Hoofdstuk 2: Het romeinse rijk

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 3373 woorden
  • 26 februari 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

[Download het bestand voor de bijgevoegde schema's en afbeeldingen]

2. De klassieke oudheid

Athene in de 5e eeuw v.C.

Ÿ Athene was een polis/ stadstaat (stad die zichzelf bestuurt)

Ÿ In de 5e eeuw v.C. was Athene op het hoogtepunt van zijn macht ª het stond aan het hoofd van de Delisch Attische zeebond, een bondgenootschap van een groot aantal poleis die zich hadden verenigd

Š In de loop van de 5e eeuw ontwikkelde deze bond zich tot een Atheens Imperium

Ÿ Atheners gingen uit van het idee dat de burgers van een stad het recht hadden hun eigen stad te besturen

                Š Democratie: directe democratie ?

                ŠAlleen mensen die het Atheense burgerrecht bezaten, mochten rechtstreeks meebeslissen

ŠBurgerrecht voorbehouden aan de volwassenen, vrije mannen die van Atheense burgers afstamden

                Š Onderlinge gelijkheid

Ÿ Athene werd vroeger bestuurd door koningen en later door adel (aristocratie)

Ÿ In oorlogvoering waren gewone burgers ook steeds belangrijker: voetsoldaten > roeiers

                Š Invloed bij beslissingen over bijv. oorlog of vrede

Ÿ Atheense democratie: niemand kreeg teveel macht

                Š Volksvergadering

                               9  Elk jaar raad van 500 kiezen

Ÿ Ze waren bang dat 1 persoon teveel macht zou krijgen

                ŠOstracisme: wegstemmen van de politicus die volgens jou het meeste macht heeft

Denken over wetenschap en politiek

Ÿ Atheense denkers vroegen zich af wat het beste bestuurssysteem was : filosofen

                Š Natuurfilosofie, ethiek, politiek

                Š filosofie beschouwd als beging van de wetenschap

Ÿ 5e eeuw: hoe kunnen mensen het beste leven?

Ÿ Socrates: ergerde zich aan mensen die beweerden dat ze wel wisten

Ÿ Ander ‘denkpunt’: Hoe bestuur je polis?

                Š Plato: ‘’Wijze onpartijdige mensen moeten regeren.’’

                Š Aristotales: ‘’Alle burgers hebben een politieke taak.’’

Het rijk van Alexander de Grote

Ÿ Alexander erfde het rijk waarin Griekse steden ernstig verzwakt waren

Ÿ Poleis was nog onafhankelijk, maar feitelijk was hun autonomie ten einde

                Š Ze waren nauwelijks meer in staat hun eigen buitenlandse politiek te bepalen

Ÿ Alex wilde het hele Perzische Rijk veroveren

                Š Tijdgenoten waren zeer onder de indruk

                               9  Zoveel strijders zover van huis te voeden en te motiveren

                               9  Hoe wist Alex zijn macht te consolideren?

j Militair inzicht, doorzettingsvermogen en grenzeloos geloof in eigen kunnen

                                               k Speelde goed in op tradities van de landen waar hij regeerde

l Streefde doelbewust naar een gemengde elite en een gemengd Macedonisch-inheems leger

Hellenistische cultuur in Azië en Egypte

Ÿ Na Alex’ dood, veroverden Alex generaals delen van het rijk

                Š Ontstaan van Koninkrijken in Egypte, Azië en Europa onder diadochen

Ÿ ‘Vergrieksening’

                Š Migratie van Grieken naar het Oosten

                Š Hellenisme: de Griekse beschaving uit die tijd

Ÿ De verbreiding van de Griekse cultuur kende een aantal aspecten

                j Verandering bestuur voormalige Perzische Rijk

                               Š o.a. Grieks als bestuurstaal

                k Steden in het Oosten kregen Grieks uiterlijk

                l Verbreiding van Griekse beeldende kunst

                               Š Theaters, gymnasia en tempels

Ÿ Omgekeerd was er ook sprake van beïnvloeding

                Š Oosterse ideeën, goden en vormen

Het ontstaan en de uitbreiding van het Romeinse Rijk

 Ÿ De vernietiging van Carthago vormt onderdeel van de ontstaansgeschiedenis van het Romeinse Rijk

                j Behoefte aan veiligheid, macht en roem

                k Belasting innen

                l Krijgsgevangenen (> slaven)

Ÿ 3e eeuw: groot deel van Italië

Ÿ 2e eeuw: Rijk was op z’n grootst

Ÿ Expansie van het rijk begon al tijdens de Romeinse Republiek

                Š Gebruik van twee middelen:

                               j Diplomatie (bondgenootschappen)

                               k Het leger (in greep houden)

Ÿ Soms kregen volken het Romeins burgerrecht

                Š voorrechten

Ÿ Romeinen wereldwijd (Romeins Imperium)

Het bestuur van de Republiek

Ÿ Romeinse Rijk was eeuwenlang uniek

                Š Niet geleid door 1 vorst, maar daar magistraten

                Š Republiek: staat die door burgers gemeenschappelijk wordt bestuurd

                Š Senaat & Consul & Volkstribuun (schema in schrift maakt alles duidelijk)

Het ontstaan en bestuur van het Keizerrijk

Ÿ De laatste twee eeuwen v.C. werd Rome verscheurd door grootschalige conflicten en burgeroorlogen, machtige mannen streden voor macht

                Š Gaius Julius Caesar; maakte uiteindelijk eind aan de Republiek

                               9  Noord-Galië veroverd; slimme bondgenootschappen

                               9  Werd dictator

                               9  Vermoord door verdedigers van de Republiek (44 v.C.)

                               9  Octavianus (Augustus) werd 1e keizer; opvolger; neef van Caesar

                Š Augustus

                               9  Opperbevelhebber leger

                               9   Lange periode van afgedwongen rust (Pax Romana)

                                               * Tot aan dood keizer Marcus Aurelius (180 n.C.)

Ÿ Er waren wel oorlogen tijdens pax romana

                Š  grensoorlogen; strijd om keizerschap na dood Nero

                Š maar oorlogen vormden geen serieuze bedreiging voor samenhang van het Rijk

De verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur

Ÿ Romeinse Rijk was niet alleen politieke, maar ook culturele eenheid

Ÿ Romeinse leefwijze was sterk beïnvloed door de Griekse leefwijze (Grieks-Romeinse)

                Š Religie; architectuur; beeldende kunst; filosofie

Ÿ Verschillen waren er ook

                Š Grieken waren tegen Romeinse gladiatorengevechten

Ÿ Andere benaming: klassieke cultuur

Ÿ Verbreiding van de cultuur was mogelijk door militaire veroveringen van de Romeinen

                Š Oost was makkelijker door de Grieks-Romeinse cultuur daar

                Š West (Kelten & Germanen) was de cultuur nieuw, dus veroveren was moeilijker

                               9   Schrift; bouwen met steen; glas; geld

                               9   Tempels; Goden in mensengedaante

                               9   Proces van Romanisering

Jodendom en Christendom

Ÿ Het Jodendom onderscheidde zich op 3 manieren van omringende religies:

                j Monotheïsme: er bestaat slechts één God

Š Joden beschouwden zichzelf als ‘het uitverkoren volk die als enige volk op aarde werd beschermd en begunstigd door God’

                k Belang van heilige boeken (Het Oude testament)

                l Religieuze voorschriften, waardoor het duidelijk was dat zij Joden waren

Ÿ o.a. Hierdoor waren de Joden heel gebonden onderling. Maar er waren onderling ook verschillen

                Š Hoe moet je de God vereren? ; Wanneer en hoe komt de nieuwe Messias?

Ÿ In 30 n.C. bood zich een nieuwe Messiases aan: Jezus.

                Š Hij wilde het joodse geloof een nieuwe inhoud geven.

Š Hij vertelde dat het niet strikt naleven van de wetten iemand een goed mens maakten, maar verdraagzaamheid en vergiffenis

Š Hij had ook tegenstanders: Joodse elite die hun macht niet kwijt wilden. Daarom sprak het joodse gerechtshof de doodstraf uit. (Kruisigingsdag: Goede Vrijdag)

                Š Volgens zijn volgers was hij drie dagen na zijn dood opgestaan (herrijzenis – Pasen)

Ÿ Mede dankzij Paulus kwam het christendom los van het Jodendom

                Š Zoveel mogelijk mensen bekeren tot christendom

                Š religieuze wetten van het Jodendom golden niet voor christenen

Van sekte tot staatsgodsdienst

Ÿ Het christendom groeide uit van een onopvallende sekte te midden van de vele religies in het Romeinse Rijk tot de enige toegestane godsdienst in het rijk:

                Š De goede organisatie van de Christelijke Kerk

9  Paulus had ervoor gezorgd om niet alleen veel mensen te bekeren, maar ook door ‘oudsten’ en ‘opzichters’ aan te wijzen (die later zouden uitgroeien tot priesters en bisschoppen)

9   Om onderlinge eenheid te verzekeren hadden de leider vaak concilies (vergaderingen). Op die vergaderingen spraken zij over de juiste leer en over het Nieuwe Testament

9   Arianisme: Stroming binnen christendom die geloofden dat Jezus mens was en niet tegelijkertijd God

                Š De manier waarop de Romeinen met het christendom omgingen

                               9   Christenen weigerden Romeinse goden te aanbidden > wantrouwen > vervolgen

* Slachtoffers van vervolgingen werden gezien als helden en voorbeelden > leidden tot saamhorigheid en kracht

Ÿ Keizer Constantijn de Grote stopte in 313 de christenvervolgingen en stelde het christendom gelijk aan andere religies. Hij hielp ze (kerken bouwen; zondag = rustdag etc.)

Ÿ 392: Keizer Theodosius maakte het christendom de staatsgodsdienst

                Š Iedereen die voor de staat werkt moet christen zijn

Het einde van het West-Romeinse Rijk

Ÿ De plundering van Rome werd gezien als een signaal dat de Keizers hun greep op het Rijk hadden verloren > Begon toen het Rijk z’n maximale omvang had bereikt > Rijk was onbestuurbaar

Ÿ Na Pax Romana was er een periode van wanorde, machtsgrepen en machtsverdelingen

Ÿ Na de dood van Keizer Theodosius I was het Rijk voorgoed opgesplitst in Oost en Werd

                Š Griekstalige Oosten : Oost Romeinse Rijk

                Š Latijnsprekende wetsen: West Romeinse Rijk

 Ÿ Waarom konden keizers het West-Romeinse Rijk niet goed bij elkaar houden?

                Š Machtsverdeling aan de top (de strijd om macht)

                Š Grote druk op buitengrenzen van het Rijk

                               9   Hunnen: bedreigen keven van Germanen langs rijksgrens

9   Germanen: opgenomen in het leger; beschermden Rijksgrens; druk van Germanen > toevlucht West-Romeinse Rijk

9   Volksverhuizingen: Keizers waren niet in staat deze te beheersen

9    Germanen namen delen van het Rijk over (Germaanse koninkrijkjes)

Ÿ Rijk verbrokkelde volkomen

                Š Keizers konden minder belasting innen (denk aan de graan en olijfolie uit Afrika)

Ÿ 476: Romeinse leger kwam in opstand onder leiding van Odoaker

                Š Odoaker benoemde zichzelf tot Koning over resterende Romeinse gebied

ŠHet West Romeinse Keizerrijk hield op met bestaand ; Oost-Romeinse Keizer in Constantinopel was als enige Romeinse keizer over L

Het Oost-Romeinse Rijk (Byzantijnse Rijk)

Ÿ In 330 n.C. besloot keizer Constantijn zijn hoofdstad te verplaatsen, van Rome naar de oude Griekse stad Byzantium > Oosten was economisch heel belangrijk > Totaal nieuwe stad, later Constantinopel.

Š Stad lag erg centraal en aan belangrijke water- en landwegen (handels- en bestuurscentrum)

                Š Verdedigingsmuren maakte Constantinopel een onneembare vesting

Ÿ Christendom ontwikkelde zich anders dan in het Westen

                Š Groeperingen scheidden zich af en discussies waren talrijker en feller

                Š Kwam doordat er meerdere Kerkleiders waren die het vaak niet eens waren met elkaar

                               9   Beschuldigingen van verkeerde leer

                               9   Discussies over Jezus’ natuur kwamen terug

                               9    Is het geschikt om heiligen af te beelden?

Ÿ Daardoor ontstonden orthodoxe kerken

                Š Kerken keerden van Rome en de Paus af in 1054

                Š Het niet erkennen van het gezag van de Paus: Oosters Schisma

Ÿ In de 7e eeuw moest het Rijk grote gebiedsdelen aan het islamitische rijk van kalief Omar I afstaan, maar toch bleek het rijk in het Oosten van het Middellandse Zeegebied een belangrijk macht.

Ÿ Bloei van het Byzantische Rijk kende 3 oorzaken:

                j Grote welvaart; belangrijke handelsroute

                k Goed functionerend leger en uitgebreide bureaucratie (om de belasting te innen)

                l Stevige grip op de organisatie van de kerk (eenvoudiger eenheid bewaren)

Ÿ Rijk bleef tot 1453 bestaan, tot de Turkse Sultan Mehmet II Constantinopel overnam. Hij maakte Constantinopel hoofdstad van het Ottomaanse Rijk en noemde het Istanbul :O

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.