HOOFDSTUK 3
De wereld in de tijd van monniken en ridders
Middeleeuwen: periode van 500 tot 1500 n.Chr. Tussenperiode tussen klassieke oudheid en nieuwe tijd. Verdeeld in 2 periodes:
- vroege middeleeuwen
- tijd van monniken en ridders (de twee overheersende groepen in West-Europa)
Geestelijken: vaak afkomstig uit adellijke families, overheersten de boeren
Na de val/opsplitsing van het Romeinse Rijk:
- In Arabie ontstond een groot Islamitisch Rijk.
- In Oost-Europa bleef de hoogontwikkelde Gr-Ro-cultuur bestaan.
- Verdween de landbouwstedelijke samenleving voor een zelfvoorzienende samenleving met hofstelsel en horigen. Veel oorlogen door invasies uit het Noorden (Vikingen) en Oosten Hongaren)
- Het Christendom verspreidde zich door Europa, waardoor de oorlogen in de 10e eeuw afnamen.
3.2. Hofstelsel en horigheid
1. De agrarisch-urbane cultuur (landbouwstedelijke samenleving) werd vervangen door een andere agrarische cultuur. Welke?
Een zelfvoorzienende agrarische cultuur. Dat is een agrarische cultuur waarbij iedereen op het platteland woont en er alles van het land haalt om van te leven. Er is geen handel met de buitenwereld.
Autarkisch= mensen leefden van de opbrengst van het land en consumeerden het grootste deel zelf.
2. Hoe werd deze georganiseerd?
Via hofstelsel en horigheid. Grootgrondbezitters heersten over grote stukken land en over horige boeren die hun grond niet mochten verlaten. De boeren werden onderdrukt door de adellijke heren. Ze waren niet helemaal rechteloos, want ze hadden wel vaak land.
3. Hoe ontstond deze nieuwe cultuur? In welke periode was deze?
Na de val van het Romeinse Rijk werd het gebied opgesplitst en kwam er chaos en geweld in West-Europa met veel oorlogen. Van de steden bleven alleen restanten en ruines over. De handelaren en ambachtslieden waren verdwenen. Iedereen moest in de landbouw werken om te overleven. Armoedig bestaan.
Tussen 500-1000 n.Chr.
4. Hoe ontstond het hofstelsel?
Boeren mochten hun land niet verlaten om te voorkomen dat de agrarische productie nog verder zou dalen door de chaos na de val van het Romeinse Rijk. Voor de veiligheid gingen boeren zich onder bescherming stellen van een grootgrond-bezitter en moesten daarvoor allerlei verplichtingen aangaan, zgn. herendiensten.
5. Wat waren herendiensten?
Een of meer dagen op het land van de heer werken of als smid of timmerman, vrouwen spinnen of weven, eieren en graan leveren of andere betalingen in natura.
6. Hoe was een landgoed van een grootgrondbezitter ingedeeld?
In 2 delen:
- vroonland: land van de heer met hoofdgebouw en bijgebouwen (molen, weverij, brouwerij, opslagschuren), akkers en andere gronden (moestuin, wijngaard)
- hoeveland: land van de boeren met hoeve en gebruik van bossen, heidevelden e.d.
7. Wat was de rol van geld in de middeleeuwen?
Waarde bepaald door het metaal erin. Tijdens Romeinse Rijk belangrijk, vanaf 400 n.Chr. verdween geldverkeer in West-Europa → ruilhandel. Na 7e eeuw kwam geld langzaamaan weer terug in de vorm van zilveren munten. Zilveren Denarius was standaardmunt.
Lang bleven nog zelfvoorziening – ruilhandel – herendiensten bestaan.
3.3. Het feodale (bestuur)stelsel
8. Wat is het feodalisme (feodale of leenstelsel)?
Een heer geeft een stuk grond of (bestuurs)ambt te leen aan een dienaar (vazal of leenman). In ruil daarvoor zweerde de dienaar en leven lang trouw aan de heer. Meestal moest hij dan diensten leveren voor de heer tijdens oorlogen.
9. Hoe was dit stelsel georganiseerd?
De koning was voor het besturen van zijn rijk afhankelijk van anderen en probeerde edele heren aan zich te binden door trouw te laten zweren door stukken grond uit te lenen. Die edelen waren op hun beurt ook weer afhankelijk van nog lagere heren en deden dus hetzelfde. Elke leenman mocht zijn eigen gebied besturen, rechtspreken, mannen oproepen om te vechten etc.
10. Waarom ontstond dit stelsel?
- Er was niets meer over van het Romeinse bestuursapparaat. Heersers konden maar beperkt gezag uitoefenen op hun grote gebieden (o.a. door ontbreken van wegen) en waren afhankelijk van lagere heren.
- Daarnaast werden voor oorlogen ridders ingezet. De uitrusting van hen was duur en konden alleen maar betaald worden door adellijke- en rijke mensen. De koning had hen nodig en bond hen aan zich door land in leen te geven in ruil voor diensten voor oorlogen. Er was geen geldverkeer meer om mee te betalen, dus men betaalde met diensten.
- Die leenmannen deden hetzelfde met lagere heren enz. De lagere heren (en boeren) gingen vaak meevechten.
11. Waar ontstond dit stelsel?
In het Frankische Rijk van keizer Karel de Grote (Nederand/Belgie/Frankrijk/ Duitsland/deel Slavisch gebied en Balkan/Pyreneeën en Alpen/Noord-Italie)). Dit was het grootste rijk na de Romeinse overheersing. Karel de grote was de machtigste Europese vorst van de vroege Middeleeuwen.
12. Wat was het nadeel van dit stelsel?
Het gezag versnipperde en de keizer kon niet goed in de gaten houden wat er allemaal in zijn rijk en met zijn land gebeurde. Vazallen gingen hun grond nalaten aan familie (wat eigenlijk niet kon want het land was geleend) en zo ontstonden in het grote rijk allemaal kleine rijkjes met eigen kasteelheren met veel macht.
3.4. Christendom in Europa
13. Waarom was het voor Christenen belangrijk om het christendom te verspreiden?
Volgens de Bijbel moesten de volgelingen van God alle volkeren tot zijn leerling maken en dopen in zijn naam. Zij zagen de bekering van de heidenen als plicht van naastenliefde.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
C.
C.
Thanks (:
7 jaar geleden
Antwoorden