Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 1167 woorden
  • 23 maart 2017
  • 185 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
185 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting Geschiedenis hoofdstuk 4

Paragraaf 1:

476 = Laatste West-Romeinse keizer Syagrius door koning Clovis afgezet. Toen werd Clovis de baas, ook de baas Frankische stammen.

Clovis behoorde tot de Merovingers (= koningsgeslacht van de Franken). Clovis veroverde grote delen van Frankrijk. Door het erfrecht kreeg ieder van de 4 zonen een deel van zijn rijk, ze breidden het rijk nog heel ver uit. Uiteindelijk door het efrecht verzwakte het rijk. ( 7e en 8e eeuw) strijd tussen koningen Frankische Rijk. Hofmeiers probeerden de macht uit de Merovingische koningen over te nemen. Hofmeier Pepijn II (635-714) werd enige heerser van de Franken. Karel de Grote was de machtigste Frankische koning. Naar hem worden de Karolingers vernoemd. Hij wou dat iedereen christen werd. Karel de Grote beschermde de paus. In 800 werd Karel gekroond door de paus.

Germaanse koningen hadden altijd vazallen om zich heen (krijgers die een eed hadden afgelegd waarin ze trouw zwoeren aan de koning).Vazallen veroverde grond en zorgde voor het land. Vazallen kregen voedsel, kleding, sieraden, paarden en wapens. De keizer liet zich helpen door hertogen en graven bij het bestuur. Hij liet zendgraven controleren of dienaren wel hun werk deden, hierdoor werd het rijk steeds beter. Karel liet de ongeschreven wetten van de volken die hij had overwonnen opschrijven. Graven bestuurde in zijn naam delen van het rijk. Daar stond iets tegenover. Hij beloonde volgelingen met leen : een stuk grond dat je mocht gebruiken maar wel van de koning bleef. De ontvanger was een leenman, de leenheer was de koning. Systeem = feodalisme. Een leenman deed manschap (een belofte).

Karel werd door een zoon overleefd, Lodewijk de Vrome, Karels kleinzonen verdeelden daarna  het rijk. Het verbrokkelde steeds meer (843). Leenmannen gingen hun gebied steeds meer als eigendom zien. Zij namen leenmannen in dienst dus de koning kreeg minder greep. Noormannen uit Scandinavië  waren de meest gevreesde invallers in 793. Ze waren heidenen (geloofden nergens in). Ongeveer rond het jaar 1000 stopten de strooptochten. De Noormannen en Vikingen werden christenen en waren minder gevreesd. 

Paragraaf 2:

Hertogen en graven hadden tot taak in de naam van de koning een deel van het land te besturen  en te zorgen voor de rechtspraak. Ze moesten ook beschermen tegen rovers en invallers. De uitrusting van een ridder: een zwaard, een lans, een helm en een schild. De meeste ridders behoorden tot lage adel, ze moesten voor eigen inkomsten zorgen. Sommige ridders hadden een eigen kasteel, sommige woonden op het kasteel van hun heer. In de tijd van Monniken en Ridders waren de meeste kastelen nog verstrekte hoeven: boerderijen + een kleine toren + omheining van hout + gracht. In de Late Middeleeuwen waren ze van steen en met hoge torens.

Kastelen werden gebouwd op een heuvel of omringd door water. Iedereen die over een landweg of rivier kwam moest tol (= Geld of goederen die reizigers moesten betalen aan de kasteelheer) betalen. Het kasteel vormde meestal het middelpunt van een domein. Een domein was landgoed van koning, edelman, bisschop of klooster. Het werd bewerkt door het hofstelsel. Op de akkers van de heer werd het werk gedaan door knechten en horigen. De horigen hadden hun akkers op het 2e deel van het domein. Voor de akkergrond betaalden zij pacht door een deel van hun oogst aan de heer te geven. Ze waren verplicht een aantal dagen op de grond van de heer te werken. Ze moesten ook herendiensten verrichten. Horigen mochten niet zonder toestemming van de heer het domein of het land verlaten of trouwen.

De stedelijk-agrarische samenleving van de Tijd van de Grieken en Romeinen was verdwenen. Landbouw was no wel het belangrijkste middel van bestaan, maar veel steden waren er geweest als centra van bestuur, nijverheid en handel. Er was ook een agrarische samenleving: bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van landbouw. Op het domein werd zo’n beetje alles verbouwd en geproduceerd. De domeinen waren zelfvoorzienend. Ofterwijl dr was sprake van autarkie. Ieder domein had zijn eigen molen, bierbrouwerij, smidse, visvijver en een kerkje. Veel belangrijke heren, koningen, hertogen, graven en geestelijken hadden veel domeinen. Met zijn gevolg, dat besotnd uit familie, ridders en allerlei dienaren, trok zo’n heer van het ene naar het andere domein.

500 = ontstaan horigheid

700 = ontstaan ridderschap

Paragraaf 3:

In de 4e en 5e eeuw was het Christendom verspreid over het Romeinse Rijk. De Paus in Rome ging uit van deze gedachte, terwijl de Arianen uitgingen van een god. Jezus is zijn schepsel en dus geen God. Aan het einde van het Romeinse Rijk gebruikten keizers het christelijke geloof om de eigen macht uit te breiden. Een groot aantal streng gelovigen had een afkeer van macht en aardse zaken en trok zich terug als kluizenaar. Anderen stichtten een kloostergemeenschap een leefden als monniken. De kerkvaders, waarvan Augustinus de bekendste is, legden in deze tijd in hun geschriften de leer van de Christelijke kerk af.

De Germanen waren heidenen, die hun eigen goden aanbaden. De Germaanse stammen waren aanhangers van het Arianisme, dat door de officiële Kerk was verboden. Zj werden daarom ketters genoemd. Het eerste Germaanse volk dat rond 500 katholiek werd, waren de Franken.

De goede relatie tussen de Kerk van Rome en de Franken had voor beide partijen grote voordelen. Veel geestelijken speelden een rol in het Frankische bestuur. Dat kwam doordat zij nagenoeg de enigen waren die konden lezen en schrijven.

Paragraaf 4:

Het christendom diende op vredelievende wijze, door de kracht van het woord, te worden verspreid. De heilbrengende boodschap van de priester en missionarissen moest zo overtuigend worden gebracht dat de ongelovigen graag christen wilden worden.

De kerstening van de Franken ging naar verhouding gemakkelijk omdat hun koning en adel tot et christendom waren overgegaan. Moeizamer verliep de bekering van de Friezen en Saksen in Noord- en Oost- Nederland. Donar de god van de bliksem, en Freya, de godin van de liefde. De missionarissen kwamen meestal uit Engeland. Uit dat land kwam Willibrord (658-739), die in 690 begon met de verkondiging van het christelijk geloof onder de Friezen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

De kerstening van de Franken ging naar verhouding gemakkelijk omdat hun koning en adel tot et christendom waren overgegaan. Moeizamer verliep de bekering van de Friezen en Saksen in Noord- en Oost- Nederland. Donar de god van de bliksem, en Freya, de godin van de liefde. De missionarissen kwamen meestal uit Engeland. Uit dat land kwam Willibrord (658-739), die in 690 begon met de verkondiging van het christelijk geloof onder de Friezen.

In 716 kwam Bonifatius (672-754), een landgenoot van Willibrord, naar het vaste land voor missiewerk. Bonifatius stierf in Dokkum. De Friezin gingen pas definitief tot het christendom over nadat hofmeier Karel Martel (676-741), de grootvader van Karel de Grote, hun gebied had veroverd.

Paragraaf 5:

De islam is ontstaan op het Arabisch schiereiland. Bij de islam doe je een vlucht naar Medina, dat noem je een hedsjra. In Medina kreeg Mohammed, die zich de profeet van Allah noemde, wel veel volgelingen. Vanuit die stad begon hij een jihad of heilige oorlog. In 630 namen hij en zijn aanhangers Mekka in. Toen Mohammed 2 jaar later stierf, waren de meeste Arabische stammen op het schiereiland onder zijn gezag verenigd en bekeerd tot de islam.

Na Mohammeds dood verspreidde de islam zich razendsnel. Dat kwam niet alleen doordat de Arabieren beschikten over goed geoefende, snelle ruiters, maar ook doordat hun tegenstanders door burgeroorlogen waren verzwakt. Ook werd iedereen die in de jihad zou sneuvelen een beloning in het vooruitzicht gesteld die veel krijgers fanatiek maakte: een plaatsje in het paradijs.

 

REACTIES

B.

B.

Heel erg bedankt had ik nodig

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.