Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2, Wetenschappelijke revolutie, Verlichting en Franse Revolutie

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 1976 woorden
  • 31 oktober 2010
  • 168 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
168 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie


H2. Wetenschappelijke revolutie, Verlichting en Franse Revolutie
1. Wetenschappelijke revolutie (1600-1820)

De wetenschappelijke revolutie in het begin van de Nieuwe Tijd hield een nieuwe manier van onderzoeken in, met als kenmerken:
1. Observeren, zelf waarnemen en kijken wat er gebeurt.

2. Experimenteren, zelf proeven doen.

3. Redeneren, nadenken over wat er gebeurt, daarna een conclusie trekken.

De nieuwe manier van onderzoeken in de Nieuwe Tijd verschilde op de volgende punten met de wetenschap in het Oude Griekenland:

1. Er werd meer geëxperimenteerd;

2. Het aantal onderzoekers was groter

3. De onderzoekers werken samen in een wetenschappelijke verenigingen.

4. De verenigingen betaalden experimenten.

5. De verenigingen werd gesteund door de overheid.


Verschil technologie en wetenschap:

Bij technologie denken we na over hoe we wetenschappelijke kennis in de industrie kunnen gebruiken. De wetenschap probeert er achter te komen waarom bepaalde zaken gebeuren.


2. Gevolgen van de Wetenschappelijke Revolutie.


1. De wetenschap gaat een belangrijke plaats in de samenleving innemen. De mensen begonnen te begrijpen dat het toenemen van kennis veel voordelen had. Op allerlei gebieden werd grote vooruitgang geboekt. Twee voorbeelden: dankzij onderzoek van Vesalius konden doktoren meer genezen en Newton ontdekte de zwaartekracht.

2. De West-Europeanen gaan de wereld overheersen dankzij allerlei uitvindingen zoals kanonnen en later ook stoomschepen en spoorwegen. Andere volken willen deze technologie graag overnemen.

3. Onderzoekers toonden tijdens de Wetenschappelijke Revolutie aan dat veel anders was dan men eeuwen lang had gedacht (bijv.: moet alle macht bij de koning zijn of mag de bevolking ook meebeslissen of moet de kerk zo veel invloed hebben?). Mensen gingen toen ook over andere zaken nadenken. Zo leidde de Wetenschappelijke Revolutie tot de verlichting.


3. Kenmerken van de Verlichting (1700- 1790, 18e eeuw)


Wat is de Verlichting?

Verlichting: is een 18e eeuwse filosofische stroming die alleen dingen accepteert die je met je verstand kan beredeneren. Uitgangspunt: beredeneren met je verstand (niet met geloof), erachter komen wat goed of fout is, wat waar of onwaar is. Volgens de onderzoekers van toen leefden de mensen in duisternis, omdat ze bijgelovig waren en te weinig wisten. De samenleving moest met het verstand worden onderzocht. Met hun boeken wilden de Verlichters de mensen meer kennis bijbrengen. Zo kregen de onderzoekers veel invloed op de mensen.


Filosofie: nadenken over het leven.


Bekende Verlichters

1. John Locke

2. Montesquieu

3. J. J. Rosseau

4. Voltaire

5. Adam Smith


De Trias Politica (ook de driemachtenleer genoemd) is een uitwerking van het idee van scheiding der machten binnen een staat. Het is een politiek systeem dat werd bedacht door de Franse Verlichtingsfilosoof Montesquieu.


1. Uitvoerende macht: staatshoofd (president of koning) + kabinet (ministers) die land besturen.

2. Wetgevende macht: volksvertegenwoordigers (bijv. Tweede Kamer) die wetten maken.

3. Rechtsprekende macht: onafhankelijke rechters die controleren of wetten worden nageleefd.


De kenmerken van de Verlichting zijn:

 De samenleving wetenschappelijke onderzoeken.

Door hun verstand goed te gebruiken konden de mensen de natuurwetten leren kennen. Eerst nadenken, dan pas geloven.

 Gelijkheid en een menswaardig bestaan voor iedereen.

De Verlichters vonden dat de mensen er recht op hadden ook tijdens het leven op aarde gelukkig te zijn. Zij vonden dat alle mensen gelijk zijn. Ieder mens had recht op vrijheid.

 Het volk hoort de macht in de staat te hebben

En niet de koning of de kerk. De mensen moesten in de landen afspraken maken over het bestuur van hun land en wat de rechten en plichten van de mensen waren (door middel van grondwet).

 Verering van de natuur

De Verlichters vonden dat er veel verkeerd was in de samenleving. De natuur kon de mens het goede leren. Dan zou er een einde komen aan slecht bestuur, aan onverdraagzaamheid en onwetendheid.

 Twijfel of de eigen kijk op de wereld de enige juiste was

Als er in het verleden en in het heden zo verschillend kon worden gedacht, hoe wiste je dan zeker dat je eigen kijk op de wereld de juiste was? In de ME bijvoorbeeld was er maar één waarheid: dat wat de Kerk zei.


Grote geleerde: Newton

Ontdekte: de leer van de zwaartekracht (alle hemellichamen trekken dingen aan), door de vraag te beantwoorden: waarom valt de appel uit de boom omlaag (op zijn hoofd) en niet omhoog.

Andere belangrijke zaken van Newton: hij ontwierp verbeterde lenzen, hij vernieuwde de wiskunde en hij ontdekte de werking van de getijden: eb en vloed.


Abolitionisme (ontstond in de 18e eeuw): het streven om slavenhandel en slavernij af te schaffen. Succes in de 19e eeuw: na 1800 werden in verschillende Europese landen de slavenhandel afgeschaft (Nederland in 1863).


4. De verbreiding van de verlichte ideeën


De ideeën van de Verlichters werden als volgt verbreid/verspreid:


1. In de encyclopedie van Diderot werd alle kennis van de mensen vastgelegd

2. Salons en koffiehuizen: in Frankrijk nodigde vrouwen van de bovenlaag van de bevolking onderzoekers en zakenlieden uit in hun salons. In Engeland gebeurde in koffiehuizen hetzelfde.

3. Schrijvers, boeken en tijdschriften: dankzij de uitvinding van de drukpers kwamen er naast boeken nu voor het eerst ook tijdschriften. Er werden bibliotheken opgericht.

4. Toneel: rondreizende toneel gezelschappen.

5. Ontduiking censuur: veel Verlichters ontdoken de censuur (streng toezicht door Kerk en Staat op datgene wat geschreven wordt). Bijvoorbeeld: zij schreven kritiek die zij hadden op hun eigen samenleving, in stukken over andere volken of verboden boeken werden in het buitenland gedrukt.

In Engeland en Nederland kon bijna alles gedrukt worden, in Frankrijk was de censuur niet zo streng.

6. Verlichte despoten: al in de 18e eeuw hielden enige verlichte despoten (koningen die de ideeën van de Verlichting een warm hart toedragen) bij het besturen meer rekening met de belangen van de bevolking dan andere koningen. Niet in Frankrijk, maar wel in bijvoorbeeld Pruisen, Oostenrijk, Rusland. Verlichters werden bijvoorbeeld aan de vorstenhoven in Pruisen uitgenodigd.

7. Franse Revolutie: vooral de Franse Revolutie droeg bij tot de verbreiding van de ideeën van de Verlichting. De Franse koning werd ten val gebracht. Pruisen en Oostenrijk vielen de Franse revolutionairen (burgers en soldaten) aan, maar verloren. Verlichtingsideeën werden zo nog meer bekend in Pruisen en Oostenrijk en daardoor in Europa.



5. De oorzaken van de Franse Revolutie


Bestuur in Frankrijk in de 18e eeuw: het oude Regime. Kenmerken:

 Autocratie (alle macht in handen van de koning)

 Ongelijkheid van mensen op politiek, economisch en sociaal gebied.

 Drie bevolkingslagen (standen): geestelijkheid, adel en burgers (steden) en boeren.


Oorzaken van de Franse Revolutie (waar waren de burgers en boeren ontevreden over):

1. De voorrechten van de geestelijkheid

 De kerk bezat 10% van het land in Frankrijk, terwijl de geestelijke 1% van de bevolking uitmaakten.

 De kerk mocht alle Fransen belasting laten betalen, terwijl de kerk zelf geen belasting hoefde te betalen. Kerk schonk af en toe wat aan de staat, zorgden voor onderwijs en hielpen armen.

2. De voorrechten van de adel

 Ongeveer 1.5% van de bevolking was van adel. Deze bezat ongeveer 20% van het land in Frankrijk.

 Ook de edelen hoefde bijna geen belasting te betalen.

 En de edelen kregen hoge functies in de Kerk, bij de overheid en in het leger.

3. De klachten van de boeren

 Ze wilde meer grond en eerlijker belasting.

 Zij wilden afschaffing van hun verplichtingen aan de adel (zoals onderhoud wegen en bruggen, deel oogst afstaan, tegen betaling verplicht gebruik maken van de molen en de bakkerij van de kasteelheer). Dit alles ondanks het feit dat ze eigenlijk vrij waren.

4. De klachten van de stedelijke werklieden

 Zij moesten vaak lang en hard werken onder ongezonde en onveilige omstandigheden.

 Het loon dat ze kregen was laag. Daarvan konden ze hun eigen eten, kleding en huis vaak niet betalen (eind 18e eeuw mislukte oogsten waardoor broodprijzen onbetaalbaar werden, gevolg onrust).

5. De klachten van de bourgeoisie (rijke burgerij in de steden: kooplieden, bankiers, doktoren, advocaten, rechters, professoren)

 Zij mochten geen belangrijke functies in de regering, het leger of de kerk uitvoeren.

 Zij moesten veel gaan betalen voor een adellijke titel.

 Zij betaalden veel belasting en adel en geestelijkheid nauwelijks.

 Er was geen vrijheid van meningsuiting of drukpers.

 De kooplieden hadden last van overheidsregels.

6. Het land wordt slecht bestuurd.

 De regering kon de schulden bijna niet meer betalen.

 Het ambtenarenapparaat werkte slecht. Veel hoge ambtenaren waren slecht geschikt.

 De rechtspraak in het land was oneerlijk. Mensen konden zomaar in de gevangenis gezet worden. Mensen uit de derde stand werden zwaarder gestraft.

 De koning bestuurde het land slecht. Vaak nam hij verkeerde beslissingen.


6. Na de bourgeoisie komen ook de armen in Parijs en de boeren komen in opstand


In 1789 riep de koning de Staten-Generaal bijeen naar aanleiding voorstel voor hogere belasting voor de adel. Adel en geestelijkheid wilden per stand hierover stemmen. Maar de derde stand (bourgeoisie/rijke burgers kwam in verzet en riep zichzelf uit tot Nationale Vergadering (soort parlement namens en voor het volk). Derde stand kreeg steun van lage geestelijkheid en enkele edelen en nam de macht over van de koning.


Koning sputterde tegen. Zei tegen hoge geestelijken en adel deel te nemen aan Nationale Vergadering, maar liet ook troepen (soldaten) naar Parijs komen.


Armen bewapenden zich (bestorming van de Bastille, 14 juli 1789, officieel begin van de Franse Revolutie) tegen soldaten en ook de boeren komen in opstand. Armen en boeren steunen bourgeoisie. Koning werd gedongen te verhuizen naar Parijs. Nationale Vergadering werd voortaan in Parijs gehouden . Parijse bevolking zich met gehele bestuur van Frankrijk.


7. De nationale vergadering gaat verder met hervormen

De voorrechten van adel en geestelijke werden afgeschaft. Er kwam een verklaring van de rechten van de mens en de burger en een grondwet in 1791.

De grondwet beperkte de macht van de koning en was gebaseerd op de ideeën van Montesquieu (zie schema bladzijde 45). In het kort:


 Wetgevende macht: Parlement wordt gekozen door kiesmannen (die worden gekozen door de Franse mannen die ouder dan 25 jaar zijn en bepaalde hoeveelheid belasting betalen). Parlement maakt wetten en keurt belastingen en uitgaven goed of niet.

 Uitvoerende macht: koning en ministers. Koning benoemt ministers (regering) en kan wetten maximaal 6 jaar tegenhouden. Ministers besturen het land.

 Rechtsprekende macht: door onafhankelijke rechters (wederom gekozen door de Franse mannen) en jury’s. Alle Fransen zijn gelijk voor de wet.


8. Verschillende groepen strijden tegen elkaar om de macht.


Twee groepen waren het niet met de bourgeoisie eens:

1. Reactionairen (edelen en hoge geestelijken gesteund door andere Europese koningen)

2. Radicalen (een klein deel van de bevolking die een republiek wilden in plaats van een monarchie). Bekende leider: Robespierre!!

Frankrijk raakte in problemen met het buitenland. Koning Lodewijk XVI probeerde ook te vluchten uit het land. Dat mislukte. Dit zorgde voor:

 De meeste mensen waren nu tegen de koning

 De angst voor een buitenlandse inval groeide.

Koning Lodewijk XVI werd later ook vermoord en afgezet. Vele Europese landen voerden oorlog met Frankrijk.


Nadat Lodewijk werd vermoord werd Frankrijk een republiek.


9. Radicalen verslaan hun vijand

De reactionairen vonden dat er genoeg veranderd was. De Radicalen wilden nog meer veranderen. Dankzij de steun van de arme Parijse bevolking kregen de Radicalen onder leiding van Robespierre vanaf 1793 de macht in de Nationale Vergadering.


 Zij stelden de vijanden van de Republiek terecht (met de guillotine). Periode wordt de Terreur genoemd.

 Zij verbeterden het bestuur in Frankrijk door goede organisatie.

 Zij verbeterden het leger door:

- Overal in elk deel waren afgevaardigden om te kijken of alle bevelen goed werden uitgevoerd.

- Er kwam een algemene dienstplicht.

- Het leger werd beter georganiseerd.


Buitenlandse landen werden verslagen. Beroemdste lied van de soldaten: de Marseillaise, later het Franse volkslied.


Tijdens de Terreur ook onschuldigen onder de guillotine. Gematigden en steeds meer radicalen willen einde Terreur. Robespierre en zijn aanhangers komen zelf onder de guillotine terecht.


10. Napoleon de nieuwe heerser van Frankrijk


De bourgeoisie wist de macht weer in handen te krijgen in de jaren 1795-1799. Ze waren tegen algemeen kiesrecht en tegen onderwijs voor iedereen.

Maar ook deze regering kreeg veel problemen:

 Frankrijk in oorlog met buitenlandse landen

 De nieuwe bestuurders dachten vooral aan wat goed voor hun was zelf en niet aan Frankrijk

 De Franse Adel probeerde met geweld de regering omver te werpen.


Opstand adel werd neergeslagen door Franse soldaten onder leiding van jonge Franse officier: Napoleon Bonaparte. Na enkele jaren wordt hij generaal en in 1799 grijpt hij de macht. Frankrijk wordt geregeerd door een één man.



 



REACTIES

J.

J.

dit is hoofdstuk 4 :$

12 jaar geleden

X.

X.

Nee hoor @jannna. Dit is gewoon Hoofdstuk 2

11 jaar geleden

L.

L.

dit gaat niet over de kenmerken van de verlichting ;).
dit zijn ze als je ze wilt weten:
1. door je verstand te gebruiken kun je de maatschappij verbeteren
2. ieder mens heeft recht op vrijheid en gelijkheid
3.je moet mensen met een andere geloof of opvatting respecteren
4. je moet mensen verlichten en bijgeloof bestrijden

ik hoop dat je hier wat aan heb, maar dit zin in ieder geval de 4 kenmerken

9 jaar geleden

K.

K.

Zeker mag niet Spinoza niet over het hoofd gezien worden, mogelijk moet hij op de eerste plaats genoemd worden. Zie onder andere de studie van Jonathan I. Israel: Radical Enlightenment, uitg. Oxford University Press

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.