de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw: experimenteren, observatie en samenwerken.

6.1 Concurrenten op zee

2e helft 16e eeuw > Amsterdam met 115.000 voor toenmalige begrippen wereldstad.
1585 > Amsterdam grootste Europese haven, eerst was dit Antwerpen maar die werd in 1585 door de Spanjaarden veroverd > Vlaamse handelaren en bankiers verlieten de stad en vestigden in het noorden.
Handelaren uit heel Europa brachten hun goederen in Amsterdam naar de stapelmarkt, waar ze werden opgeslagen om later doorverkocht te worden > veel kooplieden werden in deze periode erg rijk, 259 handelaren bezaten meer dan honderdduizend gulden > kapitaal in die tijd.
De bloei van de Hollandse economie valt te verklaren vanuit de opkomst van het handelskapitalisme > het maken van winst (woeker) was niet langer een zonde en onderlinge concurrentie werd acceptabel.
Amsterdamse bankiers > leenden geld uit tegen 4% rente (elders was dit vaak het dubbele) > goedkoop investeren.


Amsterdamse kooplui stuurde schepen uit om de rijkdommen van de oost zelf te halen > kapitalen die waren verdiend met kustvaart werden geïnvesteerd in deze expedities.
1595 > kleine vloot onder leiding van Cornelis de Houtman naar Azië > 14 maanden later, Java bereikt.
De zogehete ‘eerste scheepsvaart’ werd een ramp. Van de 249 overleefden 87 de tocht. > hoewel commercieel geen succes, wel basis voor de toekomst > op aandringen van de overheid besloot een aantal kooplieden tot samenwerking om de moordende concurrentie en om de risico’s te spreiden.
1602 > Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht.
De VOC was niet alleen, in 1600 hadden Britse kooplieden zich al verenigd in de East India Compagnie (EIC) en in 1642 volgden de fransen met de Compagnie d’Orient.
Deze compagnieën beschikten over staatsrechtelijke bevoegdheden > handelsmonopolie, zelfstandig verdragen afsluiten en het recht om factorijen, handelsposten en militaire versterkingen aan te leggen.

Eerst leverde de Nederlanders felle strijd met de Portugezen en daarna vooral met Engeland. Rond 1650 beschikte de VOC over ruim tweeduizend schepen en had het dertigduizend mensen op de loonlijst. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw wisten de Britten de VOC naar de tweede plaats te drijven, doordat ze de handel in Chinese thee overnamen.
Vooral de kooplieden van de Banda-eilanden weigerden het VOC-monopolie te erkennen > uiteindelijk besloot Jan Pietrsz.Coen namens de Compagnie een strafexpeditie te organiseren om het monopolie af te dwingen. met veel geweld werden de Bandanezen onderworpen. Er waren duizenden slachtoffers, overlevenden werden naar Batavia weggevoerd.
Wat de Hollanders niet begrepen was, dat de Bandanezen zich niet blijvend konden binden aan één handelspartner. Hun land bracht weinig meer op dan nootmuskaat en foelie en daarom waren zij volledig afhankelijk van import. Als de prijzen die ze ontvingen voor specerijen daalden, kwam de import van de primaire levensbenodigdheden in gevaar.

6.2 Kritische geesten

In de Gouden eeuw bestonden verschillende soorten vervolgonderwijs. Kinderen uit de kleine burgerij gingen naar de "Franse school', (huidige vmbo). Op de Franse scholen waren jongens en meisjes gescheiden.

De 'Latijnse school' was bestemd voor de elite. Hier werden Latijn, Grieks, filosofie, godsdienst en welsprekendheid gegeven. Daarnaast las men geschiedenis boeken. Wie de 'Latijnse school' voltooide, kon naar een universiteit.

Op 3 oktober 1574 leden de Spanjaarden een gevoelige nederlaag bij Leiden. De leider van de Opstand Willem van Oranje, bood de stad uit dankbaarheid een universiteit aan. Willem van Oranje had een afkeer van godsdienstige dwang en in een brief schreef hij een universiteit op te willen oprichten tot ‘een vast stuensel ende onderhoudt der vryheyt’..
Leiden ontwikkelde zich tot een kenniscentrum en trok velen uit het buitenland. De voertaal op de universiteit was Latijn. Tussen 1701 en 1838 waren er in totaal 1919 studenten, waarvan 659 uit Engeland kwamen. de meerderheid koos voor de medische wetenschap, daarnaast studeerde men ook rechten of theologie.

Een van de beroemste studenten > Hugo de Groot. Hij oefende een enorme invloed uit op het internationale recht. Hij kwam op het idee van, vrije internationale wateren en pleitte voor een internationale moraal voor staten. Boven soevereine staten zou een onafhankelijk belang staan dat zwaarder woog' humaniteit boven soevereiniteit'.

De Leidse student Jan Zwammerdam ontplooide zich op een ander gebied. Met behulp van een nieuw instrument, de microscoop, legde hij zich toe op het ontleden van insecten, waaronder de luis. Hij toonde als eerste aan dat insecten van gedaante konden veranderen. het manuscript van Swammerdams werk, de Bybel der Nature', raakte na zijn dood zoek, maar werd door de beroemde medicus Herman Boerhave gevonden en alsnog gepubliceerd.
De koopman Antonie van Leeuwenhoek was een tijdgenoot van Swammerdam. Rond 1670 maakte hij zijn eerste microscoop, waarmee hij het onzichtbare zichtbaar maakte. Op zijn zoektocht ontdekte hij als eerste de bacteriën en de rode bloedlichaampjes.
De wetenschappers van de zeventiende eeuw ontketenden een wetenschappelijke revolutie, een omwenteling in het kijken naar de natuur. Zij lieten zich niet leiden door oude ideeën, maar wilden door middel van waarneming en experiment verschijnselen verklaren.

De wetenschappelijke kennis was van groot betekenis voor de handel. De landkaarten van de cartografen werden preciezer. Een enorme internationale invloed had Jan Huygens van Linschoten. Deze Hollander werkte in dienst van de Portugezen. Hij voer op hun schepen mee naar Azië. Terug in Holland schreef hij een reisverslag, de Ltinerario', waarin al zijn kennis over het Verre Oosten was opgenomen. Het werd een standaardwerk, onmisbaar voor elke schipper op weg naar Azië. Cornelis de Houtman zou er in 1595 dankbaar gebruik van maken. Buitenlands vertalingen van de Ltinerario verschenen snel, de eerste Engelse al in 1598.

6.3 Om de macht in Europa

Prins Maurits was de machtigste man van de Nederlanden en samen met zijn broer Frederik Hendrik zou hij het werk van Willem van Oranje voortzetten. Maurits was een militaire strateeg en Frederik Hendrik werd de stedenbedwinger genoemd.


Het hoogste bestuur van de Republiek der Nederlanden werd gevormd door de Staten-Generaal. Hier werden beslissingen genomen die belangrijk waren voor de gewesten. Ieder gewest afzonderlijk kende zijn Gewestelijke Staten. De steden tenslotte werd bestuurd door de vroedschappen. In het bestuur van de Republiek nam de stadhouder een belangrijke plaats in. In de tijd van Karel V (1515-1555) was een stadhouder de plaatsvervanger van de vorst in het gewest. Tijdens de Opstand tegen Spanje begonnen de gewesten zelf eigen stadhouders te benoemen, die de taak kregen het verzet te leiden. Het waren afstammelingen van Willem van Oranje.
Na de Opstand bleven de stadhouders in functie. Daarnaast hadden zij het recht om in de steden vroedschapsleden te benoemen. de stadhouders Wilem II en Willem III vonden eigenlijk dat zij het recht hadden op soevereine(koninklijke) macht. Willem II trouwde b.v. met Maria Stuart I, dochter van de Engelse koning. Hij wilde van de Republiek een monarchie maken met een sterk gecentraliseerd bestuur. Zijn vroegtijdige dood voorkwam dat zijn plannen werkelijkheid werden. Als gevolg van zijn beleid raakte de Republiek verdeeld in twee vijandige kampen: de 'Staatsgezinden''en de 'Prinsgezinden'.
In de tijd van zijn zoon. Willem III, nam de kritiek op het stadhouderschap verder toe. Deze was gehuwd met Maria Stuart II, en vanaf 1689 regeerden Willem III als koning van Engeland. Willem III bleef ook stadhouder.

Lodewijk XIV > vond macht vanzelfsprekend. We spreken van de tijd van het absolutisme. Lodewijk XIV had als titel le roi Soleil 'de Zonnegod".Alle macht kwam dus aan de koning toe, die zijn macht van God zelf zou hebben gekregen(godsoevereiniteit). Lodewijk de XIV wilde die macht zelfs uitbreiden in heel Europa. Maar zijn tegenstanders waaronder de Britse koning en de Nederlandse stadhouder wilden dat voorkomen.
Op cultureel gebied lukte het Lodewijk XIV wel om Europa te 'veroveren'. De bouwstijl, de taal en de muziek werd door de Fransen beïnvloed..

De Europese vosten probeerden hun macht uit te breiden met diplomatieke, militaire en economische middelen.
Op diplomatiek gebied probeerde men verdragen te sluiten;
De kinderen probeerde men uit te huwelijken aan andere vorstenhoven.
Oorlog behoorde tot de vaste beleidsinstrumenten van een vorst. Nederland > struikelblok overheersing wereldzeeën > Groot Brittannië, Frankrijk, Keulen en Münster verklaarden in 1672 de oorlog aan de Republiek. Admiraal de Ruyter voorkwam een invasie vanuit de Noordzee. Te land verliep de oorlog minder gunstig. in 3 weken werden Overijssel Gelderland en Utrecht bezet door de franse legers. toch zou de republiek het rampjaar 1672 overleven. De franse engelse coalitie hield namelijk niet lang stand. Willem III sloot bondgenootschappen met de vorsten van brandenburg en Spanje.

De Europese koningen probeerde de eigen economie te beschermen door middel van het Mercantilisme, ook wel Colbertisme genoemd. Hierbij probeerde Colbert de macht van Frankrijk te vergroten door de import van buitenlandse producten met hoge tariefmuren te beperken. Doel ervan was een positieve handelsbalans.

In Groot Brittannië werd in 1651 de Akte van navigatie van kracht. Voortaan mochten producten uit andere Europese landen alleen ingevoerd worden op Britse schepen. Deze wet beperkte de vrijheid op zee, zoals bepleit door Hugo de Groot in zijn Mare Liberum. De Akte van Navigatie had tot gevolg dat het voor de reders uit de Republiek onmogelijk werd rechtstreeks handel te drijven met Engeland.

6.4 Een land apart

1648 > Vrede van Münster > einde 80 jarige oorlog van de Nederlandse opstandelingen tegen Spanje > donkere periode voor de katholieken die zou voortduren tot het einde van de 18e eeuw. De Nederlandse Opstand was onder meer een strijd van protestantse opstandelingen tegen een katholieke vijand.
De katholieke gebieden in het zuiden waren pas in de laatste periode van de opstand bij de republiek gekomen (Zeeuws Vlaanderen, Noord-Brabant en delen van Limburg).
Deze generaliteitslanden werden rechtstreeks bestuurd door de Staten-Generaal.
In de Republiek was de gereformeerde kerk bevoorrecht.
Katholieke kerken werden omgebouwd tot protestantse kerken, maar er was geen staatskerk.
Katholieken mochten godsdienstige bijeenkomsten houden, als het maar onopvallend was.

Er zijn verschillende oorzaken voor de betrekkelijke tolerantie:
• De Opstand was ooit begonnen, omdat de Spaanse koning de protestanten wreed vervolgde. Nu hetzelfde beleid voeren ten opzichte van de katholieken, zou de geest van de Opstand bezoedelen.
• Veertig procent van de bevolking was katholiek; vervolging zou tot een burgeroorlog hebben geleid.
• De gewesten hadden gewestelijke vrijheden. Iedere stad en gewest kende eigen rechtsregels.

• De machtige kooplieden voelden er niets voor andersdenkenden te vervolgen.

Velen bezochten trouw de wekelijkse kerkdienst en lieten hun kinderen dopen, maar werden geen lid van de gereformeerde kerk.
Meer dan de helft van de gelovigen behoorde tot deze groep, die werd aangeduid met 'liefhebbers van de gereformeerde religie'.

De republiek was in de Gouden Eeuw een toevluchtsoord voor talloze vreemdelingen. Na de val van Antwerpen kwamen honderdduizenden Vlamingen naar het Noorden. Zij brachten geld en kennis mee en vestigden zich vooral in de steden. Zij leverden een grote bijdrage aan de bloei van de Republiek. In het begin van de zeventiende eeuw volgden duizenden Portugese Joden, die uit hun land waren verjaagd. In 1685 werden de Franse protestanten, de Hugenoten, gedwongen katholiek te worden. Ruim 50.000 Hugenoten kwamen naar de Nederlanden. Rond 1700 was een kwart van de inwoners van Amsterdam Frans. Veel Franse Hugenoten waren werkzaam in het boekenvak. Zij publiceerden veel boeken die in het buitenland op een zwarte lijst stonden.

Afkeer van vreemdelingen en wantrouwen ten opzichte van wat men niet kende, was de mensen uit de Gouden Eeuw niet vreemd.

Buitenlandse kunstenaars schilderden veel voor vorsten en pausen. Hun kunst, de Barok, moest op weelderige wijze de machtige positie van de opdrachtgevers benadrukken. In de Republiek werken kunstenaars vaker voor de vrije markt. Hun werk werd gekocht door stedelijke overheden, rijke handelaren en gewone burgers. Deze groepen hadden meer belangstelling voor landschappen, stadsgezichten, bijbelse taferelen of gewone burgers in hun huizen. Een buitenlander schreef over dit Hollands realisme: 'Het is de kunst voor jonge meisjes of oude vrouwen, en andere onnozelen, zoals monniken, nonnen en onopgevoede edellieden.’
De verklaring voor deze voorliefde werd gevonden in het klimaat, de koude hersenen van de Hollanders waren niet in staat tot hogere gedachten.

7. Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

Tijdvak > Tijd van Pruiken en Revoluties (1700-1800)
Periode > Vroegmoderne tijd

1700 - 1775 Tijdperk van de verlichting
1700 - 1807 Hoogtij slavenhandel
1748 Montesquieu publiceert De l’esprit des lois
1759 Verbod Encyclopédie
1776 Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring
1780 Ontstaan Patriottenbeweging in Nederland
1781 ‘Aan het volk van Nederland’
1787 Grondwet Verenigde Staten
1789 Franse Revolutie

1793 Revolutionair Pierre Chaumette onthult het Altaar van de Rede in de Notre-Dame
1799 Napoleon aan de macht in Frankrijk
1806 Nederland wordt een koninkrijk
1810 Nederland ingelijfd bij Frankrijk
1815 Slag bij Waterloo; val van Napoleon

De 4 Kenmerken van dit tijdvak:
• Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
• Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen
• Voortbestaan van het Ancien Régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
• De democratische revoluties in westerse landen met als gevolgdiscussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Kernbegrippen:
Abolitionisten: Streven naar afschaffing van de slavernij en de slavenhandel

Ancien Régime: Benaming van de tijd vóór de Franse Revolutie, toen d e absolute vorsten regeerden.
Democratische revolutie: Ommezwaai in het bestuur waarbij het volk steeds meer macht in handen kreeg ten koste van de macht van de vorst.
Grondrechten Vrijheidsrechten: die burgers bescherming geven tegen een oneerlijke behandeling door de overheid of door andere burgers.
Grondwet Constitutie, algemene staatsregeling: Wet waarin de belangrijkste staatsbeginselen van het bestuur van een staat zijn omschreven.
Plantagekolonie: Overzees gebiedsdeel waar grote landbouwgebieden waren ingericht, waarop vaak slaven te werk werden gesteld.
Rationalisme: Toepassen van de rede, het verstand.
Sociale verhoudingen: De wisselwerking tussen de verschillende groepen in de samenleving
Staatsburgerschap: Toestand waarin iemand burgerrechten in een staat heeft.
Transatlantische slavenhandel: Koop en verkoop van mensen als bezit, waarin verschillende continenten betrokken zijn.
Verlicht absolutisme: Als vorsten onder invloed van de Verlichting hun bestuur verbeterden, maar wel alle macht in handen hielden. ook wel verlicht despotisme genoemd.
Verlichting, verlicht denken: In de achttiend eeuw hadden steeds meer Europeanen kritiek op de staat en de samenleving. ze vinden dat mensen meer gebruik moesten maken van de rede, het gezond verstand. Meer vrijheid en gelijke rechten voor iedereen zouden bijdragen aan vooruitgang van de samenleving in haar geheel.

7.1 Europa gaat buitengaats

De Middelburgse Commercie Compagnie was gespecialiseerd in slavenhandel. Met 43 slavenschepen ondernam men honderd reizen.

In het kielzog van de ontdekkingsreizigers bouwden de Portugezen, Spanjaarden en Hollanders indrukwekkende handelsrijken op. Tussen Europa, Afrika en Amerika ontstond een bloeiende driehoekshandel, waarbij goederen en slaven van het ene continent naar het andere werden vervoerd. Deze handel werd volledig beheerst door de Europese compagnieën, waaronder de Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC).
Later namen de Britten en Fransen een voorsprong in de internationale wereldhandel. In Midden- en Noord Amerika veroverden zij de leidende handelspositie. In het noordoosten van Zuid-Amerika, het Caribische gebied en in het zuidoosten van Noord-Amerika stichtten de Europeanen plantagekoloniën waar (sub)tropische landbouwgewassen werden verbouwd voor de handel.
De plantagekoloniën waren sterk afhankelijk van de relatie met Europa, omdat men voor de export produceerde. Men verbouwde er vooral suikerriet en tabak. Na 1800 kwam daar katoen bij. Andere belangrijke producten waren koffie en cacao.
Door de toenemende bevolking van Europa steeg de vraag naar tabak, suiker, koffie, cacao zeer sterk. Om aan die vraag te voldoen wilde men de plantages uitbreiden > meer slaven nodig. Al in de 16e eeuw hadden de Spaanse kolonisten ondervonden dat de indianen niet geschikt waren voor de zware arbeid > sterke zwarte mensen uit Afrika halen.
Slavenhandel > big business, ondernemingen gingen zich specialiseren in het vervoer van slaven naar Amerika.
De zeereis duurde 4 tot 8 weken. Bij aankomst ontving de slavenhaler veelal het tienvoudige van het bedrag dat hij in Afrika voor een slaaf had neergeteld > financiële basis voor de gloednieuwe industrieën van het Britse Lancashire.
Tot eind 19e eeuw zijn meer dan 12 miljoen Afrikanen slachtoffer geworden van de transatlantische slavenhandel. Zeventig procent van de inwoners van de Caraïbische eilanden was negerslaaf. De WIC heeft ongeveer 96.000 Afrikaanse slaven naar Latijns -Amerika vervoerd.

Negentig procent van de slaven kwam te werken in Zuid-Amerika of op de Caribische eilanden. Het klimaat, de tropische ziekten en het uitputtende werk op de plantages veroorzaakten grote sterfte.
Hoe de slaven werden behandeld lag aan:
• De eigenaar
• De plaats waar ze werkten
• Het product dat ze verbouwden
In Noord-Amerika werden de meeste slaven in Britse koloniën ingezet bij de productie van katoen, tabak, rijst, maïs en suiker. Ondervoeding, mishandeling en ziekte waren heel gewoon. Seksueel misbruik van vrouwen kwam veel voor > amper straf.
Onder invloed van het verlichtingsdenken veranderde ook de mening over slavernij en slavenhandel. 1787 > Vereniging voor de afschaffing van de slavenhandel > William Wilberforce, hij en medestrijders > abolitionisten. In 1807 besloot het Britse parlement tot wettelijke afschaffing van de slavenhandel tussen Engeland, Afrika en de Britse koloniën. De illegale handel ging echter nog geruime tijd door.

Slavenhandel was dan wel verboden, slavernij bleef bestaan tot in de loop van de 19e eeuw.

Midden 18e eeuw > Britten en Fransen verzeild in een oorlog. Inzet was het bezit van de koloniën en de macht op zee. Franse en Britse huurlingenlegers raakten met elkaar slaags in Amerika. Zij droegen kleurrijke uniformen en de gevechten leken op een schaakspel.
In 1759 veroverden de Britten de Canadese stad Québec. Vanaf dat moment was het gedaan met de Franse heerschappij over grote delen van Noord-Amerika. In dezelfde tijd namen de Fransen en de Britten ook in India de wapens tegen elkaar op. Frankrijk moest zich terugtrekken uit India. De basis voor het Britse Imperium was gelegd.

7.2 De wereld kan beter!

In het midden van de achttiende eeuw werkten geleerden in Parijs aan de uitgave van de eerste encyclopedie ter wereld. Zij denken dat meer kennis zal leiden tot een betere wereld. Het is ook een strijdschrift tegen de bestaande politieke en maatschappelijke vooroordelen. In 1759 besluit zelfs de Franse regering tot de openbare verbranding van de reeds verschenen delen van de encyclopedie. Maar de Verlichting is niet meer tegen te houden.

Eind zeventiende en achttiende eeuw bloeide de Verlichting: een intellectuele en culturele beweging die zich over heel Europa verspreidde > wilde een eind maken aan de geestelijke duisternis, uit godsdienstige onverdraagzaamheid, bijgeloof en heksenprocessen;
De Verlichting betekende een breuk in de westerse beschaving, al vanaf de Middeleeuwen was de samenleving gebaseerd geweest op geloof, traditie en gezag. De mensen geloofden in een door God gegeven sociale orde. De macht van de koning werd met godsdienstige argumenten onderbouwd (het droit devin). Ook kerk en adel hadden grote invloed en strenge censuur van kerk en staat smoorde afwijkende meningen in de kiem. Veel schrijvers lieten daarom hun werk anoniem verschijnen.
In heel Europa raakte een openlijke strijd verwikkeld met verspreiders van nieuwe denkbeelden. Zoals de Nederlandse filosoof Baruch Spinoza die het bijgeloof bestreed. 'Wonderen zijn verzinsels, mensen moeten de natuur doorgronden en haar wetten leren'.
De verlichte denkbeelden waren gebaseerd op het rationalisme. Het Latijnse woord ratio betekent: het verstand, de rede. Aanhangers geloofden dat het verstand op den duur in staat zou zijn om alles op te lossen: ziekte, oorlog en onbekwaam bestuur. Als je er maar goed over nadacht, kon je alles begrijpen en verbeteren. Geen wonder dat men optimistisch werd.

De verlichtingsfilosofen lanceerden heel wat nieuwe opvattingen, op het gebied van de godsdienst bepleitten zij meer verdraagzaamheid, de bestaande staatskerken moesten worden afgeschaft, er mocht best gediscussieerd worden over heilige geschriften, zoals de Bijbel. De bekendste voorvechter van godsdienstige tolerantie was Voltaire. Hij was van mening dat de Kerk de mensen dom hield. Ook stelde hij rechtelijke dwalingen aan de kaak. tweemaal belandde hij voor zijn opvattingen in de Bastille, de staatsgevangenis van Parijs.

De verlichtingsfilosofen pleitte ten slotte ook voor een scheiding van kerk en staat.
De verlichtingsfilosofen pasten het verlichte denken toe op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen. Zij vonden dat mensen heel goed zelf konden bepalen hoe ze bestuurd wilden worden. Zij stelden dat de mensen van nature vrij en aan elkaar gelijk zijn. Ze geloofden dat je mensen naar karakter moest beoordelen. Elke mens is een individu. Dat was toen een uiterst revolutionaire gedachte in West Europa.

De Fransman Montesquieu schreef in 1748 het boek 'De l'esprit des lois' ('Over de geest der wetten'), waarin hij stelde dat het niet juist was dat de koning alles in zijn eentje voor het zeggen had. Om diens macht tegen te gaan, bedacht hij de trias politica: leer van de driedeling van de staatsmachten. Deze hield in dat er een scheiding moest komen tussen de uitvoerende macht, de wetgevende macht en de rechtelijke macht.
De Fransman Jean-Jacques Rousseau ging nog een flinke stap verder. Hij vond dat mensen zulke instellingen niet nodig hadden. Rousseau geloofde dat de mensheid was afgedwaald van haar oorspronkelijke, eenvoudige leefwijze. Hij schreef het boek 'Du contract social' (Over het maatschappelijk verdrag). 'De mens wordt vrij geboren, maar verblijft overal in ketenen'. Daar moest een einde aan komen, vond hij. De algemene volkswil diende de bron van alle macht te worden. Ook de koning was hieraan ondergeschikt worden. Er stond geen hogere macht boven (de leer van de volkssoevereiniteit).
Voltaire en Rousseau reisden veel rond, in cafés koffiehuizen en salons kwamen mensen bij elkaar om te luisteren. Hun ideeën werden ook via brieven, romans en toneelstukken verspreid en kregen daardoor steeds meer aandacht. Zo openden de verlichtingsfilosofen de weg naar de moderne wetenschap en democratie. Via de Amerikaans en Franse Revoluties wezen ze bovendien de weg naar nieuwe politieke en sociale stelsels.

7.3 Alles voor en niets dóór het volk

De Europese cultuur was in de achttiende eeuw zeer internationaal georiënteerd. Schrijvers, kunstenaars en geleerden reisden veel en waren graag geziene gasten aan vorstenhoven. Koning Frederik II van Pruisen werd toegejuicht als een modelvorst, maar in werkelijkheid was hij een machtspoliticus.
Frankrijk was onder Lodewijk XIV ( de Zonnekoning) hét voorbeeld van een absoluut geregeerd koninkrijk. Toen hij in 1715 stierf, volgde zijn piepjonge achterkleinzoon Lodewijk de XV hem op. Het Ancien Régime werd onder hem voortgezet (1715-1774). Maar een staand leger, oorlogen en andere structurele problemen hadden tot een lege schatkist geleid. De boeren en de burgers moesten nu nog meer belasting betalen.
Lodewijk XV bleek niet geschikt als koning > Hij trok geen talentvolle ministers aan en vermaakte zich vooral met de jacht, het gokspel en kostbare feesten, wijdde zich niet aan staatszaken en bekommerde zich nauwelijks om het land. Zijn maîtresse Madame de Pompadour deed de uitspraak Áprès nous le déluge' (na ons de zondvloed).


Sommige vorsten probeerden de nieuwe denkbeelden van de verlichtingsfilosofen in praktijk te brengen. Zoals: Frederik II van Pruisen, keizer Jozef II van Oostenrijk en tsarina Catharina II van Rusland. Zij voerden veranderingen door die goed waren voor het volk > Verbeterden het onderwijs en het gevangenissysteem en schaften lijfstraffen af. Van echte inspraak door het volk moesten ze niets hebben onder de leuze: 'Alles voor het volk, niets door het volk'.
Frederik II van Pruisen (Frederik de Grote) regeerde van 1740-1786. Hij geldt als hét voorbeeld van de verlicht despoot. Van zijn hof in Sanssouci te Potsdam maakte hij een verzamelplaats van kunst en cultuur. Hij trok filosofen aan, zoals Voltaire, en stelde zijn overwegend lutherse gebieden open voor mensen die vanwege hun geloof hun land moesten ontvluchten, zoals joden en hugenoten. Voltaire verbleef enkele jaren aan het hof van Frederik maar hun verhouding was moeizaam.
Fredrik II liet het bestaande recht optekenen, liet braakliggende gronden in cultuur brengen en liet een hypotheekbank voor boeren oprichten. Tegelijkertijd was hij ook een autoritair staatsman. Stelde strenge belastinginners aan en controleerde zijn onderdanen. Boeren en burgers werden zwaar belast, terwijl de edelen allerlei voorrechten bezaten. Hij was de meest oorlogszuchtige vorst van zijn tijd. Hij wist zijn koninkrijk Pruisen vors uit te breiden ten koste van de buurlanden Oostenrijk en Polen.

De Republiek der zeven Verenigde Nederlanden was geen voorbeeld van een voortvarend bestuur. Het bleef een confederatie van autonome gewesten, met elk hun eigen wetten en regels. De economische voorspoed leek voorbij. Onder het bewind van stadhouder Willem V (1751-1795) nam de kritiek op het bestuur toe > onbekwaam bestuurder die zich alleen met zijn hobby’s bezighield, hij verzamelde rondom zich een kliek van baantjesjagers en profiteurs, de handel verslechterde en een zeeoorlog tegen Engeland liep uit op een fiasco (1780-1784). Onder invloed van de Verlichting en de Amerikaanse Revolutie ontstond bij de bevolking het verlangen naar democratie. In 1781 somde een illegaal pamflet, Aan het volk van Nederland, alle wandaden op > Joan Derk van der Capellen tot den Pol.

In de jaren 1780 kwam er een revolutionaire beweging op gang: de Patriotten. Deze bestond uit echte democraten en regenten die niets van Willem V moesten hebben.
De patriotten wensten herstel van de oude glorie van de Republiek en vonden dat stadhouder Willem V en zijn kliek het land naar de ondergang voerde.
Ze vormden milities die openlijk schietoefeningen hielden om het gezag uit de dagen > sommige steden en gewesten patriotten in het bestuur.
In 1787 bereikte de strijd tussen stadhouder Willem V en de Patriotten een hoogtepunt. Patriotten hadden in een aantal steden al de macht gegrepen. De stadhouder was den Haag ontvlucht. De echtgenote van Willem V, Wilhelmina, was op weg naar den Haag om de prinsgezinden te steunen. Te Goejanverwellesluis werd ze tegengehouden > riep haar broer, koning van Pruisen te hulp. Hij stuurde een leger > Patriotten vluchtten naar Frankrijk.

7.4 Burgers, te wapen!!

Aan de oostkust van Noord-Amerika hadden zich in de 17e en 18e eeuw een paar miljoen kolonisten uit Europa gevestigd, voornamelijk onder Britse vlag. Ze kwamen vanwege godsdienstige redenen, vanwege politiek redenen en door het verlangen naar een beter bestaan. Het gezag van de Engelse koning drukte eerst niet al te zwaar op de kolonisten tot de Britse schatkist als gevolg van oorlogen leeg raakte en het moederland de kolonisten allerlei belastingen oplegde > kolonisten verontwaardigd. Vergeefs riepen ze om inspraak: 'No taxation without representation'.

In 1775 kwam het tot een gewapend treffen tussen Amerikaanse opstandelingen en het Britse leger. George Washington > opperbevelhebber van een geïmproviseerd rebellenleger > De Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-1783). 4 juli 1776 werd de Onafhankelijkheidsverklaring aangenomen. Deze werd opgesteld door Thomas Jefferson > voor het eerst verlichtingsideeën in een officieel staatsdocument werden verwoord.
In 1781 gaven de Britten zich gewonnen. In 1783 werd een vredesverdrag gesloten dat de Noord-Amerikaanse koloniën de onafhankelijkheid garandeerde. Alleen Canada bleef Brits.

In 1787 kwamen de Founding Fathers, afgevaardigden van de dertien onafhankelijke staten, bijeen om een grondwet op te stellen. De VS werd een federatie > een land met machtsevenwicht tussen deelstaten en het centrale bestuur. Ook werd de Trias Politica ingevoerd. De uitvoerende macht kwam in handen van een president. De wetgevende macht kwam in handen van het Congres > twee kamers: de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. Het hoogste rechtelijke orgaan werd het Hooggerechtshof. Dat moest nieuwe wetten toetsen aan de grondwet. De grondwet werd nog aangevuld met de Bill of Rights, waarin elke staatsburger principiële grondrechten werden gegarandeerd. 1789 > George Washington 1e president. De 1e democratische revolutie was geslaagd > voorbeeld.
In Frankrijk heerste ontevredenheid over de standenmaatschappij. De adel en de geestelijkheid betaalden geen belasting en de bestuursbaantjes waren grotendeels in hun handen. De belastingen moesten betaald worden door de boeren bevolking. Maar ook de 3e stand, de burgerij, was ontevreden Die stond buitenspel in het landsbestuur en dan was er nog het probleem van de staatsfinanciën. Koning Lodewijk XVI zocht een oplossing en riep in 1789 de Staten Generaal bijeen. Dit was een vergadering van de drie standen en was sinds 1614 niet meer bijeen geweest. Men kwam niet tot overeenstemming en in 1789 riep de derde stand zichzelf uit tot de Nationale Vergadering. De burgers wilden een nieuwe grondwet. De Franse revolutie was begonnen.
Lodewijk XVI trok troepen samen rond Parijs, maar het volk bestormde op 14 juli 1789 de Bastille ,een voormalige gevangenis en het gehate symbool van absolutisme. Uit angst deed de adel afstand van privileges > Ancien Regime stortte in. Een elite van gegoede burgers kwam nu aan de macht en stelde de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger.
Lodewijk XVI werd de gegijzelde van het volk. In 1791 probeerden hij en zijn vrouw te vluchten > wegens landverraad > guillotine. Na de revolutie > duizenden terechtgesteld.

In 1795 deed een revolutieleger een inval in de Republiek. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland en de Bataafse Republiek werd uitgeroepen. De Republiek werd een speelbal van Frankrijk hoewel de patriotten blij waren met de veranderingen die werden doorgevoerd. Een grondwet + parlement, godsdienstvrijheid, opheffing van tollen, eenheid van belastingen en een nationaal onderwijsstelsel, maar de Fransen presenteerden wel de rekening. 1806 > broer van Napoleon, Lodewijk, koning van Holland. 1810 > Nederland deel van Frankrijk.
Napoleon voerde een aantal hervormingen door, er kwamen nieuwe maten en gewichten, de wetten van Napoleon en de burgerlijke stand werden ingevoerd
Handel viel stil, Napoleon leed zware verliezen in Rusland (1812) en Leipzig (1813) > protesten. Oranjegezinde regent Gijsbert Karel vroeg de zoon van Willem V, Willem I, het terug te keren, hij werd als soeverein vorst ingehuldigd. De grondwet bevatte elementen uit de Bataafs-Franse tijd, zoals gelijkheid, godsdienstvrijheid en (beperkte) bevoegdheden voor de volksvertegenwoordiging. Koning Willem I ging regeren als een verlicht despoot.

8. Op stoom!

Tijdvak > Tijd van Burgers en Stoommachines (1800-1900)

Periode > Moderne tijd

1769 James Watt bouwt zijn eerste stoommachine
1832 Reform Bill maakte het mogelijk dat ook de nieuwe industriegebieden afgevaardigden naar het Britse parlement mochten sturen
1848 Het jaar van de (liberale) revoluties
1867 Deel 1 van Das Kapital verschijnt
1898 Fashodacrisis

De 6 Kenmerken van dit tijdvak:
• De Industriële Revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving
• Het modern imperialisme hield verband met de industrialisatie
• Discussies over ‘de sociale kwestie’
• Opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
• Voortschrijdende democratisering,voor zowel mannen als vrouwen
• Opkomst van emancipatiebewegingen

Kernbegrippen:
Confessionalisme: Ideologie die stelt dat de politiek op religieuze grondslagen gebaseerd moet zijn.
Democratisering: Streven naar meer inspraak: steeds meer groeperingen krijgen invloed op bestuur en politiek.

Emancipatiebeweging: Maatschappelijke groepering die ijvert voor gelijkberechtiging op een bepaald gebied.
Feminisme: Beweging die streeft naar een gelijkwaardige behandeling van mannen en vrouwen.
Imperialisme: Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen vergroten, bijvoorbeeld door er handelsposten te vestigen en er invloed uit te oefenen op het lokale bestuur.
Industriële Revolutie: Omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen.
Industriële samenleving: Samenleving waarbij een groot deel van de bevolking in fabrieken werkt en in steden woont.
Liberalisme: Ideologie die vrijheid voor het individu nastreeft, met name op staatskundig en economisch gebied.
Modern Imperialisme: Fase van het imperialisme (vanaf ongeveer 1850) waarbij de Europeanen steeds meer overzeese gebieden veroverden en tot kolonies maakten: ze wilden er grondstoffen delven en hun industrieproducten afzetten.
Nationalisme: Vorm van groepsbewustzijn die zich uit in een sterke voorkeur voor eigen land of volk.
Politieke stroming: Een groep mensen die dezelfde politieke overtuiging aanhangt
Sociale kwestie: In de negentiende eeuw leefden veel arbeiders in miserabele omstandigheden. De welgestelde mensen die het voor hen opnamen, betitelden dit als de 'sociale kwestie'.
Socialisme: Ideologie die streeft naar meer gelijkheid voor alle burgers.

8.1 De Industriële Revolutie

Tot aan het eind van de achttiende eeuw was in alle landen het grootste deel van de bevolking werkzaam in de landbouw. Veel boeren streefden autarkie (zelfvoorzienend) na. Hierdoor bleef de handel en de nijverheid van bescheiden betekenis. In de loop van de achttiende eeuw deden zich twee belangrijke ontwikkelingen voor.

Veranderingen binnen de landbouw;
Voor een zich inzettende bevolkingsgroei moest men nieuwe banen scheppen.
Deze ontwikkeling begon in Engeland. De huisnijverheid maakte plaats voor het werken in fabrieken. We spreken van de Industriële revolutie.

In Engeland slaagden grootgrondbezitters erin gronden die vroeger gemeenschappelijk bezit waren, in eigendom te krijgen > grote aaneengesloten boerderijen > efficiënter werken > opbrengsten stegen > meer voedsel beschikbaar. Dit had een positief effect op de algemene gezondheidssituatie en de bevolking groeide fors. Tegelijkertijd waren er minder mensen nodig voor het werk in de landbouw en die zochten werk buiten de landbouw.

Tot de 18e eeuw was huisnijverheid de belangrijkste productievorm. Er waren zeven of acht spinners nodig om 1 wever onafgebroken aan het werk te houden. Na uitvinding van de schietspoel (flying shuttle), waardoor wevers sneller konden werken, werd de spinning jenny uitgevonden > een spinner kon voortaan acht draden tegelijk spinnen. De uitvinding van de schietspoel en de spinning jenny betekenden nog niet het einde van de huisnijverheid.
Dat veranderde met de uitvindingen van Richard Arkwright > bouwde een machine die door een waterrad werd aangedreven, een waterframe. Met dat apparaat kon één spinner net zoveel katoen verwerken als tweehonderd mensen met een spinnewiel.
Het te groot en te duur om in een kleine werkplaats te installeren > ondernemers besloten meerdere machines in 1 gebouw te plaatsen > geboorte van de mill was hiermee een feit.

Op gunstig gelegen plaatsen vestigde men fabrieken, die alleen konden draaien als er voldoende snel stromend water aanwezig was voor het waterframe > zoeken naar alternatief.
James Watt > verbeterde de bestaande stoommachine zodanig dat deze voldoende betrouwbaar werd om de machines in de fabrieken te laten functioneren. Door stoom aangedreven machines konden bijna overal worden gevestigd. Fabriekanten bouwden hun fabrieken bij voorkeur midden in de stad > dicht bij de arbeiders. Maar niet iedereen was gelukkig met de komst van de fabrieksgebouwen.

Engeland maakte in de negentiende eeuw definitief de overstap van een agrarische naar een industriële samenleving. Vanaf 1850 was Engeland oppermachtig in de wereld. De eerste wereldtentoonstelling (de Great Exhibition) werd in 1851 in Londen gehouden.


8.2 Het modern Imperialisme

Voor de tijdens de Industriële Revolutie geproduceerde goederen zocht men afzetgebieden. Ook ontstond er een tekort aan grondstoffen > In de tweede helft van de negentiende eeuw gingen de West-Europse landen daarom op zoek naar gebieden in Afrika en Azië die konden dienen als afzetgebied en de behoefte aan grondstoffen konden vervullen. Die landen werden koloniën.

Fabrikanten wilden het liefst de machines zo lang mogelijk laten draaien. Via de haven van Liverpool werd ruwe katoen aangevoerd.
Naast enorme hoeveelheden ruwe katoen nam ook de vraag naar grondstoffen sterk toe, zoals rubber voor de drijfriemen, olie om deze te smeren en jute als verpakkingsmiddel. IJzererts en steenkool waren in Europa ruim aanwezig maar goud en kopererts zeldzaam. Dat gold ook voor katoen, rubber en jute. Al vanaf de ontdekkingreizen probeerden Europese landen hun invloed te vergroten en handelsposten te vestigen > imperialisme.
Vanaf ongeveer 1850 gaan de Europeanen het lokale bestuur echt overheersen en veroverden grote delen van Afrika en Azië. Zo maakten de Engelsen van India en Egypte kolonies, omdat daar een katoenplant groeide waarvan een fijne draad gesponnen kon worden.

Maar veel gebieden werden ook om andere redenen veroverd. In de gebieden die men veroverde, woonden veel mensen die de producten die men maakte konden afnemen. Was hard nodig toen de industriële revolutie ook doorzette in andere landen.
Niet de eerste keer dat Europeanen probeerde andere landen te veroveren > Omdat het op grote schaal gebeurde (‘wedloop om Afrika’) spreken we van Modern Imperialisme.
Rond 1880 werd het Afrikaanse continent verdeeld.

Het kwam ook voor dat men gebieden veroverde waar helemaal geen waardevolle grondstoffen gevonden werden en nauwelijks mensen woonden alleen om de macht. Men ging van de gedachte uit dat een land op het wereldtoneel pas een rol kon spelen als het veel koloniën had. Fransen wilden hun status van grote mogendheid hooghouden door het opbouwen van een groot koloniaal rijk en stimuleerde op overdreven wijze het nationalisme.
Omdat de landen niet voor elkaar wouden onderdoen resulteerde dit tot serieuze conflicten en zelfs oorlogen. 1898 > Europese legers troffen elkaar bij Fashoda in Afrika, bijna oorlog.

Het Imperialisme speelde beslist een rol bij het toenemen van de spanningen die in 1914 zouden resulteren in het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog..

8.3 De Sociale kwestie

In het begin van de Industriële revolutie waren er veel meer arbeiders dan werk. Daar maakten de fabrikanten gebruik van door lange arbeidsdagen, lage lonen en ongezonde werkomstandigheden te laten voortbestaan. Protesteerde men dan werd men ontslagen. Er waren toch arbeiders genoeg. De politieke machthebbers hielden zich afzijdig en vonden dat werknemers en werkgevers dat maar onderling moesten regelen. Pas toen er steeds meer protesten kwamen tegen de mensonterende situaties kwam de sociale kwestie op de politieke agenda.

In de gebieden met opkomende industrialisatie groeide de bevolking sterk. In Engeland verdubbelde de bevolking in de periode tussen 1800 en 1850. In Lancashire was er zelfs sprake van een verdrievoudiging.
Voor de grote aantallen mensen werden in hoog tempo huizen gebouwd. Geld, plannen, kennis en tijd waren er echter niet > krottenwijken.

Niet alleen de woonomstandigheden waren slecht, ook de werkomstandigheden lieten te wensen over. Men werkte onder onveilige en ongezonde omstandigheden, lange dagen tegen een karig loon. Dat was voor een deel het gevolg van het feit dat er geen eeuwenoude gewoonten waren om op terug te grijpen.
In de fabriek maakte de machine de dienst uit. De arbeiders moesten op hun werkplek aanwezig zijn en blijven tot het waterrad stopte. Voortaan kondigde de fabrieksbel het begin en einde van de werkdag aan. Het verloop onder de arbeiders was groot en het duurde niet lang voorfat de wil van de fabrikant absolute wet was.

Bij de meeste fabrikanten stond het eigenbelang voorop > behalen van een hoge winst. Slechts een enkeling deed een poging zich in de positie van zijn arbeiders te verplaatsen zoals John Fielden.
Van een georganiseerd protest van de arbeiders was zelden sprake en in de beginfase van de industrialisatie bleef dat beperkt tot het moedwillig kapotslaan van de machines. De arbeiders zochten de oorzaak van de beroerde positie toen nog meer bij de machines dan bij het beleid van de fabrikant.

Steeds meer mensen vonden dat de overheid iets moest doen aan de ergste misstanden. een belangrijke eerste succes was de aanscherping van de Factory Acts in 1833. Deze wetten hadden betrekking op de veiligheid in de fabrieken en op de werktijden van vrouwen en kinderen. Arbeid van kinderen beneden de negen jaar werd verboden en kinderen van negen tot twaalf jaar mochten nog 'maar' negen uur per dag werken. Voor jongeren van dertien tot achttien was dit twaalf uur per dag. Voor iedereen beneden de achttien werd nachtarbeid verboden.

Er veranderde wel iets maar de inspecteurs waren te klein in aantal om een effectieve controle te kunnen voeren en een bezoek was de fabrikant vaak al dagen van tevoren bekend, boven dien was de exacte leeftijd van een kind vaak niet geregistreerd. Het was echter een begin, de eerste stap om de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

8.4 Liberalisme en socialisme

Fabriekanten en arbeiders hadden niet dezelfde belangen. Fabrikanten wilden winst maken, arbeiders wilden juist geld > staking. Maar de fabrikanten konden gewoon ontslaan.
Voor beide groepen ontwikkelde zich een eigen politieke stroming. De fabrikanten (leden van de burgerij) > liberalisme. Arbeidersklasse > socialisme.
Omdat veel mensen door de industriële revolutie op het bestaansminimum leefden vonden veel geleerden dat hun situatie moest verbeteren. Ze vroegen zich af waardoor het probleem veroorzaakt werd en wat de beste oplossing was. Een van die geleerden was Adam Smith (1723-1790). In 1776 schreef hij dat gezond eigenbelang de motor is van de economie.

Het werk van Adam Smith had grote invloed en lag aan de basis van het ontstaan van het liberalisme > vrije, ondernemende individu staat centraal. De liberalen vonden dat de staat zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien, ieder mens moest de gelegenheid krijgen om zich omhoog te werken. Op politiek terrein verwierpen de liberalen het absolutisme > iedereen moest voor de wet gelijk zijn. Gezag diende te worden uitgeoefend door verantwoordelijke burgers > hechtten veel waarde aan het parlementaire stelsel. Ze waren tegen censuur en godsdienstig fanatisme.

1815 > nadat Napoleon definitief van het toneel was verdwenen, kwamen de leiders van de grote mogendheden in Wenen bijeen > afspraken toekomst Europa. Ze besloten dat 'de Staat' weer almachtig diende te worden. Revolutiepogingen moesten worden onderdrukt. Tot 1848 lukte dat, daarna werd het overal in Europa onrustig > opstand. Omdat de belangen van burgers, arbeiders , liberalen en nationalisten tegenstrijdig waren, konden burgers en arbeiders makkelijk tegen elkaar worden uitgespeeld. Uiteindelijk trokken de liberalen aan het langste eind. Hun eisen werden ingewilligd en in de grondwet gezet (ook in Nederland).

In 1848 verscheen er van de hand van Karl Marx en Friedrich Engels een boek: 'Het Communistisch Manifest'. Dat zou richting geven aan een nieuwe politieke stroming het socialisme. Karl Marx > In alle maatschappijtypen was er altijd een bezittende ( bourgeoisie) en een niet-bezittende klasse (proletariaat) geweest. Deze hadden tegenstrijdige belangen De verschillen zouden zo groot worden dat de uitgebuite klasse het niet langer accepteerde. Ze zouden spontaan in opstand komen. De klassenstrijd was dan een feit.

Voor Marx stond de uitkomst van de strijd al vast: de proletariërs zouden winnen. Na de gewonnen revolutie brak er een overgangsfase aan, waarbij de proletariërs moesten leren om met de nieuw verworven vrijheid en verantwoordelijkheid om te gaan. Er moest een gezamenlijke koers worden uitgezet door iedereen. Mensen die zich niet wilden aansluiten, mochten met enige dwang worden verplicht. Na verloop van tijd zou iedereen echter uit eigen beweging meedoen. Dan zou vanzelf een communistische samenleving ontstaan. Alle productiemiddelen zouden gemeenschappelijk bezit zijn en in deze klasseloze samenleving zou iedereen zich inzetten voor het welzijn van de maatschappij. Iedereen zou beloond worden naar behoefte > Marx voorspelde paradijs op aarde.


De werkelijkheid was echter anders. Marx had voorspeld dat de arbeiders het steeds slechter zouden krijgen maar in werkelijkheid verbeterden hun leef- en werkomstandigheden. Er ontstonden nu binnen het socialisme verschillende stromingen. De communisten geloofden in de visie van Marx. Anderen streefden nog wel naar een klassenloze maatschappij, maar wilden de route er naar toe veranderen, via wetten waardoor de positie van de arbeiders zou verbeteren. Zij streefden dus naar invoering van het algemeen kiesrecht. Men noemt ze sociaal-democraten. Aan het einde van de negentiende eeuw was de aanhang van deze groep in de meeste West-Europese landen groter dan die van de communisten.

8.5 Emancipatiebewegingen

Door de Industriële Revolutie veranderde de samenleving van West-Europa ingrijpend van karakter. Groepen die zich voelden achtergesteld streefden naar een volwaardige plaats in de samenleving (emancipatiebeweging).Vrouwen, arbeiders en confessionelen voerden in de tweede helft van de 19e eeuw op fanatieke wijze strijd om hun positie te verbeteren.

In het begin van de Industriële Revolutie verslechterden de leef- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse, pas na lange tijd verbeterde deze > gevolg van acties van de arbeiders zelf door het oprichten van vakbonden. Tegelijkertijd raakte ook een deel van de 'hoge' burgerij ervan overtuigd dat de situatie van de andere groepen in de samenleving moest verbeteren. Hun zorg ging echter verder dan alleen maar arbeid en inkomen. Ze wilden de anderen ook 'beschaven' d.m.v.:
Het onderwijs moest beter worden > oprichting leeszalen en bibliotheken, eerste stappen richting sociale woningbouw werden gezet, het tegengaan van plat vermaak zoals kermissen. Daarvoor in de plaats moesten georganiseerde feesten komen, die het gevoel van saamhorigheid moesten versterken en het verbieden van drankmisbruik en prostitutie.

Om een duidelijk beeld te krijgen van 'den ongunstige toestand van de onvermogenden' onderzocht een parlementaire onderzoekscommissie de situatie van de arbeiders in enkele Nederlandse industriesteden.
Arbeidersvrouwen moesten werken in de fabrieken, maar dat gold niet voor vrouwen uit de gegoede burgerij. In die kring groeide in de tweede helft van de negentiende eeuw de onvrede over de ongeschikte positie van vrouwen. Een van de woordvoerders in Nederland was Wilhelmina Drucker.
Man en vrouw waren voor de wet ongelijk. De man had het laatste woord in zaken die te maken hadden met het huishouden en het opvoeden van de kinderen. Alleen de man kwam in aanmerking voor het stemrecht en had in principe toegang tot alle vormen van onderwijs. Overal in de westerse wereld ontstond na 1870 een beweging die opkwam voor de rechten van vrouwen: het feminisme. Deze richtte zich vooral op het verwerven van het kiesrecht. Via het kiesrecht konden vrouwen immers invloed uitoefenen op de inhoud van de wetten.

De katholieken in Nederland werden ook lange tijd achtergesteld. Pas in de herziene grondwet van 1848 werd 'vrijheid van godsdienst' als een bijzonder grondrecht erkend. De katholieken waren het niet eens met de manier waarop de liberalen steeds verder gingen met het loskoppelen van kerk en staat en ze waren het niet eens met de vrijheid van onderwijs die in de praktijk neer kwam op openbaar onderwijs.

De katholieken en protestanten vonden elkaar op het gebied van het onderwijs en streden samen voor een gelijkwaardige financiële behandeling van openbare en bijzondere (confessionele ) scholen. Nadat de onderwijswet van 1878 daarin niet voorzag deden ze een beroep op de koning de wet niet te ondertekenen. De schoolstrijd zou echter nog tot 1917 duren voordat er sprake was van gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs.

8.6 De democratisering van de politiek

Nadat tijdens de Franse Revolutie het absolutisme aan de kant was geschoven, was het nog niet duidelijk wat er voor in de plaats diende te komen. Over een ding was men het echter eens:'het volk' moest meer macht krijgen. Maar er bestond verschil van inzicht wie tot ' het volk' behoorde. Dit proces wordt ook wel democratisering genoemd. Het resulteerde in de meeste landen tot het invoeren van het algemeen kiesrecht.

In Engeland moest iedere hervorming van wetgeving en bestuur door het parlement worden goedgekeurd. De macht van de koning was van oudsher beperkt. Het Britse parlement was verdeeld in twee gelijkwaardige kamers: Het Hogerhuis en het lagerhuis. In het Hogerhuis zaten leden van aristocratische families die door de koning voor het leven waren benoemd. Ook in het Lagerhuis domineerde de landadel.
Engeland kende een districtenstelsel. Per district konden voor het Lagerhuis twee afgevaardigden worden gekozen. Ondanks de stijging van het inwoneraantal waren de grenzen van de districten sinds 1688 niet meer gewijzigd > sterk gegroeide gebieden minder vertegenwoordiging. De landbezittende adel domineerde het Engelse bestuur. Voor de fabrikanten kwam de adel niet op. De fabrikanten wilden daarom een verandering van het kiesstelsel om zo meer invloed te kunnen uitoefenen. Ook de arbeiders streefden naar verandering van het kiesrecht. In de industriesteden werden vanaf 1815 dan ook bijeenkomsten georganiseerd die moesten lijden tot verandering van het kiesrecht. Dat leidde niet tot resultaat > gediscussieerd over lage lonen, politiek en hoge prijzen.
1819 > radicale sprekers spraken openlijk over opstand en revolutie > regering zenuwachtig.
De fabrikanten, arbeiders en de leden van de nieuwe middenklasse moesten gezamenlijk optrekken om hun verschillende doelen te bereiken. Na enkele mislukte pogingen werd in 1832 de langverwachte Reform Bill aangenomen. Het was de eerste stap naar echte democratisering. Er kwamen 143 zetels vrij die werden toegewezen aan de nieuwe industriesteden en er werden minimumeisen ingevoerd om voor het kiesrecht in aanmerking te komen(censuskiesrecht). Het kiezerscorps nam toe van 435.000 naar 652.000 mannen. Een op de zeven had nu kiesrecht.

De chartisten streefden naar verdere hervormingen. Het chartisme is vernoemd naar het 'People's Charter', letterlijk 'Handvest van het Volk'. van 1837, opgesteld door William Lovett (1800-1877). Hij had een zuiver politiek programma ontworpen, dat betrekking had op het parlement en uit zes eisen bestond.
• In voering algemeen (mannen)kiesrecht
• Jaarlijkse verkiezingen
• Uitbreiding passief kiesrecht
• Bezoldiging (loon) voor parlementsleden

• Invoering geheime verkiezingen
• Nieuwe indeling kiesdistricten
Het chartisme groeide onder leiding van Feargus OÇonnor (1794-1855) uit tot een indrukwekkende massabeweging. O'Connor had een eigen krant, de Northern Star. Veel chartisten werden gearresteerd. De regering voerde in de loop van de jaren veertig mondjesmaat verbeteringen door en nam zo het chartisme de wind uit de zeilen. De eisen werden pas veel later dan 1848 ingewilligd, m.u.v. de jaarlijkse verkiezingen
De liberalen voelden er in veel landen in Europa weinig voor om hun invloed in het parlement te delen met andere groepen. Het waren vooral de arbeiders en de vrouwen die óók stemrecht wilden (actiemiddelen). De mannelijke arbeiders kregen uiteindelijk hun zin. De census werd steeds verder verlaagd. Het duurde tot in de twintigste eeuw dat het kiesrecht voor vrouwen werd ingevoerd. De Engelse vrouwen kregen in 1918 stemrecht. Terwijl de leeftijd voor mannen op 21 jaar lag, was dat voor vrouwen 30 jaar. Pas in 1928 werd dit verschil opgeheven. In Nederland werd het algemeen mannen kiesrecht in 1917 ingevoerd > vrouwenkiesrecht na 2 jaar.

REACTIES

K.

K.

heeft scholieren.com ook natuuronderwijs thema energie les14,15,16?

13 jaar geleden

D.

D.

Wat een handige samenvatting : )
Thankss

12 jaar geleden

N.

N.

deze samenvatting is 3x zolang als het verhaal in mn boek.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.