Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2, Hitler en de NSDAP

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1800 woorden
  • 16 oktober 2004
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
78 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Geschiedenis Periode I Partijen SPD: socialistisch, parlementaire democratie, vijanden van de communisten. De socialisten wantrouwden de macht van de geestelijkheid. KPD: communistisch, wilde raden bestaande uit vertegenwoordigers van arbeiders en soldaten. DDP: de vooruitstrevende liberalen, democratisch, verloor bij de verkiezingen in 1920 veel zetels. Centrumpartij (en BVP): de katholieken, ze zagen de socialisten als bedreiging. NSDAP: fascistisch, deze partij heeft als ‘Führer’ Adolf Hitler. DNVP: conservatief en nationalistisch, de bovenlaag van de bevolking. De Republiek van Weimar De Republiek van Weimar was een parlementaire democratie; de Coalitie van Weimar bestond uit vertegenwoordigers van de SPD, DDP en de Centrumpartij. De Republiek van Weimar had veel tegenstanders: veel Duitsers stelden Weimar verantwoordelijk voor de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, het Verdrag van Versailles (‘Diktat’) en ook ontstond de ‘Dolkstootlegende’. De Duitsers waren niet vertrouwd met de democratische beginselen en volgens de nationalisten en de conservatieven werd het communisme niet goed bestreden, de communisten zagen het parlement als een goed standpunt om propaganda te maken. De soldaten, die terugkeerden uit de WOI, gaven de Republiek van Weimar de schuld van hun verloren vriendschappen en werkeloosheid. In 1925 was Duitsland haar economische moeilijkheden te boven gekomen. Maar in 1929 brak er in de VS een economische crisis uit, waardoor ze alle leningen gingen terugvragen. Veel bedrijven in Duitsland gingen failliet en er ontstond een grote werkeloosheid. In 1930 vielen de coalitiepartijen uiteen door de kwestie van de werkeloosheidsuitkeringen. Brüning werd Rijkskanselier en maakte gebruik van artikel 48 van de grondwet (‘In tijden van nood geen meerderheid nodig’). Deze crisis bleek gunstig te zijn voor de NSDAP.
Het fascisme Het fascisme wilde de parlementaire democratie afschaffen. De eerste fascistische leider was de Italiaan Mussolini. In 1919 richtte Mussolini een aantal politieke knokploegen op, die hij fasci di combattimento (strijdgroepen) noemde. Mussolini’s knokploegen groeiden uit tot een grote politieke partij, de Nationale Fascistische Partij, die in 1922 in Italië aan de macht kwa-men en binnen enkele jaren een einde maakte aan de parlementaire democratie. Het Duitse fascisme werd het ‘nationaal-socialisme’genoemd. De ideologie van fascisme Negativisme: de nadruk wordt vooral gelegd op waar men tegen is. Nationalisme: het belang van de eigen groep wordt voorop gesteld, het streven de identiteit van het eigen land te bevorderen en te benadrukken. De macht en roem van de eigen groep moeten vergroot worden. Mensen zijn ongelijk: de ‘hogeren’ moeten zich in één politieke partij verenigen om leiding te geven aan het volk. Leidersbeginsel: aan het hoofd met één Leider staan die denkt en beslist voor het hele volk. Ook zijn er op elk bestuursniveau leiders nodig. De leiders nemen besluiten en de mensen die onder hen staan gehoorzamen aan de leider boven hen. Totalitair: de fascistische partij beheerst alle uitingen van cultuur in de staat, de staat moest uitmaken wat goed en wat slecht is. Gevoel boven verstand. Verheerlijking van daadkracht en geweld
Het moederschap wordt verheerlijkt: vrouwen hebben tot taak veel kinderen voort te brengen en voor hun gezin te zorgen. Het belang van de eigen groep wordt voorop gesteld. Corporatieve staat: de maatschappij moet worden georganiseerd in beroepsgroepen (corporaties) - gaat concurrentie en de strijd tussen werkgever en werknemer tegen. De aparte kenmerken van de ideologie van het Duitse fascisme De rassenleer - de rassen werden in drie soorten verdeeld. • Één hoogwaardig ras: het Arische ras, waartoe de blanke volken van Europa behoorden (m.u.v. de Slavische volken), was in staat de mensheid vooruit te helpen. Alleen de Germaanse volken waren nog raszuiver, vooral het Duitse volk. • Minderwaardige rassen: de Slaven in Oost-Europa en de gekleurde bevolking van de niet-westerse wereld. Deze volken moesten werken voor het hoogwaardige ras. • Verderfelijke rassen: zigeuners en de Joden. Deze volken zouden de samenleving onderuit willen halen. Het antisemitisme (de haat tegen de Joden) ontstond doordat er een zondebok nodig was. ‘Lebensraum’ voor de Duitsers in Oost-Europa: Hitler wilde alle Duitsers in één staat verenigen en hij wilde leefruimte veroveren (Oost-Europa en Rusland) voor het Duitse volk (het Germaanse ras). Hij had een zogenaamde ‘Drang naar het oosten’. Achtergronden van het Duitse fascisme ‘Mein Kampf’: een ‘bijbel’ van de Duitse fascisten, geschreven door Hitler. Redevoeringen van Hitler en geschriften van andere Duitse nationaal-socialisten zoals Alfred Rosenberg, hij gold als de ‘ideoloog’ van het nationaal-socialisme. De nazi’s spraken niet van ideologie maar van ‘Weltanschauung’ (wereldbeschouwing). 19de-eeuwse invloeden op het Duitse fascisme. • De Romantiek: mensen van één volk vóélden zich met elkaar en hun woongebied verbonden, ze vormden een volksgemeenschap - gevoel boven verstand. • De ‘wetenschappelijke’ rassenleer van Gobineau - rassenleer met als hoogst het Arische ras. • Het sociaal-darwinisme: volgens Darwin was er een eeuwige strijd tussen de volken gaande, sommigen vervingen volk door het biologische begrip ‘ras’ - rassenleer. De NSDAP kwam aan de macht In 1923 werd door de NSDAP een mislukte staatsgreep gepleegd en Hitler kwam in de gevangenis. Toen Hitler in 1925 uit de gevangenis kwam, wilde hij de macht veroveren door een meerderheid in de Rijksdag. Na 1930 kreeg de partij door onvrede veel aanhang van de conservatieven. Uiteindelijk werd Hitler, door Von Hindernburg, in 1933 tot Rijkskanselier benoemd en Von Papen werd vice-kanselier, maar de conservatieven behielden wel hun meerderheid. Papen en Hindenburg hadden Hitler echter onderschat - Hitler wilde onafhankelijk zijn en voerde de Machtigingwet in, nadat ze in de nieuwe verkiezingen van 1933 de meerderheid hadden samen met de DNVP. De Machtigingswet hield in dat Hitler de wetten van het land kon opstellen, aannemen of afwijzen zonder toestemming van de rest van de regering. De Machtigingswet werd uiteindelijk aangenomen met ruim tweederde meerderheid. Terreur tijdens de verkiezingen en rond de aanname van de Machtigingswet

Angst rond de verkiezingen van Hitler en de aanname van de Machtigingswet. De SA was de persoonlijke knokploeg van Hitler. Rijksdaggebouw in brand: communist liep rond op de avond (van 26 op 27 februari 1933) van de brand en werd opgepakt. Paste bij het anti-communisme van de NSDAP. Hitler wordt Leider van het Duitse Rijk De vakbonden en politieke partijen werden uitgeschakeld en Hitler oefent veel terreur uit d.m.v. de SS en de SA. Nadat president Von Hindenburg overleed nam Hitler zijn bevoegd-heden over en werd de ‘Führer’ in ‘Derde Rijk’. Sterke punten van de NSDAP Hitler werd gezien als de redder in nood, ook heeft hij veel charisma. Populisme: er werd ingespeeld op de sentimenten die er leven onder de bevolking (boeren, arbeiders, middenstanders, anti-communisten)  d.m.v. propaganda. Zondebok: op de Joden werd alles afgereageerd. De SA en de SS: de voorstanders kregen zelfvertrouwen, de tegenstanders werden bang. Anti-communisme: er was een grote vrees voor een communistische revolutie. Zwakke punten van de tegenstanders van de NSDAP De conservatieven keken neer op Hitler en hun aanhangers: ze overschatten zichzelf en onderschatten Hitler. De gedachte dat de conservatieven Hitler in dienst hadden genomen, bleek een illusie. Toen Hitler Rijkskanselier eenmaal was geworden verliep de ‘nationale revolutie’ stormachtig. Er was toen niks meer aan te doen
De communisten bleven de Republiek en de SPD bestrijden, want ze verwachtten dat Hitlers machtsovername tot chaos zou leiden, waarvan ze zelf zouden profiteren. De socialisten onderschatten het nationaal-socialisme ook. Daardoor waren ze te weinig bereid tot samenwerking met de partijen van de katholieken en liberalen. Beloftes aan arbeiders en boeren De beloftes aan arbeiders werden nagekomen, door overheidsbemoeienis ontstond een uitbreiding van de industrie en de werkeloosheid verminderde sterk. De boeren werden verheerlijkt, maar krijgen het uiteindelijk niet beter. Het volk wordt gelijkgeschakeld Het voornaamste sociale doel van de nazi’s was de opbouw van een ‘volksgemeenschap’. Het volk moest een hechte eenheid vormen onder leiding van de Führer. Een van de middelen om dit te bereiken was het bijeenbrengen van de mensen in allerlei nazi-organisaties: De werkgevers en de werknemers werden in het Duitse Arbeidsfront gereorganiseerd. Kraft durch Freude zorgde voor ontspanning voor alle Duitsers. De Hitlerjugend (HJ) werd de jeugdorganisatie. De Rijksarbeidsdienst: Alle 18-jarigen moesten een jaar arbeidsdienst vervullen. Een ander middel tot gelijkschakeling was de beheersing van het onderwijs en de media: De scholen moesten de jeugd opvoeden in de geest van het nationaal-socialisme. Het ministerie voor volksvoorlichting en propaganda werd opgericht. Joseph Goebbels werd de nieuwe minister. Goebbels stelde een Rijkscultuurkamer in.
De SS wordt de machtigste terreurorganisatie De SS werd in 1925 opgericht ter bescherming van de NSDAP. In het begin was de SS een onderdeel van de SA, maar na ‘Nacht van de lange messen’ (30 juni 1934), waarin hoge SA-mannen en andere tegenstanders werden vermoord, kwam de SS rechtstreeks onder Hitler te staan. De taak van de SS werd de bescherming van het nationaal-socialisme d.m.v. het uitschakelen van de tegenstanders. Heinrich Himmler, de leider van de SS, kreeg leiding over de politie in Duitsland. Om nog meer macht ter vergaren bouwde de SS in de laatste jaren voor de oorlog een eigentroepenmacht op: de Waffen-SS. Joden De Joden werden stap voor stap uit de samenleving gestoten: Isolatie van de Joden (soms spontaan, soms door een bepaalde wet). • April 1933: Boycot van Joodse winkels afgekondigd, Duitsers mochten niet in Joodse winkels kopen. Ook werden de Joden uit allerlei beroepen ontslagen. • 1935: afkondiging van de Neurenberger wetten (wat wel en wat niet Joods is) waarin de Joden werd verboden te trouwen met personen van ‘Duits bloed’ en waarin Joden de rechten van een Duits staatsburger werden ontnomen. • 1938: alle openbare voorzieningen werden voor Joden verboden verklaard. Van isolatie naar uitsluiting. De Joden werden op transport gezet met het idee de Joden te dumpen (in Siberië en Madagaskar), maar dat mislukte. Dit gebeurde naar aanleiding van de Reichskristallnacht: een Duitse diplomaat werd door een Jood vermoord. In Wannsee was een conferentie waar de leiders van de NSDAP bij elkaar kwamen om te bespreken wat er met de Joden ging gebeuren  Endlösung (oplossing), ook wel Holocaust genoemd, was de oplossing: de Joden werden systematisch uitgeroeid. • Speciale Einsatzgruppen van de SS schoten de Joden dood. • Daarna ging de SS over tot de gaskamers. Het begin van de Tweede Wereldoorlog In maart 1939 bezette Hitler Tsjecho-Slowakije. Op 1 september 1939 viel het Duitse leger Polen binnen. Drie dagen later verklaarden Frankrijk en Engeland Duitsland de oorlog. Daarmee was de Tweede Wereldoorlog begonnen. In juni 1941 begon de Duitse aanval op de SU. Er werd een ‘Europese kruistocht tegen het bolsjewisme’ georganiseerd, omdat het leger van de SU veel groter was dan het Duitse leger. De Zigeuners Eerst werd er aangegeven wat zigeuners precies zijn - ‘mischlinge’ (mengeling) staat boven de volle zigeuner. Op een gegeven moment moesten ze sedimentair worden, ze moesten op één plek blijven. De zigeuners werden aan de willekeur achtergelaten i.t.t de Joden. De Slavische volken Deze volken behoorden tot de minderwaardige volken. Door ‘de drang naar het oosten’ wilde Hitler deze volken verdrijven. Hij ging ze vermoorden: ze werden doodgeschoten. Ook werden de Slaven naar kampen vervoerd, waar ze moesten werken of ze werden geëxecuteerd als ze vervelend waren. (De Duitser van het bolsjewisme van Lenin stom).

REACTIES

L.

L.

Best Wel Handige Informatie!.
Greetzz Lisa.,

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.