Paragraaf 3.2: de verovering van een groot rijk
Rome wordt een republiek
- 509 V.Chr.
- Het bestuur van Rome: een kleine groep rijke families = senaat en twee consuls
- Senaat is een vergadering waar ze stemmen over wetvoorstellen
- Leden van de senaat kiezen een keer per jaar twee consuls
- Consuls:
- vergaderingen leiden
- wetvoorstellen doen
- vetorecht (verbieden)
- oorlog voeren - Republiek bestuur Romeinse rijk door senaat en twee consuls
- Er is geen koning
Een Romeins Rijk ontstaat
- In Italië leefden nog andere volken behalve de Romeinen, bijvoorbeeld Etrusken, Samnieten en veel Grieken
- Vanaf de 4 eeuw V.Chr. begonnen de Romeinen gebieden te veroveren voor: gebied, macht en rijkdom
- De romeinen wilden ook over de Middellandse zee hiervoor moesten ze afrekenen met de stad Carthago. Er waren drie grote oorlogen toen versloegen de Romeinen ze. Daardoor veroverde ze nog meer gebieden.
Een onverslaanbaar leger
- Het Romeinse leger was zo succes vol omdat:
1. De soldaten waren goed getraind en bewapend
2. Het leger was goed georganiseerd - Het leger bestond uit een paar legioenen van vijf- tot zesduizend soldaten
- De commandant van een legioen was vaak een senator
- Een legioen was opgedeeld in verschillende cohorten, die op hun beurt bestonden uit centuriën
- De kleinste bestond uit acht soldaten
- De aanvoerders van zulke kleinere leger eenheden waren ‘gewone’ soldaten, gekozen vanwege hun ervaring en talent
- Het voordeel van deze structuur was dat elke leger eenheid apart geïnstrueerd en ingezet kan worden
- De discipline in het leger was erg groot. Ongehoorzaamheid werd streng bestraft
- De straf was niet de enige reden waarom ze fanatiek vochten ze wouden namelijk ook hun eer en liefde voor Rome laten zien. Dit was de derde reden waarom het leger zo veel succes had
- Bovendien leverde het ook wat op:
- Rijke Romeinen konden er een belangrijke functie mee verdienen
- Ze pikten de goede vruchtbare grond in die ze bij een oorlog hadden gewonnen. Zo steeg het aan zien van hun bezit - Gewone soldaten moesten blij zijn met een klein deel van de oorlogsbuit
- Deze oneerlijke verdeling zou later leiden tot sociale onrust
Paragraaf 3.3: leven in het Romeinse Rijk
Leven op het platteland
- Veel mensen in de Romeinse republiek waren boer. Zij verbouwden voedsel voor anderen.
- Ze vochten als dienstplichtige in het leger
- De uitrusting moesten ze zelf betalen
- Door dat de boeren lang weg waren voor oorlogen, kwamen ze vaak terug en moesten dan nood gedwongen hun land verkopen aan grootgrondbezitters
- Daarom vertrokken ze naar de stad voor werk
- De rijkste Romeinse Families:
1) Bestuurden de republiek
2) Voerden het leger aan
3) Kregen het grootste deel van de oorlogsbuit
4) Kochten daarmee steeds meer landbouwgrond op (zo ontstond een kleine groep grootgrondbezitters)
5) Op hun grote landbouwbedrijven lieten ze slaven hun villa’s bouwen - Krijsgevangenen tot slaaf gemaakt
- Rond 100 V.Chr. was ongeveer een derde van de bevolking van het Romeinse Rijk slaaf
- Slaven:
- hadden geen rechten
- Waren een bezit van iemand anders
- Vormden de sociale onderste laag van de samenleving
Leven in de stad
- De Romeinse steden groeiden hard door de verarmde boeren
- Deze boeren hadden alleen hun kinderen (proles in het Latijn) vandaar dat deze mensen proletariërs werden genoemd
- De boeren hadden het moeilijk in de stad er was weinig werk
- Ze konden niet concurreren met de slaven
- De boeren waren afhankelijk van de Rijkste en Machtigste burgers: Nobiles
- De Nobiles deelden gratis voedsel uit aan de proletariërs en vermaakte de burgers met gladiatorengevechten en paardenrennen
- Zo wouden ze de ontevredenheid onder het gewone volk tegen gaan
- De bestuurders betaalden dit van de inkomsten van het Tribuut (belasting)
- De overwonnen volken moesten ook betalen
- Leefden in de stad: proletariërs, Nobiles, ambachtslieden, handelaren & slaven
- Er werd gehandeld in:
- Aardewerk uit Griekeland
- Hout uit Turkije
- Zilver en koper uit Spanje
- Graan en slaven uit Egypte
Onrust
- In het Romeinse Rijk waren de verschillen tussen arm en rijk groot, en dit zorgde voor een grote ontevredenheid in de bevolking.
- Er werd een volksvergadering in gesteld onderlijning van de volkstribuun
- Twee opvolgende volkstribunen deden het voorstel om boeren meer land te geven.
- Die werden vermoord. In opdracht van de Romeinen
- De onrust nam toe en leidde tot de ondergang van het Romeinse Rijk
Paragraaf 3.4: keizers aan de macht
De republiek wordt een keizerrijk
- Vanaf de tweede eeuw v.Chr. dreigde er een te kort aan soldaten
- Er werd een beroepsleger op gericht, soldaten werden betaald en hoefden niet langer hun eigen wapens te betalen.
- Verschillende generaals probeerden de macht te grijpen, met hulp van soldaten. Zo ontstonden regelmatig burgeroorlogen.
- Een van die generaal was Julius Caesar. Hij haalde in de 1e eeuw v. Chr. veel overwinningen en pakte de macht. Hij werd een allenheerser (dictator) in het jaar 46 v. Chr. en werd vermoord op 15 maart 44 v. Chr.
- Augustus (zijn geadopteerde zoon) nam wraak. Hij kreeg alle macht en benoemde zich zelf tot keizer en zo begon het keizerrijk.
Romeinse vrede
- De nieuw veroverde gebieden werden verdeeld in provincies die weer onder leiding stonden van een keizer
- Het Romeinse rijk werd een wereldwijd imperium
- Augustus maakte een einde aan de burgeroorlogen er kwam rust en vrede; pax Romana. In het hele rijk werden wegen aangelegd, bruggen gebouwd en steden opgericht
- Augustus was trots op zijn successen en het volk moest hem als god vereren, en gaf hen ‘brood en spelen’: eten, gladiatorengevechten en wagenrennen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden