Het Tijdvak
- 500 – 1500: Middeleeuwen, tussenperiode tussen de Klassieke Oudheid en de Nieuwe Tijd na 1500
- 500 – 1000: Vroege ME & Tijd van Monniken en Ridders
- Monniken en Ridder vertegenwoordigen de 2 overheersende groepen: Geestelijkheid en Adel
- Geestelijken waren afkomstig uit adellijke families, zij overheersten de 3e en grootste groep: de boeren
- ‘zij die bidden en zij die vechten’ is de adel en geestelijken en ‘zij die werken’ zijn de boeren
De wereld
- 500 – 1000: Groei van de wereldbevolking; 190 miljoen naar 300 miljoen mensen
- 662: er ontstaat een groot Arabisch Rijk en dit strekte zich uit tot Azië en Portugal (landbouwstedelijk)
- 750: Viel het uiteen, in Oost-Afrika bleef Ethiopië onafhankelijk en christelijk
- Er ontstonden grote Rijken zoals China (7e eeuw bloeiperiode) en Indonesië (hindoeïstisch-boeddhistisch)
Europa
- 500: 27 miljoen inwoners, in de 4e en 5e eeuw was de bevolking flink gekrompen (oorlog en ziektes)
- 1000: Een groei; 30 à 40 miljoen mensen
- De Grieks-Romeinse cultuur bleef bestaan en in Constantinopel werd de grootste kerk gebouwd (532)
- In de rest van Europa (niet Byzantijnse Rijk) was weinig over van de landbouwstedelijke samenleving
- 711: Islamitische Ridderlegers veroveren Spanje en Portugal en Frankrijk, maar werd verslagen in 732
- Infanterie (te voet) was het belangrijkste, totdat de cavalerie kwam (ruiterij) in de 8e eeuw
- 9e en 10e eeuw: Vikingen (Noormannen) hielden vanuit Scandinavië plundertochten land de EU kusten
- Eind 10e eeuw: De Vikingen, Hongaren en de Slavische volkeren bekeerden zich tot het Chr.
Nederland
- 500 – 1000: de NL’se bevolking was heel gering, maar vanaf de 7e eeuw werd het Frankische samen met het christendom uitgebreid, mede door de monnik Willibrord
- Ze waren onder het gezag van Karel de Grote en later van het Oost-Frankische Rijk
- De Vikingtochten leidden tot versterking van kloosters, kastelen, steden en feodalisme bij de kust
- 10e eeuw: eerste keer dat de naam Holland werd genoemd, maar pas na 1100 kreeg het definitieve vorm
§3.1 De opkomst van de Islam
Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
In 610 wilde de Arabische koopman mohammed zich in wanhoop van een bergtop afwerpen. Halverwege de berg hooorde hij een stem uit de hemel: ‘Mohammed, jij bent de gezant Gods en ik ben Gabriël.’ Mohammed keek en zag aan de einder een man. Na een tijdje wilde hij zijn gezicht afwenden, maar waar hij ook keek aan de horizon, overal zag hij hem weer. Zo begon een nieuwe godsdienst die in korte tijd grote delen van de wereld zou veroveren.
Mekka
- bekend om de Ka’Ba (grote zwarte kubus steen) hierheen kwamen de Arabieren om hun god te vereren
- Was een handelscentrum, eromheen waren strijden tussen rondtrekkende stammen
Mohammed
- Woonde in Mekka (610) en kreeg een visioen; weigerde 3x maar woorden stroomden uit zijn mond
- Mohammed was een profeet, wou zichzelf weer vermoorden maar G hield hem tegen
- Hij was analfabeet, zei gewoon de verzen, volgelingen leerde ze en daarna opgeschreven in de Koran.
- Boodschap in Arabisch, dus moest Koran ook in het Arabisch
Overeenkomsten met Jodendom en Christendom
- 1 almachtige God, gekend via een heilig boek,
- individueel leven na de dood met scheiden van goed en slecht
- Niet alleen geloven, ook eren, dan pas kwam je in het paradijs
- Joden stamden af van Abrahams zoon, Izak
- Arabieren stamden af van Abrahams zoon, Ismaïl
- Jeruzalem: Mohammed vloog er op een paard heen en klom naar de hemel, God zei: 5x per dag bidden
- Joden en Christenen werden met rust gelaten tegen betaling van speciale belasting, geen verzet
- Zolang ze Mohammed niet beledigde, dit was tolerant, kwam doordat ze ‘volkeren van het Boek’ waren
- ‘Onze God en jullie God is één.’ (ook al werd heidendom niet toegestaan)
Islam / Moslims
- Universele Godsdienst; boodschap gericht op de hele mensheid
- Jihad verplicht uitdragen; inspanning om de islam op aarde te verspreiden
- Begin jaartelling; 622 (Mohammed krijgt politieke macht in Medina)
- Hierdoor kon Mohammed heel Mekka veroveren zonder oorlog en bloed
- Kaliefen zijn de opvolgers
Verspreiding
- Het Perzische, Oost-Romeinse en het Byzantijnse Rijk werden veroverd (632-650)
- Grote expansie bij het Oost-Romeinse Rijk, Azië, Noord-Afrika, Constantinopel, Turkije, Spanje, Frankrijk
- De val van Constantinopel in het van Byzantijnse Rijk was t einde, Turken waren binnengedrongen (1453)
- HOE DAN ?
- Meerdere nomadenstammen, in hoog tempo, Hunnen en Mongolen bijv. (ruitervolken)
- Militair superieur, snelheid, hardheid, taaiheid, eenheid; verbonden door het geloof tegen ongelovigen
- Sneuvelen bij de Jihad; naar het Paradijs
- Arabieren namen cultuur over, niet vernietigen; overwinningen bleven in culturele opbloei
- Combinatie bouwkunst van Grieken; nieuwe architectuur
- Filosofische, wetenschappelijke en literaire werken werden vertaald in het Arabisch
- Europa was er niets bij, er waren succesvolle steden (Bagdad) schitterende metropolen
- Ze werden onderschat
- Tarik (Generaal) was superieur aan de Spanjaarden, erna was een eind aan burgeroorlogen en geloofsvervolging
§3.2 Hofstelsel en Horigheid
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorziendende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid. In vergelijking met de islamitische wereld maakte Europa in de vroege middeleeuwen een armzalige indruk. Van het Romeinse rijk waren slechts ruïnes over. De steden en de wegen waren goeddeels verdwenen. Handel en nijverheid waren er bijna niet meer. De gekrompen bevolking leefde op het platteland, in kleine eenheden die vrijwel volledig zelfvoorzienend waren.
Steden
- 20 % in de steden, meeste hadden 10.000 inwoners, alleen Rome had meer dan 1 miljoen inwoners
- De cultuur bloeide er, centra van regering, handel en nijverheid, landbouwstedelijk
- Vanaf de 4e eeuw waren er slechts restanten; bisschoppen voorkwamen de totale verdwijning (Rom-Rijk)
- West-Europese economie (500-1000) was agrarisch, iedereen op het land, behalve geestelijkheid en adel
- Handelaren en ambachtslieden waren weg met de steden, dus overblijfsel autarkisch: (onderdrukking)
- Hout; huis/vuur/werktuigen + Wol; kleding (handel was ruilhandel, honger en gebrek altijd op de loer)
Romeinse Rijk
- Landbouwbedrijven met slaven, maar ook zelfstandige vrije boeren, nieuwe klasse: halfvrije horigen
- 4e eeuw daling vd agrarische productie, bevoorrading in gevaar, ontstaan horigheid
- Voorkomen verdere daling; keizers verbieden boeren hun grond te verlaten; groeiende onveiligheid
- Boeren zochten bescherming bij een grootgrondbezitter en gingen de verplichtingen aan (+legertjes)
- Hofstelsel: ene deel was vroonland (van de heer) en andere deel was domein (hoevenland, boeren)
- Verplichtingen/Herendiensten: 1 of meer dagen per week op het land vd heer werken, diensten leveren als smid of timmerman, en vrouwen moesten spinnen of weven. Belasting in natura: ei/graan (soms geld)
- Hofmeiers (rentmeesters) waarnemen de zaken
- Hofstelsel en Horigheid waren in Europa overheersend, maar grote verschillen per hoven:
- Verplichtingen: verschil tussen herendiensten, of van domein, of zelfs per horige
- Gebied: omvatten een paar hoeven / grote gebieden
- Koningen, hoge edelen en kloosters konden wel tientallen grote domeinen hebben
Geld
- Waarde werd bepaald door de waarde van het metaal (goud, zilver en vooral koper)
- Vanaf 400 verdween in EU het geldverkeer door verval van de economie
- Geen verdwijning, wel schaars, weinig internationale handel in luxe producten
- Standaardmunt was de zilveren denarius (in West-Europa) vanaf de 7e eeuw (bescheiden opleving)
- Lang bleven zelfvoorziening, ruilhandel en herendiensten overheersen, lange duur nam het gebruik van geld toe, het verschilde sterk per plaats en tijd, niet constant
- In samenstelling & uiterlijk waren grote variaties, werd namelijk door zelfstandige muntmeesters gemaakt
§3.3 Het Feodale Stelsel
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
In 800 kroonde de paus de Frankische koning Karel de Grote tot keizer. Karel zou als heerser over de gehele westerse christenheid de opvolger zijn van de Romeinse keizers. Maar het verschil met de Romeinen was enorm. In de plaats van de verdwenen Romeinse overheid kwam een nieuw bestuurssysteem, dat daarvan grondig verschilde: het feodale stelsel
Vazallentrouw
- Romeinse Rijk werd bestuurde vanuit de centrale hoofdstad Rome, met ondergeschikte provincies
- De overheid zorgde voor veiligheid, handhaafde de rechten en beschikte over ambtenaren
- In de ME bleef er weinig van over; regels werden niet gevolgd omdat geestelijken als enige konden lezen
- Er waren geen goede wegen meer, koningen waren afhankelijk van lokale machthebbers die ze trouw lieten zweren, ook de potentaten zelf waren afhankelijk van vertrouwen voor bijv. bescherming
- De persoonlijke banden zijn de basis van het Feodalisme/Leenstelsel, het ging om trouw
- De heer gaf een stuk grond/ambt in leen aan dienaar/vazal/leenman in ruil van trouw en dienen
Karolingers
- Het Feodale Stelsel begon in het Frankische Rijk van Karel de Grote (hadden koninkrijkjes gesticht)
- Clovis veroverde bijna heel Gallië, na zijn dood viel het rijk niet uiteen, het had een serie sterke heersers
- Vooral Karel de Grote was de machtigste Europese vorst van de vroege ME, hij veroverde t/m Italië!
- Door technische verbeteringen waren Ridders te paard superieur aan het voetvolk, betere zwaarden etc.
- Alleen rijken konden het betalen, Karel nam ze door grond in leen te geven (maliënkolder, stijgbeugel)
- Karel verdeelde zijn rijk in een paar honderd Gouwen, die elk een graaf/hertog aan het hoofd kregen
- Ze werden zijn persoonlijke vazallen, ze moesten hem recht spreken etc. in ruil: belastingrechten etc.
- Karels dood zorgde voor versnippering, hij had veel gezag, dus door hem bleef het in stand
- De vazallen gingen hun leen zien als erfelijk bezit en dat lukte, ze gingen zelf land in leen uitgeven
- Gevolg: rond het jaar 1000 was de macht in handen van kleinere kasteelheren die ook belasting hieven
- Ambt/Grond in leen: belasting heffen, recht spreken en het onderdrukken van de bevolking met legertjes
Keizer
- Door Karel de Grote had West-Europa voor het eerst in 324 jaar een keizer
- Keizerstitel: zuiver symbolische titel, erfgenaam van de Romeinse keizers en leider westerse christenheid
- Zijn land werd verdeeld onder zijn 3 kleinzoons, het middenrijk kreeg de keizerstitel (Frankrijk)
- 881 veroverde de Duitse keizer Otto de Grote Italië en riep het Heilige Romaanse Rijk uit (Latijnse Chr.)
REACTIES
1 seconde geleden