Hoofdstuk 3: De tijd van monniken en ridders

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1303 woorden
  • 24 november 2014
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 3

va 2e eeuw monniken en nonnen

450 monniken nemen het geloof mee naar Ierland(buiten het Romeinse rijk), omdat het in Brittannië verdreven was door de Saksen.

466-511 Clovis

480-547 Benedictus van Nursia

481 Clovis aan de macht

496 won de Frankische koning Clovis een veldslag en zag het teken van god. Hij en zijn soldaten lieten zich dopen. Dit was een keerpunt voor het christendom.

600 ontstaan islam/terugkeer van christendom in Brittannië

610 opdracht aan Mohammed om profeet te worden

622 Mohammed werd verdreven uit Mekka

632 overlijden Mohammed

650 expansie Arabieren stopt

656 Aïsja organiseert opstand tegen Ali

711 staken de Arabieren over naar Europa

732 Arabieren werden verjaagd door de Franken

1000 Turkse moslims veroveren de rest van het Byzantijnse rijk.

1453 verovering Constantinopel door Turkse moslims. Daarna onderwierpen ze Zuidoost-Europa

1492 Christen heroverden hun rijk van de moslims (reconquista)

3.1 ontstaan en verspreiding islam

610 kreeg Mohammed (?-623)de opdracht van Allah om profeet te worden. Allah gebruikte engel Gabriël als doorgeefluik aan Mohammed. De volgelingen onthielden wat Mohammed zei en maakten daar de koran van. Jihad; streven naar de uitbreiding van de islam. Moslims hadden net als christenen het doel om hun geloof te verspreiden. De islam is een godsdienst van heersers. Mohammed moest recht spreken, veiligheid waarborgen en veel raad geven. Hij werd daardoor machtiger en werk in 622 verdreven uit Mekka. Mohammed ging naar medina. Dat is de eerste islamitische staat. Vanuit Medina veroverde hij Mekka. Na zijn dood ging de macht over op een kalief (belangrijke opvolger). Toen breidde het rijk zich snel uit. Ze veroverden het Perzische rijk en Egypte, Syrië en Palestina.

650 stopte de expansie van de Arabieren. Ze voerden onderling oorlog. Ali, Mohammed schoonzoon en neef, werd vermoord. De Ommayyaden, een familie uit Mekka, hadden de macht en vonden dat de titel van kalief van vader op zoon moest gaan(dynastie). De sjiieten waren de volgelingen van Ali en vonden dat het in de familie moest blijven. Soennieten steunden de Ommayyaden en onderdrukten de sjiieten. De sjiieten waren in de minderheid.

Pas toen de Arabieren in 711 werden tegengehouden door de Franken, stopte de expansie van het rijk. Het rijk werd verdeeld in staatjes waar een sultan of emir heerste. Moren; moslims in Portugal en Spanje. Ondanks dat het rijk een beetje stil stond bleef het wel een eenheid.

De arabieren waren eigenlijk erg vriendelijk. Wanneer ze een rijk veroverden, mochten de mensen hun eigen geloof blijven uitoefenen. Zolang ze profeet Mohammed maar niet beledigden. Ze vernietigden ook hun cultuur niet. Ze maakten er juist gebruik van, door literaire en wetenschappelijke werken te laten vertalen in het Arabisch.

Aïsja was de 2e of 3e vrouw van Mohammed. Hij had een monogaam huwelijk, maar na 25 besloot hij toch met meerde vrouwen te gaan. Zij is belangrijk omdat moslims haar zijn als de leidster van het geloof. Zij verving Mohammed als hij er niet was. De sjiieten vinden haar niet leuk, omdat zij in 656 een opstand tegen Ali organiseerde. 

3.2 ontwikkeling in West-Europa van landbouwstedelijk naar landbouwsamenlevening

de West-Europese samenleving was in 500-1000 een beetje zielig. Er bestond totale autarkie(zelfvoorziening). Ambachtslieden waren samen met de steden verdwenen. Handel was niet mogelijk, omdat er geen overschotten waren en omdat het te gevaarlijk was van handelaren om te reizen. Als er handel was, dan was het ruilhandel, omdat er bijna geen geld meer in de omloop was.

​In de 3e en 4e eeuw verboden keizers de boeren hun grond te verlaten uit angst dat de voorraad op zou raken. De overheid raakte verzwakt en kon de boeren geen bescherming meer bieden. Daarom gingen boeren naar een heer. In ruil voor bescherming leverden zij herendiensten en betaalden zij belasting(voedsel). Horigen waren halfvrije mannen. Zij mochten allen hun geleende land verlaten als de heer daar toestemming voor gaf. Dit is heet hofstelsel. Beeld; 1 deel van de heer; akkers, groentetuin, molens, wijngaard, hof. Andere deel van de boeren; bos voor vee en om hout te sprokkelen, huisjes.

Als iemand, een klooster bijv., veel domeinen had dan werkten daar rentmeesters. Zij inden de belastingen.

3.3 feodale verhoudingen in het bestuur

Het Romeinse bestuur verdween, omdat nog maar weinig mensen konden lezen en schrijven. Daardoor konden er geen wetten uitgeoefend worden. Er was weinig geld in omloop. Daardoor konden vorsten geen belasting innen of militairen en bestuurders betalen.

Rond 500 waren in West-Europa Germaanse koningen aan de macht. In 481 werd Clovis koning in een klein gebiedje in België. Door andere machthebbers te vermoorden, breidde hij zijn rijk uit. Hij had een goot rijk. Toen dat na zijn dood(511) verdeeld werd onder zijn vier zoons, brak er oorlog uit. Alle zoons wilden het hele rijk. Zo ging dat nog een paar generaties door. In de 8e eeuw krijgt Karel Martel het rijk in handen. Zijn kleinzoon Karel de Grote breidde het rijk nog verder uit. Hij had zo'n groot rijk dat de paus hem in 800 tot keizer benoemde. Voor het eerst was er weer in keizer in 300 jaar.

Het feodale stelsel was niet gebaseerd op wetten, maar op persoonlijke banden. De koning beloonde zijn soldaten met grond, omdat er geen geld was om te geven. Karel de Grote verdeelde zijn rijk onder hertogdommen en graafschappen. Deze vazallen moesten namens hem recht spreken, militairen oproepen enz. in ruil kregen ze ambt te leen. De vazallen(leenmannen) waren lastig te controleren. Daarom trok de koning ook rond. Karel lukte het redelijk om ze in toom te houden, maar na zijn dood beschouwden de leenmannen hun geleende land als hun eigen. In de 9e eeuw gingen hertogen en graven zelf land en ambt in leen uitgeven. Zo kreeg iedereen macht en viel het rijk uiteen in het Duitse en het Frankse rijk. Vooral de Franse koning had weinig over zijn vazallen te zeggen.

In de 8e eeuw krijgen ridders betere uitrusting. Dat kost geld, maar gelukkig zorgen de leenheren daar voor. Zij leveren ook sterke boerenjongens. Zo verdedigden ze hun burcht. In 1000 ontstonden ridderschappen, waar verwacht werd dat de jongens zich ridderlijk gedroegen.

Karel de grote (742-814). wij weten veel over hem omdat zijn dienaar een biografie over hem schreef

  1. 3.4 verspreiding van het christendom in Europa

1De Rooms-katholieke kerk werd geleid vanuit Rome door de hoogste bisschop; de paus.

2In het Oost-Romeinse rijk ontstond de byzantijnse of Grieks-orthodoxe kerk die vanuit Constantinopel werd geleid door de keizer.

De pausen vonden dat de keizers alleen maar wereldlijke macht hadden. Zij hadden zelf hun geestelijke macht van Christus gekregen. Dit word de tweezwaardenleer genoemd. Hierdoor ontstond een schisma(scheuring) in het oost en westelijke gedeelte van het Oud-Romeinse rijk.

450 monniken nemen het geloof mee naar Ierland(buiten het romeinse rijk), omdat het in Brittannië verdreven was door de Saksen.

in 496 won de Frankische koning Clovis een veldslag en zag het teken van god. Hij en zijn soldaten lieten zich dopen. Dit was een keerpunt voor het christendom. Helemaal omdat zijn opvolgers dat ook deden en de koning en het christendom zo allebei macht kregen.

Al vanaf de 2e eeuw waren er monniken en nonnen. Vanaf de 6e eeuw volgenden zij de voorschriften van Benedictus. Armoede, werken en bidden(celibaat). Ze gehoorzaamden strikt het abt; het hoofd van het klooster. Door de opsplitsing trokken zij zich nog verder terug.

Ierse monniken brachten in 600 het christendom terug in Brittannië. Tegelijk stuurde de paus er missionarissen heen. In het west Duitse rijk verzetten de friezen en noord-duitsers zich met geweld. Pas onder leiding van Karel de Grote werden ze definitief bekeerd. Ze werden met harde hand onderworpen, Karel tolereerde geen geweld tegen de kerk.

Na Karels dood werd het wat rommelig. Maar toen de Hongaarse, Poolse en Scandinavische koningen zich ook bekeerden in 1000 werd het rustiger.

Keizer Constatijn was slim. Om niet gelovigen ook te laten bekeren liet hij hun feestdagen gelijk lopen met die van de christenen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.