Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 4372 woorden
  • 22 februari 2007
  • 152 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
152 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Nederlanden: Van Republiek tot Parlementaire Democratie

4.1 Het ontstaan van de Republiek
De Nederlanden omstreeks 1550

De Nederlanden bestonden omstreeks 1550 uit zeventien gewesten. Dat waren grotendeels zelfstandige staten. de drie belangrijkste daarvan waren Brabant, Vlaanderen en Holland. Rond 1550 was Karel V erin geslaagd om van alle gewesten heer te worden. De regering van Karel V was in Brussel gevestigd. Dat was de hoofdstad van het gewest Brabant. Karel V bepaalde de buitenlandse politiek en maakte uit of er oorlog gevoerd moest worden.

In de gewesten zelf had de heer niet alles te vertellen. Al sinds de middeleeuwen regelden de gewesten zelf hun eigen bestuur en rechtspraak en het recht om de inwoners belasting te laten betalen. Als de heer geld nodig had, moest hij dat vragen aan de Gewestelijke Staten. De Gewestelijke Staten was een vergadering van de adel, geestelijkheden en de burgers in de steden. 'Staten' betekent hier bevolkingslagen.


Om met de gewesten te overleggen liet de heer vertegenwoordigers van de gewesten naar Brussel komen om te vergaderen in de Staten Generaal. Als de heer niet in de Nederlanden was, stelde hij een plaatsvervanger aan. Deze werd landvoogd of landvoogdes genoemd.

Karel V en Philips II willen meer macht en bestrijding van het protestantisme

Karel V was de machtigste vorst van Europa: hij was de koning van Spanje en de keizer van het Duitse Rijk.

Van 1515 tot 1555 was hij ook heer van de Nederlanden.

Karel V wilde daar twee dingen bereiken:

Hij wilde de macht van de regering in Brussel vergroten ten koste van de macht van de gewesten. Dit streven om de gewesten vanuit één plaats te besturen wordt centralisme genoemd. Hij probeerde in de gewesten ook meer macht te krijgen door er een stadhouder aan te stellen. Een stadhouder was bevelhebber van de troepen die in het gewest gelegerd waren.
Hij wilde dat alle mensen in de Nederlanden katholiek bleven. het protestantisme in de Nederlanden verwierf namelijk steeds meer aanhangers onder de protestantse richting van de calvinisten.

Aantallen protestanten die tussen 1559 en 1566 als ketters geëxecuteerd zijn in de Vlaamse steden Antwerpen, Brugge, Doornik, Duinkerken, Gent Hondschoote, Ieper, Kassel, Kortrijk, Oudenaarde, Rijsel, Ronse, St-Winoksbergen, Veurne en Wervik (Bron: De wording van Europa: de kracht van het geloof)

Filips II volgde in 1555 zijn vader op heer der Nederlanden en koning van Spanje en zette de politiek van Karel V voort. In 1559 vertrok Philips naar Spanje en benoemde zijn halfzuster
Margaretha van Parma als landvoogdes.


Ontevredenheid onder alle bevolkingsgroepen groeit

De edelen wilden hun oude macht terug. Al vanaf de middeleeuwen had de adel in het bestuur van de gewesten een belangrijke rol gespeeld en nu regeerde Margaretha zonder overleg met de edelen. Door de centralisatie werd steeds meer in Brussel beslist. De invloed van de rijke burgers werd ook steeds kleiner.

In de 16e eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om als arbeider of ambachtsman te werken. Op het Vlaamse platteland werkten er veel mensen in de textielnijverheid tegen lage lonen. Voor al die mensen moest er graan worden ingevoerd uit de Oostzee - landen. Als de oogst mislukte werd het graan schaars en steeg de prijs waardoor veel arbeiders en ambachtslieden dat niet meer konden betalen waardoor er hongersnood ontstond. De regering in Brussel hielp hen niet.

Hoewel de meerderheid van de bevolking katholiek was men het met de vervolging van de protestanten niet eens en vond men de straffen te streng.

Beeldenstorm leidt tot strenger optreden van Philips II
Philips weigerde naar de klachten van de bevolkingsgroepen te luisteren. Hij wilde zelfs nog strenger optreden. Daarop sloot een aantal edelen zich aaneen in het Verbond der Edelen. In 1566 boden ze Margaretha een smeekbrief aan.

Margaretha beloofde vaag dat de protestanten minder streng vervolgd zouden worden. Vanuit allerlei landen keerden calvinisten terug naar de Nederlanden. Ze organiseerden bijeenkomsten(Hagepreken) op het platteland bang als ze waren voor de soldaten.

De onrust in de Nederlanden werd nog vergroot door de grote hongersnood in de winter van 1565-1566. . Na een Hagepreek in augustus 1566 brak op het Vlaamse platteland de Beeldenstorm uit.

De verspreiding van de Beeldenstorm van 1566 in de Lage Landen. De cijfers bij de plaatsnamen geven de data aan. (Bron: De wording van Europa; De kracht van het geloof)

Veel mensen schrokken van de Beeldenstorm en waren het niet eens met de gewelddadige acties tegen de katholieke kerken. Ze kozen daarom weer de kant van de regering. Edelen en rijke burgers steunden Margaretha die de orde kon herstellen. Fhilips vond dit niet voldoende en stuurde een nieuwe landvoogd, Alva, met een leger naar de Nederlanden.

Alva had van Filips II drie opdrachten gekregen:


de opstandelingen straffen.
ervoor zorgen dat alleen het katholieke geloof in de Nederlanden zou worden beleden.
de centralisatie van het bestuur invoeren.
Alva kwam in 1567 in de Nederlanden aan en begon streng te straffen. Ook wilde hij nieuwe belastingen invoeren.

Holland en Zeeland in opstand onder leiding van Willem van Oranje

Willem van Oranje (1533-1584) had door erfenis en huwelijk rijke bezittingen in de Nederlanden gekregen. Hij verzette zich tegen de politiek van Philips II. Hij vond dat hij als edelman te weinig invloed op het bestuur kon uitoefenen. ook vervolging van de protestanten vond hij verschrikkelijk.

Willem van Oranjes idealen waren:

politieke eenheid en meer zelfstandigheid voor de Nederlanden.
verdraagzaamheid tussen katholieken en protestanten.
Willem van Oranje wachtte de komst van Alva niet af en vluchtte naar Nassau in het Duits Rijk om van daar uit de opstand tegen Philips voor te bereiden. Deze opstand is later de Tachtigjarige Oorlog genoemd (1568-1648).

In 1568 en 1572 waagde Willem tweemaal een inval in de Nederlanden. In 1572 hadden de Watergeuzen vanuit zee wel succes. Watergeuzen waren aanhangers van Willem van Oranje die vanuit buitenlandse havens acties in de Nederlanden uitvoerden. Zij veroverden het steunpunt Den Briel, In de volgende jaren sloten zich steeds meer steden in Holland en Zeeland bij de opstandelingen aan. Amsterdam in 1578 het laatste.

Intussen was Alva in 1573 opgevolgd door landvoogd Requesens. (Landvoogden in chronologische volgorde: Margaretha, Alva, Requesens, hertog van Parma, de zoon van Margaretha).


In 1572 namen de opstandelingen een belangrijke beslissing. Zij riepen de Staten van Holland bijeen en benoemden Willem van Oranje tot stadhouder van Holland uit. (voordat hij voor Alva moest vluchten was hij dat ook al geweest). Verder besloot men tot vrijheid van Godsdienst. Nadat de Spanjaarden uit Zeeland verdreven waren, nam Zeeland deze besluiten over.

Eigenlijk mochten de gewesten die besluiten niet nemen. Dat mocht alleen Filips II. De opstand van de steden in Holland en Zeeland en de besluiten van de Gewestelijke staten van Holland en Zeeland betekenden openlijk verzet tegen Filips II en zijn regering in Brussel.

Andere gewesten sluiten zich bij de Opstand aan
Vier jaar voerden Holland en zeeland de strijd alleen. De andere gewesten bleven Filips II trouw. In 1576 veranderde dit.

Landvoogd Requesens stierf plotseling. Er was zo gauw geen nieuwe Spaanse landvoogd.
De Zuid - Nederlanders in de Staten Generaal namen het bestuur over. Zij wilden wel met Holland en Zeeland over vrede praten.
Spaanse huursoldaten sloegen aan het plunderen
Alle gewesten sloten vrede met elkaar in de Pacificatie van Gent.
Bij de vrede van de Pacificatie van Gent spraken ze af:

de plunderende Spaanse soldaten uit het land te verdrijven;
te protesteren tegen de politiek van centralisatie;
voorlopig geen aandacht te besteden aan de verschillen in godsdienst.
De noordelijke en zuidelijke gewesten gaan uit elkaar

In 1576 leek het er op dat de gewesten bij elkaar zouden blijven. Dit duurde echter maar tot 1579(zie de kaartjes hierboven).

Waardoor is dat zo gegaan?


1) Godsdienstige onverdraagzaamheid drijft noorden en zuiden uit elkaar.

In Holland en Zeeland kwam er van de afgesproken vrijheid van godsdienst niets terecht. De katholieke godsdienst werd verboden. ook Filips II was onverdraagzaam. Hij bleef alleen het katholieke geloof toestaan. Als gevolg van het geweld van de calvinisten kreeg hij steeds meer katholieke edelen en geestelijken in de zuidelijke gewesten achter zich. Filips loofde zelfs een beloning uit voor diegene die Willem van Oranje zou doden. In 1584 werd Willem van Oranje in delft doodgeschoten.

2) Onder invloed van landvoogd Parma kiezen zuidelijke gewesten voor Spanje.

Parma maakte daarbij handig gebruik van de afkeer van het gedrag van de calvinisten. Luxemburg, Limburg en Namen erkenden direct de nieuwe landvoogd. Artesië, Henegouwen en Waals - Vlaanderen wist Parma over te halen. In 1579 sloten deze gewesten zich aaneen in de Unie van Atrecht. (Zie kaartje hierboven).

3) Ook de noordelijke gewesten gaan zich apart organiseren.

Enkele noordelijke gewesten en de zuidelijke steden gent en Antwerpen sloten zich aaneen in de Unie van Utrecht (1579). Spoedig daarna sloten alle noordelijke gewesten zich aan. In 1581 verklaarden ze openlijk Filips niet langer als hun koning te erkennen en gingen op zoek naar een nieuwe vorst. Toen ze daarin niet slaagden besloten ze zonder vorst verder te gaan. Zo ontstond in 1588 de onafhankelijke Republiek der Verenigde Nederlanden, kortweg Republiek genoemd.

4) Noorden en zuiden niet in staat de ander te verslaan

Tussen 1581 - 1586 onderwierp Parma het grootste deel van Vlaanderen en Brabant. In 1586 had Parma bijna alles ten zuiden van de grote rivieren in handen. Omdat Filips zich ging bezig houden met de strijd van Spanje tegen Engeland werd Parma teruggeroepen.

Het leger van de opstandige gewesten stond sinds 1585 onder leiding van Maurits, de zoon van Willem van Oranje. Hij verbeterde de organisatie en training van het leger en betaalde de soldij op tijd. Hoewel de herovering van Vlaanderen niet lukte slaagde Maurits erin Breda te veroveren. Van 1609 - 1621 was er wel nog een Twaalfjarig Bestand. Later slaagde zijn broer Frederik Hendrik er in de latere provincies Noord Brabant, delen van Limburg en Zeeuws Vlaanderen te veroveren.

De vrede van Munster


Uiteindelijk werd in 1648 de Vrede van Munster gesloten tussen Spanje en de Republiek.

De vredesregeling hield in:

Spanje erkende de Republiek als onafhankelijke staat.
De zuidelijke gewesten bleven bij Spanje.
De Republiek zou geen poging meer doen de zuidelijke gewesten te veroveren.
De Schelde zou gesloten blijven. Dit betekende dat er geen schepen meer naar Antwerpen konden varen. (Na 1585 vertrokken al veel handelaren uit Antwerpen naar Amsterdam dat daardoor uitgroeide tot de belangrijkste handelsstad van Europa)

De Republiek neemt een aparte plaats in Europa in

Overal in Europa was de macht in handen van een vorst. Maar de Republiek nam een aparte plaats in:

Tijdens de opstand had men zich verzet tegen de vorst en de nieuwe staat werd een republiek: een staat zonder vorst. En de gewesten kregen weer een grote zelfstandigheid.
De macht kwam grotendeels in handen van de rijke burgers.
De katholieke godsdienst was verboden en het calvinisme werd de officiële godsdienst (in het geheim katholicisme toegestaan-schuilkerk).

4.2 Wie hadden de macht in de Republiek
Het gewest Holland heeft de meeste invloed


Het gewest Holland betaalde 58% van alle uitgaven van de Republiek. Het kon daardoor in de Staten-Generaal nogal eens zijn zin doordrijven. Daartegenover stond Drente dat maar 1% betaalde en daardoor niet belangrijk was.

De Generaliteitslanden (Zeeuws - Vlaanderen, Noord Brabant en delen van Limburg) hadden geen eigen bestuur. Ze werden Generaliteitslanden genoemd, omdat ze door de Staten-Generaal vanuit Den Haag werden bestuurd.

Regenten hebben bijna alle macht in handen

De regenten waren de bestuurders van de steden,gewesten en de staat. de regenten werden ook wel patriciërs of als groep patriciaat genoemd. Tot de regenten behoorden adellijke en niet-adellijke personen(rijke burgers). De adellijke regenten woonden bijna allemaal op landgoederen op het platteland. In Holland hadden de niet-adellijke regenten de meeste macht. Ondanks verschillen vormden de regenten een eenheid. Anderen konden niet tot hun laag doordringen. Ze huwden onder elkaar en verdeelden de belangrijkste banen onder elkaar.

Vaak conflicten tussen stadhouders en raadpensionarissen.

Daarbij ging het altijd om de politieke macht in de Republiek. Stadhouders wilden een grotere macht in de Republiek. De Raadpensionarissen stonden aan de kant van de regenten. Dat leidde soms tot stadhouderloze tijdperken.

4.3 Der gelaagdheid van de samenleving
De bevolkingslagen in de Republiek

Omstreeks 1650 leefden er in de Republiek 2 miljoen mensen. Tot de groep van de regenten behoorden zo'n 9000 personen. dat was ongeveer 4,5% van de bevolking.

Er waren 4 bevolkingslagen:

de regenten: Tot de groep van de regenten behoorden zo'n 9000 personen. dat was ongeveer 4,5% van de bevolking.
de gegoede burgerij: Waren vaak wel even rijk als de regenten en waren ondernemers zoals eigenaars van grote bedrijven zoals textielondernemingen,scheepsbouwers, rijke boeren en rijke kooplieden
de kleine burgerij: In het westen van de Republiek was deze groep groot. het waren ambachtslieden, kleine handelaars, winkeliers, boeren met een klein stukje grond, predikanten, schoolmeesters en kantoorbedienden. Ze hadden voldoende inkomsten om van te leven.

'het gemeen'(het gewone volk): Dat waren mensen zonder bezit. Ongeveer 75% van de bevolking, leefden merendeels in de steden. Daaronder waren werklieden in de nijverheid, havens, landarbeiders, soldaten en matrozen. Vooral als men geen werk had leefde men in grote armoede. Mensen uit de hogere bevolkingsgroepen keken neer op deze mensen. Ze noemden hen 'grauw' of 'Jan Hagel'.
Veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking

Men vond de gelaagdheid heel normaal. toch dacht niet iedereen er zo over. De calvinistische Kerk vond het goed als iemand door hard werken in een hogere laag terechtkwam. In de loop van de 17e eeuw echter werd het moeilijker om in een hogere laag terecht te komen.

De plaats van de vrouw in de samenleving

Vrouwen mochten geen functies in het bestuur of de stad vervullen. De vrouwen uit de twee bovenste lagen werkten niet. Veel vrouwen uit de kleine burgerij werkten mee in het bedrijfje van hun man. Vrouwen uit de onderste laag moesten vaak buitenshuis werken. Vrouwen kregen de slechtst betaalde banen en kregen voor hetzelfde werk minder betaald dan de mannen. Vrouwen oefenden een grote invloed uit op de opvoeding van de kinderen.

4.4 De 'Gouden Eeuw': De Republiek kent grote welvaart
De 17e eeuw noemt men in Nederland vaak de Gouden Eeuw. De Republiek was toen één van de rijkste staten van Europa.

Hoe is het te verklaren dat zo'n klein land zo welvarend werd?

1) De productie en uitvoer van zuivelproducten worden vergroot

Meren werden drooggemalen en zorgeden voor nieuwe grond;
Akers werden beter bemest, waardoor de productie steeg;
Boeren gingen zich specialiseren. In Holland bijvoorbeeld in veeteelt.
Landbouwproducten die men zelf niet verbouwde haalde men van elders. Bijvoorbeeld graan uit Polen.
2) Hollanders worden de vrachtvaarders en Amsterdam de stapelmarkt van Europa.


Sinds de ontdekkingsreizen groeide de handel tussen West - Europa en de rest van de wereld. De Republiek kreeg een groot deel van deze handel in handen.
Amsterdam werd de belangrijkste handelsstad van Europa. Aangevoerd werden hout, graan, zout, wijn en zo voorts.
Amsterdam werd een stapelmarkt voor Europa. Een stapelmarkt is een plaats waar goederen worden verzameld en opgeslagen. Vandaar konden ze dan weer worden verkocht en verspreid.
Dat Amsterdam de stapelmarkt werd van Europa en de Hollanders de vrachtvaarders van Europa kwam doordat:

Amsterdam gunstig lag op de zeeroute tussen de Oostzee en de Middellandse Zee;
De Hollanders al vanaf de 15e eeuw de beschikking hadden over een grote vloot;
De Hollanders in het begin weinig concurrentie hadden;
Antwerpen door het sluiten van de Schelde was uitgeschakeld.
Hollanders beheersen de handel in producten uit de kolonies.

Hollanders hadden in de Gouden Eeuw overal in de wereld handelsposten. Vooral de handel met Azië was belangrijk. In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. deze compagnie verdreef de Engelse en Portugese handelslieden uit Azie. De VOC beheerste de handel in specerijen zoals peper, kruidnagelen en nootmuskaat. Deze leverde veel winst op. Men sloot verdragen met inlandse volken of dwong hen aan de VOC te verkopene handel op Amerika werd in 1621 de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. De WIC stichtte in Noord Amerika Nieuw Amsterdam. Van daaruit werd bont naar de Republiek vervoerd. Vanuit Midden- en Zuid-Amerika producten zoals koffie, thee, tabak en suiker. De WIC vervoerde vanuit Afrika slaven naar Brazilië, Curacao en Suriname.

In de Republiek ontstaat een bloeiende nijverheid


Voor de handel waren schepen nodig en daardoor weer scheepswerven en zeilmakerijen. Goederen werden in Amsterdam bewerkt en verder verwerkt in koffiebranderijen, suikerraffinaderijen en tabakverwerkende bedrijven. En verder allerlei producten waarna vraag was. Hollandse textiel was goedkoop en werd gebruik om kleding van te maken.

Niet alle mensen in de Republiek zijn welvarend

Veel boeren in het oosten en zuiden van het land leefden vaak in grote armoede. Weinig grond dus weinig opbrengst. In het westen profiteerden ambachtslui en arbeiders van het werk in de nijverheid.

De welvaart gold vooral de regenten, de gegoede burgerij en de bovenlaag van de kleine burgerij.

Engeland en Frankrijk gaan de Republiek voorbij

Omstreeks 1660 waren in Engeland en Frankrijk de binnenlandse problemen opgelost en deze landen gingen toen hun handel en nijverheid beschermen door invoerrechten te gaan heffen en door steeds meer handel zelf te drijven. De Republiek verkocht steeds minder producten en er ontstond werkeloosheid. De Republiek verloor haar belangrijke positie op het gebied van de nijverheid en Amsterdam als stapelmarkt werd minder belangrijk. De Republiek bleef echter een belangrijke handelsstaat.

4.5 Over Godsdienst, Wetenschap, Schilderkunst en Literatuur
Vrijheid was voor de bewoners van de Republiek een belangrijk begrip.

Hoe vrij waren de inwoners van de Republiek?

Beperkte vrijheid voor de katholieken

Kerken en kloosters werden hen afgenomen en ze mochten hun godsdienst niet openlijk uitoefenen. Ze mochten geen functies hebben in het bestuur van steden en gewesten. Ook was het verboden boeken over het katholieke geloof te drukken.

Wat mochten katholieken dan wel?

Het werd hun niet verboden katholiek te zijn. Iedereen in de Republiek had gewetensvrijheid.

Maatregelen tegen de katholieken werden maar half uitgevoerd. Maar daarvoor moesten de katholieken vaak veel geld betalen aan de ambtenaren.
Men mocht in schuilkerken de mis opdragen.
Waarom kregen de katholieken in de Republiek nog zoveel vrijheid?

Veel bestuurders - in tegenstelling tot protestantse kerkleiders - wilden geen geloofsvervolging. Voor veel burgers was de opstand tegen de Spanjaarden meer een politieke dan een godsdienstige strijd geweest.
Rond 1590 was 90% van de bevolking van de Republiek katholiek. Omstreeks 1650 was dat nog 40%
Vrijheid van drukpers

Boekdrukkers beleefden in de 17e eeuw een grote bloei en men gaf allerlei boeken uit die men ook in het buitenland graag kocht. Daarnaast lieten veel buitenlanders hun boeken in de Republiek drukken.

Konden er in de Republiek geen boeken worden verboden?

Volgens de wet kon dat wel maar de bestuurders moesten ook rekening houden met de mensen die de boeken drukten en verkochten.

Wetenschap

De Republiek kende veel beroemde wetenschappers.

Christiaan Huygens deed aan wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde.
Boerhave was als arts in de hele wereld bekend.

Hugo de Groot schreef over Volkenrecht ('Het recht van oorlog en vrede), godsdienst en geschiedenis.
Ántonie van Leeuwenhoek: was de grondlegger van de celbiologie en de microbiologie


Schilderkunst

De nachtwacht van Rembrandt is het beroemdste kunstwerk van de Gouden eeuw. Schilders uit de zeventiende eeuw waren Frans Hals, Jan Steen en Johannes Vermeer.

De bloei van de schilderkunst had veel te maken met de groeiende vraag naar schilderijen.

Twee groepen mensen gingen schilderijen bestellen.

De eerste groep waren de stadsbestuurders en de bestuurders van wees- en armenhuizen.
De tweed groep was groter en bestond uit gegoede burgers, rijke ambachtslieden en winkeliers.
De vraag naar schilderijen was zo groot dat schilders zich gingen specialiseren. Zo werd Jacob van Ruysdael een bekende landschapschilder en wilelm van de Velde schilderde veel zeegezichten

Literatuur

Vooral in de eerste helft van de 17e eeuw was er in de Republiek een aantal bekende schrijvers, zoals Pieter Cornelsz. Hooft, Jacob Cats en Joost van den Vondel. Veel burgers vonden dat boeken niet alleen voor het plezier waren maar ook om er iets van te leren. Jacob Cats werd de meest gelezen schrijver. Maar de helft van de bevolking kon in de 17e en 18e eeuw niet lezen.

4.6 Van Republiek naar Parlementaire Monarchie
Verzet tegen de macht van de regenten en de stadhouder


In de tweede helft van de 18e eeuw ontstond er in de Republiek verzet. De mensen die in verzet kwamen noemden zich patriotten (patria = vaderland). De patriotten hadden vooral aanhang onder de kleine burgerij en onder dat deel van de gegoede burgerij waarmee het minder ging. Enkele regenten en edelen uit de oostelijke gewesten sloten zich er bij aan.

De patriotten wilden het volgende bereiken:

meer mensen bij het bestuur van de Republiek betrekken;
de Republiek op economisch gebied weer net zo belangrijk maken als in de 17e eeuw;
het gedaalde aanzien van de Republiek in de wereld herstellen.
Omdat de ideeën van de patriotten door kranten en pamfletten werden verspreid kregen ze steeds meer aanhang en in sommige steden slaagde men erin het bestuur in handen te krijgen. Met steun van een leger uit Pruisen werden de patriotten in 1787 verjaagd.

Fransen en patriotten maken een einde aan de Republiek en de macht van de regenten

In 1789 was er in Frankrijk een revolutie uitgebroken. de Fransen verklaarden de Republiek de oorlog en vielen in 1795 ons land binnen. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. Veel patriotten kwamen nu terug naar de Republiek en namen met de Fransen de macht over van de regenten.

De Franse tijd is als volgt in te delen:

1795-1806 Republiek onder bestuur van Frankrijk
1806- 1810 Koninkrijk o.l.v. de broer van Napoleon Lodewijk Napoleon
1810-1813 Provincie van Frankrijk

Veranderingen in de staatsinrichting onder de patriotten en Fransen

Alle burgers werden gelijk voor de wet. Daar hoorde ook het algemeen kiesrecht eigenlijk bij. Maar men wilde zo ver niet gaan. Vrouwen en arme mensen kregen dat kiesrecht niet.
Er kwamen nu overal dezelfde regelingen voor belastingen, onderwijs en rechtspraak.
Alle gewesten werden op dezelfde manier bestuurd.
Nederland wordt in 1815 een constitutionele monarchie

In 1813 braken na de nederlaag van Napoleon overal opstanden uit. In Den haag besloot een drietal mensen waaronder Karel van Hogendorp, de zoon van de stadhouder Willem V, te verzoeken als vorst naar Nederland te komen. Hij werd de latere koning Willem I. Hij werd koning over de Nederlanden(besloten op het Wener Congres, dat België bij Nederland werd gevoegd. gericht tegen Frankrijk). Er werd ook een grondwet opgesteld. Zo werd Nederland een constitutionele monarchie. Dat is een koninkrijk(monarchie) met een grondwet(constitutie).

Wilem I moest zich aan de grondwet houden, maar kreeg toch veel macht:

De koning kon ministers benoemen of ontslaan.
De ministers waren alleen aan de koning verantwoording schuldig, niet aan het parlement.
De koning kon regeren door middel van Koninklijke Besluiten(kon het parlement niets aan doen)
De noordelijke en de zuidelijke Nederlanden vormen tijdelijk een koninkrijk. Besloten op het Wener Congres 1815, gericht tegen Frankrijk. De nieuwe staat bleef maar 15 jaar bestaan. Al in 1830 kwamen de Zuidelijke Nederlanden in opstand en stichtten een eigen staat: het koninkrijk België. Pas negen jaar later kwam de definitieve grens tot stand. Limburg werd in twee delen gesplitst.

Hoe kwam het dat de vereniging van de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden mislukte?

In het zuiden was de bevolking grotendeel katholiek.
In een deel van het zuiden sprak men Frans.
In het zuiden was de industrie belangrijk, in het noorden de handel.
In het zuiden kwam het liberalisme veel sneller op. De liberalen wilden dat het parlement meer macht kreeg en de vorst minder.
In 1848 wordt Nederland een Parlementaire monarchie

Omstreeks 1840 kreeg ook in Nederland het liberalisme meer aanhang. Onder leiding van Thorbecke wilde men de macht van het parlement vergroten en de macht van de vorst verminderen. Willem II die in 1840 zijn vader was opgevolgd wilde dit niet, maar toen in 1848 overal in europa revoluties uitbraken stemde hij, uit vrees voor een revolutie, toe.

In 1848 kwam er een nieuwe grondwet. De belangrijkste veranderingen waren:

De ministers waren voortaan verantwoording schuldig aan het parlement.
De ministers konden door het parlement naar huis worden getuurd.
Wetgevende macht in handen van het parlement en de regering.
Rechtsprekende macht in handen van onafhankelijke rechters.
Uitvoerende macht in handen van de regering.
Uitbreiding censuskiesrecht.
Eerste Kamer gekozen door de Provinciale Staten (getrapte verkiezingen).
Koning Willem III raakte een aantal keren in conflict met het parlement maar moest zich uiteindelijk neerleggen bij de constitutionele parlementaire monarchie.


Willem I 1815-1840
Willem II 1840-1848
Willem III 1848- 1890
Regentes Koningin Emma (1890-1898)
Koningin Wilhelmina (1898-1948)
Koningin Juliana (1948-1980)
Koningin Beatrix (1980- )

4.7 De opkomst van de politieke partijen in de 19e eeuw
Nederland is een rechtsstaat. daarmee wordt bedoeld:

de belangrijkste rechten van de mens zijn vastgelegd in een grondwet;
andere rechten en regels zijn vastgelegd in wetten
de overheid houdt zich aan de grondwet en de wetten;
onafhankelijke rechters zien toe op het naleven van de wetten.
Nederland is ook een parlementaire democratie. in zo'n democratie heeft een met algemeen kiesrecht gekozen volksvertegenwoordiging het laatste woord over het bestuur van het land. Politieke partijen spelen een rol bij het handhaven van de rechtsstaat en de democratie. De overheid voert het beleid uit van de partijen die de macht krijgen.

De eerste politiek partijen in Nederland ontstonden aan het einde van de 19e eeuw. Drie kwesties hebben bijgedragen tot de vorming van partijen:


de schoolstrijd:strijd voor gelijke behandeling van openbare en confessionele(katholiek of protestants) scholen. Uiteindelijk werden alle scholen door de overheid betaald.
de sociale kwestie: Hoe moest een einde gemaakt worden aan de armoede in Nederland. Daar werd verschillend over gedacht. Door sociale wetten kwam er geleidelijk verbetering.
de kiesrechtkwestie: er bestond censuskiesrecht(alleen als men een bepaald inkomen had mocht men stemmen). Algemeen kiesrecht kwam er voor mannen in 1917 en voor vrouwen in 1919.
Confessionele partijen

Dat zijn partijen die zich bij het opstellen en uitvoeren van hun programma laten leiden door hun geloof(confessie). Zij vinden dat god de bron is van alle gezag. Liberalen en socialisten vinden dat het volk de bron is van alle gezag.

In 1878 werd de Anti-Revolutionaire Partij (ARP)opgericht, de eerste partij van ons land, door Abraham Kuyper.
Door afsplitsing ontstond in 1892 de Christelijk Historische Unie(CHU), onder leiding van De Savorin Lohman. Ze waren tegen uitbreiding van het censuskiesrecht.
Pas in 1926 ontstond er een katholieke partij de Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP), onder leiding van Nolens. Na 1945 heette deze partij de Katholieke Volkspartij (KVP).
Liberale partijen

De eerste liberale partij was de in 1885 opgerichte Liberale Unie. Viel echter snel uit elkaar.
In 1901 ontstond de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB)
Socialistische partijen

In 1881 ontstond de Sociaal - Democratische Bond (SDB) onder leiding van Domela Nieuwenhuis. Deze verloor het geloof in het parlement om de doelstellingen te bereiken.
Andere socialisten wilden wel via het parlement de samenleving veranderen. Zij stichtten in 1894, onder leiding van Troelstra de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Zij hadden gedacht dat na invoering van het algemeen kiesrecht, zij een ruime meerderheid zouden behalen. Dat viel tegen. Ze haalden nog geen kwart van de stemmen

REACTIES

B.

B.

bedankt scheeld 2 uur werk

13 jaar geleden

I.

I.

Thanks, schilt me weer super veel werk.

13 jaar geleden

B.

B.

Hier heb ik dus niets aan. De samenvatting moet ook een beetje niveau hebben!!

12 jaar geleden

H.

H.

Echt handig deze samenvatting, jammer dat er geen begrippen bij zitten.

12 jaar geleden

H.

H.

Dit is meer een heel boek overgeschreven dan een samenvatting. Het heet niet voor niets een SAMENvatting.

xx

11 jaar geleden

N.

N.

Dit is veel te lang kunnen julllie het niet in korten.

11 jaar geleden

L.

L.

Noem je dit een samenvatting? Dit heb je gewoon overschreven van het boek en je paar dingen gewoon veranderd, Dit is echt geen samenvatting?

11 jaar geleden

L.

L.

veel te lang maar ik had mijn boeken op school vergeten dus ik moest wel, toch bedankt.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.