3.1Ontstond de agrarische samenleving door de val van het West-Romeinse Rijk?
3.1.1. Minder mensen, minder veilig.
De Vroegmiddeleeuwse samenleving was bijna agrarisch>onderzoek of het is door de val van het Romeinse Rijk. Paar verschijnselen 5e eeuw. Gevolgen>bevolking afgenomen door epidemieën>Rijk kwetsbaarder minder handel, door oorlogen verdwenen veel steden.
Minder veiligheid
Reizen gevaarlijk door invallen barbaarse volken.
Val West-Romeinse Rijk>geen centraal gezag>geen veiligheid op wegen>handelaars geen risico>minder handel>minder geld nodig>munt geen waarde meer. Zowat geen handelaars meer>voornamelijk boeren>agrarisch-urbane of agrarisch-stedelijke samenleving.
Plunderende volk> stad geen voedsel meer> mensen trekken weg. Bevolking nam al af in West-Romeinse Rijk
3.1.2. Het leven van de boeren.
Boeren zorgden voor zichzelf(autarkisch). Boer deed akkerbouw en veeteelt, daarnaast eenvoudige producten. Sommige waren gespecialiseerd. Ook enige handel>ruilhandel. Rooftochten op het platteland>voor boeren gevaarlijk>zochten bescherming bij een rijke grootgrondbezitter> afzien vrijheid om weg te lopen. Halfvrije boeren en slaven hoorden bij landgoed grootgrondbezitter. Oorlogen hielden niet op>vrije boeren gaven vrijheid op in ruil voor bescherming. Ook bezwaar tegen krijgsdienstplicht>onvrije boeren niet.
Horige(halfvrije boeren)> boerderij eigendom grondheer> om te bebouwen gaven ze producten&kleine som gels. Daarnaast herendiensten. Niet rechteloos, heer kon ze niet zomaar wegsturen.
Dorpen vaak domein> economische macht&bestuur in handen grondheer(edelman). Zijn grond: boerderijen horige boeren en gepachte grond vrije boeren. Deel domein bebouwd in zijn opdracht>zijn huis, stallen, werkplaatsen en soms een kerkje.
Soms domein verspreid over delen verschillende dorpen. Voordeel> verschillende producten. Soms in handen van klooster>abt grondheer.
3.2 Werd het Frankische Rijk machtig door een verbod met de Rooms-Katholieke kerk?
3.2.1. Merovingen en missionarissen.
Franken waren een Germaans volk. Clovis legde grondslag Frankische Rijk door uitroeien andere vorsten en vervolgens veroverde hij Frankrijk tot aan de Loire. Gebied Clovis> vooral Gallo-Romeinen>rooms-katholiek geloof>bisschoppen enige bestuurders uit die tijd. Remigius van Reims: handel in overeenstemming met bisschoppen, gunstig voor gebied. Steun van bisschoppen bij besturen land als christendom gunstig gezind was. Clovis bidde tot Christus in de veldslag tegen de Alamannen. Clovis liet zich omstreeks 500 dopen met duizend van zijn soldaten>ontstaan bondgenootschap tussen de Franken en de rooms-katholieke kerk> kerk en Frankische koningen allebei voordeel. Familie van koningen vanaf Clovis> Merovingen> niet gewend groot rijk te besturen> bewust gebruik resten Romeinse bestuursinstellingen(bisschoppen). Graven aangesteld als bestuurders delen van het rijk. Steeds meer macht in handen van hofmeier. Oorspronkelijk hoofd van huishouding van het hof, steeds meer eerste minister.
Willibrord en Bonifatius
Hofmeiers kwamen uit familie van de Karolingen(paar belangrijke leden Karel). Karolingen probeerden het rijk naar noorden en oosten uit te breiden. Bewoners veroverde gebieden christelijk, meer bij Franken, minder bij Germanen. Missionarissen hielpen hofmeiers. Willibrord kwam in 690 met volgelingen om geloof te prediken. Hofmeier had Friese landen veroverd> Willibrord aartsbisschop Friesland. Bonifatius kwam Willibrord helpen> later aartsbisschop Duitsland> uiteindelijk veel steun Frankische hofmeiers. Na Duitsland> inwoners Friesland bekeren. Bokkum> overvallen> dachten dat hij kostbaarheden had> ondanks evangelieboek toch gedood.
3.2.2. Twee Karels
Karel Martel> werd kort na 700 hofmeier> veroverde andere Frankische koninkrijken, zodat er weer een eenheid was. Ook belangrijk omdat hij in 732 bij Poitiers de oprukkende moslims uit Spanje tegenhield. Voor die verovering gebruikte hij een ruiterleger> onderhoud was duur> ruiters stuk land> begin leenstelsel. Iemand legde eed af en kreeg daar bijv boerderijen van een dorp voor om zijn wapens, knechten en paarden te onderhouden.
De Islam
Op het Arabische schiereiland was de Islam ontstaan. In de steden aan de randen van de woestijn werden verschillende goden naast elkaar vereerd bijv in Kaäba, gebouw in handelscentrum Mekka. Mohammed(570) was met een oudere, rijke weduwe getrouwd waardoor hij zijn tijd kon besteden aan overpeinzingen. Geïnspireerd door engel Gabriël riep hij mensen op om alleen nog Allah, de god van zijn stam, te vereren. Stadsbestuurders waren bang dat dit nadelig zou zijn voor de handel en bedevaarten. Mohammed was niet meer welkom en vertrok in 622 met zijn volgelinge naar Jathrib(Medina). Deze hedsjra(uitwijking) is gekozen als het begin van de islamitische jaartelling. In Jathrib had hij veel volgelingen, maar de verhouding met Mekka bleef slecht en er kamen oorlogen. Centrale punt islam> 1 god. Belangrijk principe> Jihad> uitbereiden islam door heilige oorlog. Kaliefen(opvolgers Mohammed) veroverde het Midden-Oosten en het kalifaat kwam na enkele tientallen jaren in handen van de Omajjaden-Dynastie, die ook Noord-Afrika veroverden. Ze kregen ook woestijnbewoners uit dat gebied achter zich, die zeer mobiel waren en grote ervaring hadden. Deze werden aangestuurd door aristocratische heersers. In de veroverde gebieden ontstond een nieuwe, gemeenschappelijke beschaving waarin wetenschap en kunst tot grote bloei zouden komen. Ook de Noord-Afrikaanse Berbers waren bekeerd. Na de verovering van Spanje door Tarik trokken de moslims Frankrijk binnen. Bij Poitiers werden ze tegengehouden. Pippijn III(de Korte, zoon Karel Martel), zette nog een nieuwe Meroving op zijn naam, maar had liever alleen de macht. Daarom vroeg hij aan Paus Zacharias of het niet beter was dat degene die de macht had ook de koning was. De paus was het hiermee eens en Pippijn liet de Meroving aftreden en zichzelf door Bonifatius tot koning kronen.
Karel de Grote
Karel de Grote> 768-814, zoon Pippijn, bijnaam door verovering grote gebieden(Italië, Duitsland, delen Hongarije en Denemarken). Hij zette samenwerking met kerk voort en drong de moslims in Spanje terug. Frankenrijk werd niet veel groter. Ook Karel de Grote wilde volken bekeren tot het Christendom en dat gebeurde soms met geweld. In 800 bood de paus hem de titel keizer aan, omdat de paus last had van vijanden en Italië en Karel daar even met een leger heen ging. Karel vond dat keizer wel een goed idee, daarmee werd aangegeven dat hij verheven en machtig was. Bij de kerst-mis werd Karel gekroond door de keizer. Karel was geïrriteerd, omdat de paus hiermee had duidelijk gemaakt dat hij hoger stond. Hierdoor conflict kerk en Frankische vorsten. Besturen rijk probleem> veel corruptie, weinig centrale wetgeving, geen hoofdstad. Ze leefden in kasteel tot eten op was, dan naar volgende kasteel.
Nieuwe landen
Karel de Grote> opgevolgd door Lodewijk de Vrome. Zijn kinderen verdeelden bij het Verdrag van Verdun het rijk in 3 stukken. Karel de Kale kreeg West, Lodewijk de Duitser kreeg Oost en Lotharius kreeg midden(hij had ook de titel van keizer). In het middenrijk leefde veel verschillende volken> snel onderverdeeld onder zoons Lotharius. Grootse deel met keizerszoon bij het Duitse Rijk(Oost) en de rest bij het Franse(West). Zo ontstonden Duitsland en Frankrijk. In Duitsland stierf in 911 de laatster Karoling. In dat land lag de macht bij de leenmannen. Koning overleed?> vorst uit een andere familie zodat er geen sterke koning was. Frankrijk grotendeels bestuurd door Karolingen, totdat Lodewijk V van z’n paard viel. Koningschap kwam in handen van Capet. In 900 werd het graafschap Holland gevormd door de Fries Gerulf. Belangrijker waren Vlaanderen, Brabant en het gebied van de bisschop van Utrecht.
Overig:
Koning > Plaatsvervanger god.
Clovis nageslacht Jezus> heilig> Merovingen.
Doordat hofmeier meer macht naar zich toe trok, konden Merovingen afgezet worden.
3.3 Waren de Middeleeuwen de tijd van monniken en ridders?
3.3.1 Ridders en edelen
Karel Martel zette een belangrijke stap op weg naar het leenstelsel. We noemen dit stelsel ook wel feodaliteit. Bij de Franken was het al eerder in gebruik dat een soldaat eed aflegde aan zijn aanvoerder. Hij werd dan vazal van zijn leer. Karel maakte van zijn ruiters leenmannen en voegde dus het idee van leen bij de vazalliteit en legde zo de basis voor het leenstelsel. Karel de Grote maakte ook de bestuurders van zijn rijk tot leenmannen. Hij had het gebied verdeeld in gouwen, waarover graven en bisschoppen werden aangesteld. Ze moesten dan zo’n gebied rechtspreken, besturen, belasting heffen en de gewapende mannen aanvoeren. Karel de Grote gebruikte het leenstelsel voor bestuur: de graven kregen hun gebied in leen. Zendgraven controleerden of de bestuurders hun werk goed deden. Edelen zijn mensen uit machtige en rijke families. In de Middeleeuwen ging het vooral om grondbezit en bestuursmacht. Daarom waren edelen leenmannen. Op de eerste plaats waren dat de graven. Daarbij hoorden ook de hertogen, die een soort ‘graven in het groot’ waren. Graven konden hun taak niet alleen uitvoeren en daarom hadden ze plaatsvervangers, raadgevers en onderaanvoerders. Om die te belonen kregen ze een deel van hun gebied in leen. Uit de adel werden ook de belangrijke bestuurders in de kerk aangewezen, zoals de bisschoppen en de abten.
Erfelijk en ingewikkeld
Het leenstelsel maakte de koningen zwakker. Dit kwam door twee dingen: de lenen werden erfelijk en het leenstelsel werd te ingewikkeld. Als de leenman overleed, kwam de leen in handen van de oudste zoon. Het was moeilijk om het leen af te pakken van een zoon die daar zijn eigen soldaten al had. Later werd de erfopvolging van een leen als een recht beschouwd. De leenmannen werden daardoor onafhankelijker en hun trouw aan de koning of keizer werd minder. Het systeem werd ingewikkeld als iemand lenen of achterlenen van twee verschillende heren had. Aan wie moest hij nou gehoorzamen als ze ruzie hadden? De trouwe dienst werd dan een probleem, ook omdat deze vaak beperkt was.
Ridders
Het beeld dat we van ridders hebben is vooral bepaald door ridderromans die in de Late Middeleeuwen geschreven zijn. In de Vroege Middeleeuwen waren het vaak boerenzoons in een leren jas waar metalen plaatjes opgenaaid werden. Karel en de Karolingen voerden veel oorlog> hadden zwaarbewapende ruiters nodig>te weinig leenmannen. Het liefst gebruikten ze jongere zoons van lage adel> geen erfenis> als soldaat toch behoorlijk beroep> misschien trouwen met dochter rijke edelman. Zoons van rijke boeren ook in aanmerking als ruiter. Duitsland vaak horigen. Als er geld was om een paard&wapens te kopen, kon de dienstman officieel tot ridder worden verheven. Traditioneel gebeurde dat met omgespen zwaard, later ook met ridderslag. Over de dappere daden van ridders werden later lange gedichten geschreven. Door het prestige van de ridders wilden de hogere edelen er ook bij gaan horen. Ze lieten zich tot ridder slaan en koningen richtten eigen ridderordes op. Ridderlijkheid werd een levenswijze voor de aristocratie, maar dat was pas in de Late Middeleeuwen. Voor het onderhoud van paard en wapenuitrusting was de opbrengst van ongeveer 40 boerderijen vereist. Edelen hadden de boerderijen ook voor andere uitgaven nodig. Het is dus vrij zeker dat maar een klein deel ruiter is geweest.
3.3.2. Monniken en priesters
Geestelijken> dienaren van de kerk> hadden bepaalde voorrechten: alleen verantwoorden voor kerkelijke rechtbanken, geen belasting betalen. Ook waren ze heel invloedrijk in de vroegmiddeleeuwse samenleving. Geestelijk waren de enige die konden schrijven en daarom hadden vorsten vaak bisschoppen als adviseurs. In allerlei documenten kom je sporen v/d godsdienst tegen. Kerken&kloosters kregen veel bezit uit schenkingen en testamenten van mensen die op deze manier in de hemel wilden komen. Economisch waren de kloosters belangrijk bij het beheer van domeinen en het ontginnen van nieuwe grond. Er waren in de Middeleeuwen 2 soorten geestelijken, de seculiere en reguliere geestelijken. De seculiere woonde tussen de mensen en de reguliere waren monniken/nonnen.
Seculiere geestelijken
De seculiere geestelijken verdelen we in verschillende rangen. Priesters ontvingen de tonsuur, waarbij een deel van het hoofdhaar werd weggeschoren. Sommige priesters hielden toezicht op gewone priesters. Een paar priesters hadden een vooraanstaande plaats, zoals die van Rome, Antiochië, Jeruzalem, Constantinopel en Alexandrië. De bisschop van Rome, de paus, stelde dat hij de hoogste in rang was omdat de kerk van Rome was gesticht door Petrus en Paulus. De oostelijke bisschoppen waren het hier niet mee eens en de spanning tussen deze twee bleef totdat de Griekse en Romeinse kerk in 1054 definitief uit elkaar ging. Sinds dit schisma staat de rooms-katholieke kerk los van de oosterse kerken. Door de samenwerking met de Frankische hofmeiers en koningen kregen pausen een belangrijke beschermheer tegen omringende vorsten. Vanaf de 9e eeuw gedroegen veel pausen zich niet beter als politieke leiders. Pausen leefden samen met vrouwen, sommigen vermoorden hun tegenstanders, een enkeling werd zelfs door het woedende volk vermoord. Er was in de 10e eeuw wel een beweging op gang gekomen om de hele rooms-katholieke kerk te zuiveren en de paus nieuw gezag te geven.
Monniken
Monniken leefden meestal een sober leven van bidden, kerkdiensten en werken in een klooster. Zij volgden dan een kloosterregel. De bekendste is aan Benedictus van Nursia. De 3 hoofdpunten van die regel zijn armoede, het celibaat(geen seks) en gehoorzaamheid aan de abt. Verder moest het klooster zoveel mogelijk in de eigen behoeften voorzien en mochten monniken niet nodeloos op reis gaan. De monniken zeiden gebeden volgens een vast patroon. Omdat een klooster als domein autarkisch was, moesten de meeste monniken hard werken. De kloosters waren niet alleen het centrum v/e domein, ze boden ook onderdak aan reizigers en waren vaak de enige plaats waar zieken konden worden verzorgd. Ze hadden vooral een geestelijke taak: bidden voor de mensen. In kloosterscholen werd niet alleen lesgegeven, maar werden ook teksten overgeschreven die noodzakelijk waren voor de kerkdienst. Ook de boeken uit de Latijnse Oudheid schreef men over; we danken het voortbestaan van de klassieke literatuur vooral aan dit monnikenwerk.
4.1 Hoe kwamen de steden tot bloei?
4.1.1 Ontginnen en jaarmarkten.
Omstreeks 1000 n.C.>Snelle bevolkingsgroei>Na enkele eeuwen verdrievoudigd.
Einde 10e eeuw>Grote delen Europa woeste gronden werden landbouwgebieden >Moeras werd drooggelegd, sloten in veengebieden, bossen&hellingen van bergen werden in gebruik genomen> Nederland. Nederland>grond moerassig>eerst gebied achter de duinen in cultuur>toen veengebieden drooggelegd moesten worden>grote ondernemingen, veel samenwerken, goed afspraken, overlegd worden>ontstaan Nederlandse poldermodel. Pas ontgonnen gebieden bestonden uit arme grond. Boeren gebruikten een zwaardere ploeg, en ook het drieslagstelsel werd toegepast.
Handel
Meer eten>samenleving kon mensen vrijmaken voor andere beroepen>sommige in nijverheid, anderen werden handelaar. Na enkele eeuwen bloeiende internationale handel. Europese handel tot bloei in Italiaanse steden(Venetië, Genua, Pisa)>men ontwikkelde contacten met Byzantijnse Rijk en Midden-Oosten. Vanaf Italië handelsroute via Frankrijk, Duitsland, Vlaanderen naar Engeland. In Vlaanderen en Noord-Frankrijk ontstond een concentratie van steden waar laken werd gemaakt van Engelse wol. Andere steden groeiden langs de kust van de Oostzee, waar in de 13e eeuw de Duitse Hanze ontstond, een verbond van handelssteden met als centrum Lübeck(Deventer, Kampen, Zwolle). Steden waren voor voedingsmiddelen afhankelijk van het omringende platteland en omgekeerd was platteland voor producten van nijverheid aangewezen op de steden. Verband tussen handel en steden> Handelaars hadden steden nodig. Kooplieden reisden liever niet in de winter>vast punt nodig om voedsel op te slaan. Veiligheid kon men vinden bij stenen bouwwerken. Meer veiligheid bood een kasteel met dikke muren. Landsheren zagen in dat de komst van handelaars voor hun gebied welvaart met zich meebracht>probeerden deze mensen aan te trekken door bij hun vesting een jaarmarkt te houden>er ontstonden nederzettingen van handelaars en ambachtslieden rond de dikke muren.
4.1.2 Stadsrecht en werk.
De nieuwe omwonenden hadden weinig aan de rechtsregels die in het gebied van de landsheer gebruikelijk waren. Stedelingen wilden wetten die de samenleving in hun wijk regelden en die snel konden worden toegepast als er een conflict over handel was. Vaak sloten ze met elkaar een verbond onder ede om samen te gaan onderhandelen met de graaf of de bisschop. Eerst kregen ze privileges, maar beter was het contract waarin stond dat ze zelf regels mochten maken en eigen rechtspraak mochten houden(stadsrecht). Landsheer wilden rechten geven als hij er wat voor terugkreeg: financiële en militaire steun. Zo werden heren en steden bondgenoten. Als er ook nog een muur om de stad heen werd gebouwd was er meer veiligheid voor de burgers maar ook nieuwe versterking voor de heer.
Bestuur
De landsheer wees een groep mensen aan om de stad te besturen en recht te spreken(schepenen). Voorzitter van de schepenbank was de schout of baljuw. Door vonnissen te vellen namen de schepenen besluiten. Als ze nieuwe vonnissen moest uitspreken, baseerden ze zich op vroegere beslissingen en uiteindelijk stelden ze algemene normen op. Zo ontwikkelden zich uit de rechtsspraak nieuwe wetten(keuren). De inwoners wilden een bestuur van zichzelf hebben. Ze stelden een vroedschap op o.l.v. een of meer burgemeesters> hielpen de schepenen bij het bestuur en vaak ook bij de rechtsspraak. Deze functies bleven binnen de voorname families in de stad, het patriciaat. Er waren verschillende groepen stedelingen: mensen met burgerrecht, zij hadden andere rechten dan boeren en werden op een andere manier door de overheid beschermd. Ook waren er inwoners zonder burgerrecht.
De gilden.
Kooplieden die in dezelfde goederen handelden, stichtten een gilden om hun belangen te behartigen. Later vormden ook ambachtslieden hun gilden. Je kon alleen in een gilde als je de meesterproef had volbracht. De doelen van de gilden waren:
Economisch: het bevorderen van een goed bestaan voor de leden. Het gilde beperkte de concurrentie door het aantal leerlingen, de werktijden, de prijzen en grondstoffen vast te stellen.
Sociaal: het zorgen voor zieke of bejaarde leden, weduwen .
Godsdienstig: de broeders hadden vaak een altaar van de beschermheilige van hun beroep en vierden samen zijn naamdag.
Verdediging van de stad: de mannen oefenden samen met wapens en liepen wacht op een deel van de muur.
Cultureel: feesten.
In enkele steden kwamen de gilden af en toe in opstand tegen het patriciaat en hun invloed op het stadsbestuur werd officieel vastgelegd. Men noemde die steden ook wel gildendemocratieën.
Slot.
Door ontginnen en door technische verbeteringen in de landbouw was de bevolking gegroeid.
4.2 Waardoor kreeg de kerk grote macht?
4.2.1 De kerk wordt sterk.
In de 11e eeuw ontstond een beweging die de misstanden wilde aanpakken. Naar paus Gregorius VII noemt men deze stroming wel de Gregoriaanse beweging. De kerk heeft weinig gezag omdat:
1. Ze hadden voedsel nodig>trouwen>vrouw op land.
2. Keizer/koning gaat bisschoppen kronen.
3. Er zijn teveel pausen.
De Gregoriaanse beweging heeft indirect vier gevolgen gehad:
1. Kruistochten;
2. Bedelorden, kloosterlingen gaven bezittingen op
3. Ketters: stromen die afwijken geloofsleer.
4. Inquisitie: vervolgen ketters in opgerichte rechtbanken.
Kruistochten.
Motieven kruistochten:
- Beter bestaan;
- Vergeving van zonden;
- Macht, roem en rijkdom;
- Uitbereiding macht van de Paus;
- Avontuur;
- Verdrijving van de heidenen uit het Heilige land.
Maart 1095 :gezanten tezamen in het pauselijke hof>vroegen hulp tegen de Turkse stammen. Urbanus II in kerkvergadering Clermont>heilige land voor de christenen veroveren. De Paus> hie vrijwilligers kruistocht. Opkomst groot, 3 redenen:
1. Beter bestaan in Palestina;
2. Belofte vergeving voor zonden;
3. Ridders en edelen kans op macht en roem.
1096 1e kruistocht, geen verenigd tegenstand door onderlinge oorlog moslimstaatjes.
1099 Jeruzalem ingenomen. Nog nooit zoveel doden ongelovigen volgens Willem van Tyrus.
Samenwerking moslims heroveren van gebieden.
7 grote kruistochten + paar kleinere.
Niet altijd oorlog. Overname Arabische leefstijl, soms zelfs vrienden.
1291 Akko verloren, laatste stad kruisvaarders.
Gevolgen kruistochten:
• Italiaanse handelssteden rijk;
• Kennismaking hoge cultuur islam.
Een nieuwe bloei.
Invloed Arabische beschaving > Europese cultuur tot bloei. Kenmerk: navolgen van de Oudheid, Renaissance(Wedergeboorte van de klassieke beschaving). De Renaissance zou kunstenaars als Michelangelo en Leonardo da Vinci voortbrengen.
Bedelorden.
Stromingen onder Gregorius> Armoedebeweging belangrijk(franciscanen, dominicanen).
Franciscus van Assisi> 1206: al zijn bezitting weg> preken en bedelen> hij kreeg volgelingen> orderegel> al snel duizenden broeders.
Dominicus de Guzman> predikheren> preekten tegen ketters(preken belangrijker dan armoede)> deden aan onderwijs> belangrijke rol universiteiten&ontwikkeling wetenschap.
4.2.2. Brandstapels en ballingschap.
Gelovigen verwachtten veel van nieuwe geest van zuiverheid in de kerk> viel tegen> bisschoppen en abten werkten niet mee> teleurstelling> extra gevoelig voor godsdienstige ideeën die via de Balkan uit het Midden-Oosten kwamen.
In Noord-Italië en Zuid-Frankrijk> armoedebeweging katharen(Grieks zuiver)> ketter: iemand van wie men vindt dat hij afwijkt van de officiële geloofsleer. In Frankrijk veel aanhangers rond Albi> Albigenzen. Kenmerken geloof katharen:
- Verwerpen van al het stoffelijke, het bezit, het lichaam en krijgen van kinderen;
- Verwerpen huwelijk, doop, mis en biecht;
- Volgens de katharen had Jezus geen mens kunnen zijn.
Materiële wereld&lichaam verdorven> zoon god niet geboren ‘slechte’ lichaam Christus> Christus geen goddelijk wezen, alleen een afgezant van God> Kerk wees redeneringen af. Hoge geestelijken> katharen bedreiging> verschil zien tussen de welgedane katholieke prelaten en de katharen(armoede ideaal). Prediken en verbieden hielp niet> Paus Innocentius III 1209 gelovigen kruistocht tegen katharen. Armoedebeweging Waldenzen: Ieder vroom kon als priester optreden. Ook tegen hen trad de kerk streng op.
Inquisitie.
Onderzoek ketterij te weinig effect> 1227 onderzoekscommissie> Inquisitie> vooral franciscanen en dominicanen.
Pauselijke inquisitie onderzocht beschuldigingen met grote ijver> verdachten weinig rechten> gefolterd.
Inquisiteurs niet in 1e plaats om ziel medemens te redden> bekeren belangrijker dan straffen> bijna geen brandstapelstraf.
Ballingschap.
Pausen stonden 13e eeuw toppunt macht door Gregoriaanse beweging, kruistochten, bedelorden en inquisitie.
Bonifatius VIII> 1296 beweerde hij dat alle vorsten aan paus moesten gehoorzamen en geestelijken geen belastingen aan koningen> Franse koning liet hem arresteren> opvolger was Fransman en vestigde in Avignon i.p.v. Rome.
Pausen gehoorzaamden niet automatisch aan de Franse koning, verloren respect van veel gelovigen> Babylonische ballingschap van de pausen.
1 oplossing> terugkeren naar Rome> meerheid kardinalen spijt> koos een Fransman.
Jarenlang 2 pausen, gesteund door verschillende landen> westers schisma.
Poging kiezen gemeenschappelijke paus> jarenlang 3 pausen> 1417: 1 paus.
Gezag paus erg verzwakt> Iedereen ingezien eis opperste macht niet waargemaakt> Paus politiek figuur.
4.3 Hoe ontwikkelden zich de staten van Europa?
4.3.1. Het Duitse Rijk.
Duitse keizer benoemde systematisch bisschoppen als bestuurders over delen van zijn rijk. Meestal goede bestuurders, ook weleens minder respectabele mannen gekozen. Ambt niet erfelijk. Geven ambt door ring en staf(investituur). Gregoriaans beweging: kerk zuiveren, nieuwe leiders: bezwaar investituur door leken, moest door paus> investituurstrijd. Hendrik IV bleef bisschoppen benoemen. Greogorius zei dat hij enige macht had, 1076 liet Hendrik IV hem door Duitse bisschoppen afzetten> Paus liet Hendrik IV afzetten en in kerkelijke ban. Hendrik IV paus opzoeken vergiffenis. Paus kon als vertegenwoordiger heilige moederkerk niet blijven veroordelen> Hendrik opgenomen in kerk. Greogorius opnieuw afgezet> vluchten voor Hendriks soldaten> stierf op de vlucht. Hendrik en paus sloten akkoord: Concordaat van Worms. Degenen die in praktijk de bisschop kozen, waren de hoge geestelijken van het bisdom. Investituurstrijd> keizers machtsbasis kwijt> in Duitsland machtigste heren de 7 keurvorsten, 1273 eerst uit Habsburg familie, daarna vaker. Midden 15e eeuw> alleen Habsburgers, niet veel macht meer. Duitsland geen nationale staat.
De Nederlanden.
Nederland: Geen staat, rand Duitse Rand. Geschiedenis Middeleeuwen Nederland: ontwikkeling kleine naar steeds grotere bestuurseenheden. Karolingen gebied verdeeld in gouwen. Utrecht, Overijssel en Drenthe: bisschop wereldlijke macht. Friesland, Veluwe en Holland: bisschop raakte wereldlijke macht kwijt. Vanaf 9e eeuw> gouwen bij elkaar: Vlaanderen, Brabant, Holland en Gelre. Concordaat van Worms> keizer niet meer is staat bisdom Utrecht sterke bestuurders aan te stellen. Vanaf 12e eeuw> Gelre en Holland gebieden van Utrecht> bisschop door oorlogjes in diepe schulden. Omstreeks 1100> plaatselijke machthebbers Kennemerland noemen zich graven> breidden macht uit naar zuiden&Vlaardingen tol op scheepsverkeer. Holland&Zeeland kort na 1300 geërfd door graven van Henegouwen. Loop 15e eeuw dit gebied, net als Vlaanderen en Brabant, in handen van hertogen van Bourgondië. Filips de Stoute> Franse hertogdom Bourgondië. Zijn nakomelingen> effectieve manier terrein winnen: trouwden met erfgenamen en erfden gebieden als Vlaanderen, Holland en Brabant. Filips de Goede reorganiseerde in zijn landen de belastingen om een grotere bron van inkomsten te krijgen. In ieder gewest een rechtbank. Filips had plannen om op kruistocht te gaan. Gebieden hadden statenvergadering, schrokken van plannen, afgevaardigden praatten over een regentschap(Staten-Generaal). Nederlanden nog niet één staat: bijna geen gemeenschappelijk bestuur, niet één taal, gebieden niet aaneengesloten. Enige samenbindende element: Hert van Bourgondië was ook graaf van Holland enz.
4.3.2 Engeland tegen Frankrijk
Engeland bewoond door Angelsaksen. Engelse edelen benoemden Harold van Wessex tot koning na dood Edward, Hertog Willem kwam zijn deel opeisen. Willem de Veroveraar voerde na zijn overwinning het leenstelsel in, veel macht bij de koning. Centrale administratie, schatkist, ambtenaren. Rechtspraak zo georganiseerd> onder controle koning. Engeland al vroeg voorwaarden voor nationale staat. Franse koningen familie Capet maatregelen macht versterken: vaste belastingen, huurleger, afzetbare ambtenaren. 1328 Mannelijke Capets uitgestorven. 1337 Edward Frankrijk binnen troon opeisen. 1453 oorlog met onderbrekingen(Honderdjarige Oorlog). Veldtochten met daartussen lange periodes waarin niet gevochten werd. Franse kroonprins Karel VII zaken in 1429 slecht. Engelse koning(BABY) gekroond tot koning Frankrijk. Jeanne d’Arc> boerendochter> stemmen drietal heiligen. Karel> Meisje door hemel gezonden om hem de overwinning te bezorgen; zijn positie was zo wanhopig dat hij wel een wonder kon gebruiken. Geïnspireerd door Jeanne’s aanwezigheid deden de Fransen extra hun best. 1430 Jeanne gevangengenomen door vijanden en aan Engelsen uitgeleverd> ketter, brandstapel> Fransen bezwaar> 20e eeuw heilig verklaard. Haar optreden> veel betekend ontstaan nationaal besef Frankrijk. Meer dan de andere landen was Frankrijk een nationale staat geworden.
Begrippen&Tijdbalk H3&H4.
Begrippen.
Agrarische samenleving – Een maatschappijvorm waarin bijna iedereen werkzaam is in de landbouw.
Autarkie – Letterlijk ‘zelfvoorziening’, de economie van een dorp, stad, streek of land is onafhankelijk van andere economieën.
Baljuw – Vertegenwoordiger van de landsheer in de steden of op het platteland.
Burgerrecht – Recht waardoor de burger van een stad werd beschermd.
Concordaat van Worms – Verdrag tussen keizer en paus, waardoor er in 1122 een einde kwam aan de investituurstrijd.
Domein – Landgoed dat bestaat uit een aantal boerderijen die onder dezelfde heer vallen.
Edelman – Lid van een meestal rijke en machtige familie, wiens positie erfelijk is. In de Middeleeuwen waren dit voornamelijk de leenmannen.
Feodaliteit – Systeem waarbij grond en rechten aan een leenman werden gegeven in ruil voor de belofte van trouwe dienst; ook leenstelsel en feodalisme genoemd.
Gilde – Vereniging van mensen met hetzelfde beroep, die samen hun belangen vertegenwoordigen. Meestal zelfstandige ambachtslieden.
Graaf – Bestuurder van een beperkt gebied, een gouw, vaak feodaal.
Hanze – Verbond van handelssteden langs de Oostzee en de Noordzee.
Hedsjra – De beroemde vlucht van Mohammed naar Medina.
Hertog – Bestuurder die een groot gebied in leen heeft.
Hofmeier – Oorspronkelijk het hoofd van de huishouding van de koning van het Frankische Rijk, later een soort eerste minister.
Honderdjarige Oorlog – Conflict tussen Engeland en Frankrijk met wisselende perioden waarin werd gevochten(1337-1453).
Horigen – Halfvrije boeren die recht hebben op hun grond, maar niet mogen weglopen.
Inquisitie – Kerkelijke rechtbank die ketters berechtte.
Investituurstrijd – Conflict tussen de keizer en de paus over de benoeming van bisschoppen.
Jihad – Het uitbereiden van de islam door een heilige oorlog tegen de ‘ongelovigen’.
Karolingen – Familie van hofmeiers, later koningen van het Frankische Rijk, vervolgens van Frankrijk, Duitsland en het middenrijk.
Ketter – Iemand die afwijkt van de officiële (geloofs)leer.
Keur – Rechtsregel die door het bestuur van een stad of door een gilde is vastgesteld.
Leenman – Iemand die een leen ontvangen heeft van een leenheer en trouwe dienst beloofd heeft.
Meesterproef – Een werkstuk waardoor iemand bewijst dat hij het vak meester is en waardoor hij lid kan worden van het gilde.
Merovingen – Koningsfamilie die tot ongeveer 750 over het Frankische Rijk regeerde.
Monnik – Een man die lid is van een kloosterorde.
Nationale Staat – Staat waarin mensen het gevoel hebben dat ze als volk bij elkaar horen.
Privilege – Voorrecht voor bepaalde personen of groepen.
Renaissance – Opleving van de cultuur vanaf de 15e eeuw; letterlijk ‘wedergeboorte’, namelijk van de Oudheid.
Ridder – Oorspronkelijk een strijder te paard, later een titel die ook door edelen werd gedragen.
Schepenen – College van rechters die zich ook bezighouden met het stadsbestuur.
Schout – Vertegenwoordiger van de landsheer in de rechtspraak; vergelijkbaar met officier van justitie en hoofd van de politie.
Stadsrecht – Het recht van een plaats op eigen bestuur en eigen rechtsspraak.
Staten-Generaal – Vergadering van de afgevaardigden van de drie standen van alle gewesten; krijgt later in de geschiedenis een ruimere betekenis.
Statenvergadering – Vergadering van de afgevaardigden van de drie standen in een gewest: geestelijkheid, adel en burgerij.
Vazal – Iemand die aan een heer trouwe dienst heeft beloofd.
Vroedschap – Bestuurscollege namens de burgers, ook stadsraad genoemd.
Tijdbalk.
476 – De Germaan Odoaker zet de laatste Romeinse keizer, Romulus Augustus, af. Centraal gezag verdwijnt na val Romeinse Rijk.
Rond 500 – Clovis breidt Frankische Rijk vanuit kerngebied België uit tot delen van Frankrijk en Duitsland. Hij bekeert zich tot het christendom.
500-600 – West-Europa valt van een urbaan-agrarische samenleving terug in een agrarische samenleving.
570 – Mohammed, stichter van de islam, in Mekka geboren.
622 – Hedsjra, vlucht van Mohammed naar Medina; begin van de islamitische jaartelling.
Rond 630-700 – Opvolgers van Mohammed, de kaliefen, veroveren Midden-Oosten en Noord-Afrika.
690 – Willibrord predikt het christendom in de Friese gebieden.
711 – De moslim Tarik steekt met zijn troepen over van Noord-Afrika naar Spanje.
732 – Slag bij Poitiers. Karel Martel houdt de uit Spanje oprukkende moslims tegen.
754 – Bonifatius bij Dokkum vermoord.
843 – Verdrag van Verdun: het Frankische Rijk wordt in drie stukken verdeeld.
1054 – Scheuring(schisma) in het christendom tussen de Grieks-orthodoxe(Oost-Romeinse Rijk) en de Romeinse of roomse kerk in het westen.
1066 – Willem de Veroveraar verovert Engeland.
1076 – Hendrik IV vraagt Gregorius VII in Canossa vergeving.
1096-1099 – Eerste kruistocht, christenen veroveren Jeruzalem op de Turken. De kruistochten duren tot 1192.
1100 – Eerste graven in de Nederlanden: Dirk en Floris.
1122 – Hendrik V en Gregorius VII beëindigen investituurstrijd met Concordaat van Worms.
13e eeuw – Ontstaan van de Hanze.
1206 – Begin franciscanen of minderbroeders.
1209 – Kruistocht tegen de Zuid-Franse ketters: de katharen.
1273 – Eerste Habsburger wordt keizer van het Duitse Rijk.
1300 – Holland en Zeeland onder Henegouwen, later onder Filips de Goede, hertog van Bourgondië.
1309-1377 – Babylonische ballingschap pausen in Avignon.
1337-1453 – Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland.
1378-1417 – Westers schisma; twee concurrerende pausen.
1430 – Jeanne d’Arc op de brandstapel.
1453 – Einde van het Oost-Romeinse Rijk.
1464 – Staten-Generaal voor het eerst bijeen
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
Hey Ansjelaa,
Wat heb je een paar mooie samenvattingen geschreven, zeg! Echt ongelooflijk goed.
Ik heb heel veel aan de samenvattingen gehad. Enorm bedankt!
14 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Echt een supersamenvatting!
Ik hoop dat ik hier mee een voldoende haal.
Erg bedankt
14 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
top samenvatting. nu hopen op een voldoende
14 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
Ik heb geen mening over deze samenvatting.
14 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
Top samenvatting, Love You
14 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
beter werk dit, een 8
13 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Ontzettend bedankt. Dit hielp heel erg om alles nog eens goed op een rijtje te krijgen. Het beste.
13 jaar geleden
Antwoorden