In Nederlanden sinds 1520 -> verbranden geschriften van ketters. Ketters -> aanhangers van opvattingen die tegen de leer van de katholieke kerk ingingen.
Vervolging in handen van kerkelijke en niet-kerkelijke rechtbanken –> de Inquisitie
Bloedplakkaten -> drukken, schrijven, verspreiden, bezitten van ketterse boeken/afbeeldingen, bijwonen van ketterse bijeenkomsten, predikten van protestantisme werd met doodstraf beantwoord. Voorbeeld van opkomende absolutisme
Eerst strijd tussen Holland en Zeeland tegen Spanje
Na verovering van Den Briel door Watergeuzen (1 april 1572)-> calvinisten slaagden erin zich meester te maken van de macht in veel Hollandse en Zeeuwse steden.
Vertegenwoordigers van 12 Hollandse steden + Geuzen kwamen in Statenvergadering bijeen:
- Gingen gezamenlijk financiële lasten van verdediging op zich nemen
- Erkenden Willem van Oranje als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht
Statenvergadering was in 2 opzichten revolutionair:
- Alleen de landsheer (Filips II)/landvoogd/stadhouder had recht Statenvergadering bijeen te roepen
- Alleen de landsheer mocht een stadhouder benoemen
Alva ondernam na inname Den Briel weinig tegen de opstand in Holland en Zeeland. Vreesde een aanval vanuit Frankrijk -> hugenoten en katholieken bestreden elkaar. Hugenoten wonnen, Alva verwachtte Franse steun aan de opstandelingen in de Nederlanden.
Bloedbruiloft 1572: Poging om strijd te sussen-> Katholieke Franse koning liet zijn zus trouwen met een hugenoot. Kort na bruiloft werden veel protestantse leiders vermoord.
Alva en Requenses slagen er niet in het verzet te onderdrukken
Alva stuurde soldaten om Geuzen uit Holland en Zeeland te verdrijven. Spaanse leger wist na lange strijd Haarlem te veroveren. Belegering van Alkmaar en Leiden mislukten. Filips II verving Alva als landvoogd door Requenses.
Lukte Alva en Requenses niet de opstand te onderdrukken:
- Langdurige belegeringen kostten veel geld. Filips II in geldnood, mede door oorlog tegen Osmaanse Turken. Troepen ontbrak motivatie voor strijd
- Holland en Zeeland waren militair-strategisch in het voordeel. Opstandelingen beheersten waterwegen, waardoor Spanjaarden pas bij Nijmegen rivieren konden oversteken.
- Requenses overleed in 1576 onverwachts. Spaanse gezagscrisis -> profijt Holland en Zeeland
HC – Het ontzet van Leiden 1574
Na overgave Haarlem aan Spanjaarden in juli 1573 -> Alkmaar aan de beurt. Maar: Geuzen staken dijken door en zetten sluizen open. Polders liepen onder water, Spaanse soldaten trokken zich terug. Na deze mislukking -> Spanjaarden gingen Leiden belegeren.
Net als in Haarlem -> hongersnood in Leiden. Na 8 maanden zetten de Staten van Holland de sluizen bij Rotterdam en Schiedam open. Zeewater overstroomde Zuid-Holland. Spanjaarden sloegen op de vlucht. Ontzet = bevrijding.
Andere gewesten sluiten zich – tijdelijk- bij Holland en Zeeland aan: Pacificatie van Gent
Strijd leidde tot politieke en geestelijke verdeeldheid in de Nederlanden:
- Spaanse leger heroverde alle opstandige steden behalve een aantal in Holland en Zeeland
- Godsdienstig gebied tegenstelling tussen katholicisme en calvinisme. Holland en Zeeland beperkte vrijheid van godsdienst: binnenshuis geloven wat men wilde (vrijheid van geweten). In openbaar slechts Gereformeerde kerk toegestaan (geen vrijheid van eredienst)
Gewesten die trouw bleven aan Spaanse gezag kregen overlast van Spaanse troepen die gingen plunderen. Sloten daarom vrede met Holland en Zeeland = Pacificatie van Gent (november 1576).
Afspraken:
- Spaanse troepen moesten Nederlanden verlaten
- Godsdienstig gebied geen vervolgingen
- In Holland en Zeeland werd het calvinisme toegestaan. Wel: gewetensvrijheid
- Overige gewesten kregen vrijheid om eigen beleid op godsdienstig gebied te voeren
Godsdienstkwestie leidde tot mislukken van Pacificatie van Gent:
- Calvinisten maakten zich de macht van een aantal Vlaamse steden. Verboden katholicisme.
- Reactie: 3 Waalse gewesten sloten een verbond (Unie van Atrecht). Sloot vrede met Spanje, maar onderwierp zich aan Filips II.
- Praktijk: in noordelijke gewesten werd alleen het calvinisme toegestaan (slechts 10% bevolking).
De Noorderlijke Nederlanden stichten de Republiek der Verenigde Nederlanden
Fase 1: noorderlijke gewesten sluiten Unie van Utrecht 1579. Verdediging tegen troepen Parma. Zuidelijke gewesten werden onderworpen door Parma.
Fase 2: Filips II verklaart Willem van Oranje vogelvrij 1580 -> breuk tussen vorst en opstandige gewesten
Fase 3: in het Plakkaat van Verlatinghe wordt Filips II afgezet 1581-> gewesten verklaarden dat zij recht hadden om een vorst die zich als tiran verdroeg, te vervangen. Definitieve scheiding tussen opstandige gewesten en gewesten die Filips II bleven erkennen
Fase 4: De Republiek der Verenigde Nederlanden ontstaat 1588 -> afgescheide gewesten zochten met Willem van Oranje naar andere vorst. Engelse koningin, Franse hertog van Anjou. Mislukte. Willem van Oranje werd vermoord (1584). Republiek ontstond
HC- De Alteratie van Amsterdam 1578
Amsterdam had zich aangesloten bij Pacificatie van Gent, maar bleef in handen van Katholieken + trouw aan Filips II. Calvinisme in Holland overheersend -> Amsterdam geïsoleerd. Handel naar Amsterdam geblokkeerd door Geuzen. Calvinisten namen stadsbestuur over.
De Republiek na moeilijke jaren internationaal erkend
Na Plakkaat van Verlatinghe grote tegensslagen voor opstandige gewesten:
- Moord op Willem van Oranje
- Vergeefse zoektocht naar staadshoofd
- Militaire successen van Parma
Parma nam in Zuidelijke gewesten een hele reeks steden in. Drong opstand terug tot kleiner gebied. Moest aandacht richten op strijd in Engeland en Frankrijk -> gevaar voor opstandige Nederlanden. Tot opluchting werd Armada een grote mislukking.
Ondanks tegenslagen lukt het toch een levensvatbare Republiek te vormen. Volgende factoren:
- Engeland en Frankrijk voerden herhaaldelijk oorlog met Spanje. Konden Republiek goed als bondgenoot gebruiken
- Filips II voerde ook andere oorlogen
- Leger van de Republiek werd door stadhouder Maurits geleid -> uitbreiding grondgebied
- Europese handel groeide uit naar internationale handel
Willem van Oranje, groot leider die zijn tijd vooruit was
Zijn beleid was gericht op verkrijgen van zo breed mogelijk draagvlak voor opstand:
- Verdraagzaamheid en aanvaarden van samenleving voor zowel katholieken en protestanten.
- Nationale invalshoek, toen veel inwoners meer om hun gewest bekommerden.
Slaagde er niet in religievrede te bereiken. Radicale calvinisten oefende overheersende invloed uit:
- Vormden minderheid, maar waren beter georganiseerd
- Calvinistisch geloof bood inhoudelijke steun voor strijd tegen Spaanse gezag. Niet alleen politieke, maar ook godsdienstige strijd.
Spaanse koning Filips II bleef voor Willem van Oranje buiten schot:
- Verboden om tegen koning in opstand te komen
- Filips II verbleef in Spanje.
Examenkatern – het bestuur van de Republiek der Verenigde Nederlanden
De Staten-Generaal:
- Regelen van samenwerking tussen de gewesten (ook politiek (buitenlands) en defensie)
- Besturen van de generaliteitslanden
Gewestelijke Staten:
- Oppergezag in ieder gewest. Vertegenwoordiging van steden door de adel. Afvaardigden hiervan horen bij de Staten-Generaal
De stadhouders:
- Bevel voeren over de legers van de gewesten
- Benoemen stadsbestuurders (deels)
- Huis van Oranje
De regenten:
- Besturen van steden (stadsbestuur)
- Zitting in Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal
- Calvinistisch & rijk
Raadspensionaris/landsadvocaat:
- Hoofd van de Gewestelijke Staten van Holland -> Johan van Oldenbarnevelt
Uitbreiding gezamenlijke verantwoordelijkheid gewesten:
- Staten-Generaal gaven VOC Azië-handel monopolie. Samen beheer over Generaliteitslanden
- Tijdens Twaalfjarig bestand -> religieuze en politieke verdeeldheid nam toe.
HC – Johan van Oldenbarnevelt wordt onthoofd 1619
Orthodoxen tegenover vrijzinnigen. Grote meerderheid van protestantse bevolking was orthodox. Godsdienstige verdeeldheid viel in grote lijnen samen met politieke verdeeldheid.
Stadhouder Maurits – orthodox
Johan van Oldenbarnevelt – vrijzinnigen.
Maurits liet Oldenbarnevelt in 1618 arresteren. Rechtbank was samengesteld door Staten-Generaal. Volgens Oldenbarnevelt inbreuk op soevereiniteit van gewesten -> alleen Hollandse rechtbank kon over hem oordelen. Op 12 mei 1619 ter dood veroordeeld en op Binnenhof vermoord.
3- De afloop van de oorlog
Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621)
1609 -> oorlog tegen Spanje onderbroken door Twaalfjarig Bestand (wapenstilstand). Zou leiden tot een vredesverdrag. Bestand kwam voor Spanjaarden goed uit -> mankracht en geld nodig voor andere oorlogen. In Republiek veel tegenstanders van het Bestand.
Tijdens Bestand een conflict over voortzetting of beëindiging van oorlog.
Voorstanders beëindiging -> Oldenbarnevelt + Staten van Holland. Gunstig voor Hollandse handel, defensie-uitgaven verminderen.
Voorstanders hervatting -> stadhouder Maurits + andere gewesten. Spanje zou troepen versterken. Stadhouder in vredestijd minder invloed. Voor gewesten: veroveren meer gebieden in het Zuiden om calvinisme te verbreiden. Invloed = minder afhankelijk van handel dan Holland.
Voorstanders van oorlog wonnen. In 1621 werd de strijd hervat.
Vrede van Munster
Einde van strijd in 1648 met Vrede & Verdrag van Munster. Redenen:
- Spanje voerde oorlog op twee fronten: noorden tegen opstandige gewesten, zuiden tegen binnendringende Franse legers. Wilde op Frankrijk concentreren
- In Republiek wilde vooral Holland vrede. Moest grootste oorlogskosten opbrengen. Ook gunstiger voor handel.
Gevolg: Republiek werd internationaal als onafhankelijke staat erkend. Andere bepalingen verdrag:
- Republiek erkende grens met Zuidelijke Nederlanden als definitief
- Schelde bleef gesloten
- Spanje richtte zich op zuidgrens van Zuidelijke Nederlanden (Frankrijk)
- Spanje en Portugal erkenden bezittingen Republiek in Brazilië en Azië. Handelspositie versterkt.
4- Waardoor ontstond de Gouden Eeuw?
Gouden Eeuw -> 17e eeuw. Scheepvaart, handel en nijverheid, kunst en wetenschap in korte tijd tot grote bloei. Handelsposten -> goederen naar Republiek en verhandeld in Europese landen. Amsterdam stapelmarkt van Europa.
Economische groei tijdens de Opstand
Opstand viel in Noordelijke gewesten samen met economische groei. Indirecte oorzaken:
- Moedernegotie. Importeren van graan uit Oostzeegebied. Eerste belangrijke handelsvorm
- Ontbreken feodale traditie -> boeren op het land van edelen hadden vrijheid hun productie te veranderen (bijv. andere productiemanieren/schaalvergroting)
Directe oorzaken:
- Specialisatie en commercialisering. Landbouw werd winstgevend -> producten voor export
- Val van Antwerpen en afsluiten van de Schelde. Economische stimulans voor Hollandse en Zeeuwse steden. Na verovering van Antwerpen sloot de Republiek de Schelde af, hierdoor geen schip meer naar Antwerpen. Veel rijke kooplieden trokken naar Amsterdam.
Uit het zuiden toevloed aan kapitaal en commerciële kennis. Introduceerden nieuwe bedrijfstakken.
Uit het noorden technische kennis en kunde.
HC – Jan P. Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia (1619)
Begin van wereldeconomie -> handelskapitalisme tot ontwikkeling en VOC en WIC bouwden wereldwijde handelscontacten op. VOC richtte zich op Molukken (specerijen).
VOC -> onderneming met aandeelhouders. Kapitalisme van VOC = wereldkapitalisme, omdat ondernemers kooplieden waren. Zoveel mogelijk winst maken.
J.P. Coen bekendste VOC-medewerker. Onder zijn leiding maakte VOC zich meester van Molukken. Verplaatste hoofdkwartier van Molukken naar Jakarta. Joeg bevolking weg en noemde het Batavia.
De Staten-Generaal geven de VOC en de WIC het monopolie op de wereldhandel
VOC 1602, WIC 1621. Kregen monopolie op handel op Azië (VOC) en Amerika en West-Afrika (WIC).
Voor VOC handel op Oost-Indië meest winstgevend. Enige aanbieders van specerijen -> prijzen hoog.
WIC stichtte:
- Noord-Amerika kolonie Nieuw-Nederland met Nieuw-Amsterdam. Bont.
- Zuid-Amerika tegenwoordige Brazilië de kolonie Pernambuco. Suiker, koffie, cacao, tabak
- Midden-Amerika plantagekolonie Suriname en Nederlandse Antillen. Suiker, koffie, cacao, tabak.
- Aandeel in slavenhandel van West-Afrika naar Amerika
Nijverheid profiteert van alle handel
Door scheepvaart en handel kwam nijverheid tot ontwikkeling:
- Voor scheepvaart werden schepen met kanonnen uitgerust
- Handelsproducten moesten bewerkt worden. Allerlei soorten nijverheid.
HC – De bouw van de Portugese synagoge in Amsterdam 1639
Ook joden trokken naar de Republiek. Portugese Joden waren merendeels kooplieden die na godsdienstenvervolging toevlucht zochten in Republiek. Naast religieuze ook economische motieven. Naast portugese groep ook Duitse/Poolse groep joden -> vluchtelingen.
In Republiek ontstond angst voor concurrentie van joden. Uitte zich op verschillende manieren:
- Mochten geen lid van een gilde worden. Introduceerden nieuwe vormen van nijverheid
- Stadsbesturen namen beperkende maatregelen. Bijv. gebod seksuele relaties met christenen
Toch mochten ze een synagoge bouwen. Bijzonder: katholieken mochten alleen in schuilkerken. In 1639 eerste synagoge in Amsterdam.
5- De cultuur in de Gouden Eeuw
Regenten en gegoede burgerij meest welvarend. Maakten sociaal en economisch de dienst uit.
Kleine burgerij -> ondernemers, ambachtslieden etc.
Rest van de bevolking -> verdiende genoeg om van te kunnen leven, voldoende werkgelegenheid
Markt voor luxegoederen ontstond.
Waarom was er zo’n grote bloei van de schilderkunst?
Groeiende vraag naar schilderijen. Twee groepen mensen bestelden schilderijen:
- Stadsbesturen. Grote groepsportretten
- Burgerij.
Leidde tot specialisatie van schilders. Landschappen, zeegezichten etc. Schilders beschouwden zich als vakmensen ipv kunstenaars. Sommige inwoners kochten schilderijen om er geld mee te verdienen (belegging). Meesten deden het om hun huis mooier te maken. Schilderijen van klein formaat en stelde vaak iets uit hun eigen omgeving voor.
Waarom was drukwerk in de Gouden Eeuw zo belangrijk?
Boekdrukkers sinds 17e eeuw grote bloei. Oorzaken bloei:
- Drukkers gaven boeken uit die men in het buitenland graag kocht.
- Buitenlanders lieten boeken in de Republiek drukken. Was in hun eigen land verboden.
- Internationale wetenschappers vestigden zich in de Republiek -> tolerante klimaat
6- Het einde van de Gouden Eeuw
Engeland en Frankrijk gingen de Republiek voorbij. Oorzaken:
- EN en FR hadden omstreeks 1660 hun binnenlandse problemen opgelost
- Gingen handel en nijverheid beschermen door hoge invoerrechten op te leggen
- Gingen zelf steeds meer handel drijven
H5- Verlichtingsideeën en de democratische revoluties 1650-1848
1 Verlichte ideeën over de ideale samenleving
De Wetenschappelijke Revolutie en het empirisme
Niet meer volledig aan de kerk onderworpen zijn bij onderzoek. Zelf nadenken.
Kenmerken:
- Nieuwe manier van onderzoeken. Observeren, experimenteren, redeneren, conclusies
- Veranderingen in het leven -> vooruitgang medische zorg, energiebronnen, elektriciteit
- Met geweld gepaard gaand verzet van de kerk/overheid/sommige bevolkingsgroepen
Empirisme -> onderzoek van natuur baseren op waarneming, ervaring en experiment. Systematisch.
Verzet tegen de Wetenschappelijke Revolutie, vooral van de katholieke kerk
16e eeuw -> veel tegenstand van katholieke kerk. Verloor greep op wetenschap & kerkelijke opvattingen werden door onderzoeksresultaten ondermijnd.
Bruno -> aanhanger van Copernicus, voor denkbeelden Luther, gearresteerd, terechtgesteld
Galilei -> bewees dat Copernicus gelijk had, ketterij, gevangen, veroordeeld
Vanaf eind 16e eeuw gaan regeringen de Wetenschappelijke Revolutie steunen
Samenwerken in wetenschappelijke verenigingen -> steun van regeringen die het nut inzagen
- Door uitvindingen kreeg Europa een voorsprong op de rest van de wereld.
- Isaac Newton werd verheven + kreeg standbeeld.
- Newton stelde leer van zwaartekracht op.
- Antoni van Leeuwenhoek -> microscopen. Lid van de Royal Society (beroemde vereniging van geleerden in EN)
- Verlichting: meer mensen gingen niet zomaar alles aannemen omdat het in de Bijbel stond -> afvragen welke invloed godsdienst moest hebben. Koning alles alleen beslissen/volk meebeslissen
De Verlichting en rationalisme
18e eeuw -> Verlichting. Onderzoeken mbv verstand, dan zou kennis van mensen toenemen. Dit zou ervoor zorgen dat problemen in de samenleving konden worden opgelost = rationalisme. Gevolg = optimisme en vooruitgangsgedachte
Verlichters en sociale verhoudingen
Middeleeuwen: leven is een voorbereiding op leven na de dood
Verlichting: op de aarde gelukkig zijn. Verbeteren sociale verhoudingen. Vrijheid:
- Vrijheid van meningsuiting
- Vrijheid van drukpers
- Vrijheid om te geloven/niet geloven wat je wilt
- Vrijheid om handel te drijven met wie je wilt
Ook: gelijke kansen voor iedereen en gelijkheid in rechtspraak
Verschillen tussen verlichters:
- Gelijke politieke rechten voor vrouwen/beroep op biologische verschillen man en vrouw
- Afschaffing slavernij (iedereen is gelijk)/afschaffing is een stap te ver
Verlichters en de godsdienst
Religieuze tolerantie -> verdraagzaam op godsdienstig gebied
Scheiding kerk en staat -> hebben ieder een eigen taak
Verschillen tussen verlichters:
- God schepte de wereld, maar wordt nu beheerst door natuur/bestaat God wel
Verlichters en de economie
Belangrijkste uitgangspunten:
- Ieder individu vrijheid om eigenbelang na te streven. Loopt uit op welvaart voor iedereen
- Vrije markteconomie, vrijhandel, zo weinig mogelijk ingrijpen van de overheid. Adam Smith
Verlichters en de politiek
Belangrijkste uitgangspunten:
- Volkssoevereiniteit -> op rede gebaseerd. Macht ontleend aan volk. Locke, Rousseau, Montesqieu
- Sociaal contract tussen vorst en volk of burgers onderling. Oorlogen voorkomen. Rechtspraak is van de overheid, wetgeving moesten rechten van burgers waarborgen. Locke en Rousseau.
- Scheiding van machten. Montesqieu, Locke, Rousseau
Verbreiding van de Verlichting
Boeken, tijdschriften, bibliotheken -> encyclopedie. Toename hoeveelheid kennis.
Salons en koffiehuizen -> ideeën van verlichters verbreid.
Toneel -> verbreidden ideeën Verlichting onder alle lagen van de bevolking
Censuur ontduiken (Frankrijk):
- Kritiek niet direct uiten, maar fictief schrijven
- Dubbelzinnige formuleringen
- Illegaal/ in het buitenland boeken uitgeven
2- Het absolutisme gaat in Europese politiek de toon aangeven
Ancien Régime -> absolute macht Franse koning.
De vorsten gaan hun macht uitbreiden
Absolutisme -> vorst heeft alle macht in handen. Autocratie. Vorst was door god aangesteld (droit divin). Was alleen aan God verantwoording schuldig.
Uitbreiding op politiek gebied
Steden andere belangen dan edel die steden bezitten. Edelen sloten overeenkomst met vorst -> vorst rustte mbv de steden een leger uit. Koning slaagde erin de edelen aan zijn macht te onderwerpen.
Centralisatiebeleid.
Uitbreiding op economisch gebied
Vorst regelt belastingheffing en inkomen van de staat.
Mercantilisme -> eigen handel en nijverheid voorrechten te verlenen, hoge invoerrechten op buitenlandse productie. Meer uitvoeren dan invoeren -> gunstige handelsbalans.
Uitbreiding op militair gebied
Vorsten hadden geweldsmonopolie (zeggenschap). Trouwe edelen werden onderbevelhebbers.
Lodewijk XIV richtte staand leger op -> leger dat altijd beschikbaar was = huurleger.
Uitbreiding op godsdienstig gebied
Één godsdienst in hun staat. Godsdienstoorlogen voorkomen. Uitzonderingen -> Willem van Oranje en Hendrik IV van Frankrijk.
Engeland en de Republiek als uitzonderingen
Geen vorsten, maar absoluut gezag.
Engeland -> in 1215 moest Engelse koning de Magna Charta tekenen. Kon hierdoor geen belastingen opleggen zonder toestemming van het volk. Parlement opgericht. Begin van een grondwet.
Engeland 17e eeuw -> burgeroorlog tussen aanhangers koning en parlement. Parlement won. Koning vluchtte, stadhouder Willem III werd koning. Stemde in met Bill of Rights (1689).
Verlicht absolutisme en verlichte despoten
Ontstaan absolutisme viel samen met Wetenschappelijke Revolutie & Verlichting. Conflicten tussen verlichters en vorsten.
Verlichte despoten -> vorst alle macht, maar rekening houden met belangen van de bevolking.
Frederik de Grote (koning Pruisen) = verlichte vorst. Bewonderaar Voltaire.
3- De Franse Revolutie
Indirecte oorzaken van de Franse Revolutie
3 bevolkingslagen (standen):
1e stand – geestelijken
2e stand – edelen
3e stand – gegoede burgers/boeren
Arme bevolking in steden/platteland werd niet meegeteld.
Vanaf 16e eeuw -> Absolutisme in Frankrijk. Eind 18e eeuw Franse Revolutie. Oorzaken:
- Geestelijkheid en adel hebben het veel beter. Hoeven geen belasting te betalen.
- Ontevredenheid andere bevolkingsgroepen. Meer grond, eerlijker belastingen. Geen herendiensten meer. Ongezonde en onveilige werkomstandigheden. Laag loon. Rijke burgers vonden het oneerlijk dat alleen edelen belangrijke functies kregen. Wilde vrijheid van meningsuiting, drukpersvrijheid
- Land wordt slecht bestuurd. Oorlogsschuld. Bestuur waren rijken die functies hadden gekocht. Oneerlijke rechtspraak. Koning deed niets
Examenkatern Wat is een revolutie?
Grote verandering in een samenleving die in korte tijd plaatsvindt en met geweld gepaard gaat. Bevolkingsgroep neemt macht van andere bevolkingsgroep over. Daarna belangrijke veranderingen.
Fase 1. Regering verdreven en gematigde hervormers krijgen macht. Willen veel veranderen, maar niet te snel + zo weinig mogelijk geweld
Fase 2. Radicale hervormers krijgen macht. Veel veranderen + doden tegenstanders
Fase 3. Chaos door geweld. Sterke man grijpt macht. Nationalisme.
Het verloop van de Franse Revolutie
3e stand komt in verzet:
- Koning riep Staten-Generaal bijeen. Koning wilde adel & geestelijkheid meer belasting laten betalen.
- Klachten en wensen van elke stand in Cahiers des doléances. Eén stem voor elke stand (oneerlijk, 3e stand twee keer zo groot). Adel dacht met behulp geestelijkheid te winnen.
- 3e stand riep zich uit tot Nationale Vergadering (aparte vergadering). Frankrijk moest een grondwet krijgen. Koning minder macht, rechten en plichten van alle inwoners.
- 3e stand kreeg steun van 1e stand
Reactie van koning leidt tot bestorming Bastille en eerste revolutie:
- Verbood Nationale Vergadering en liet troepen naar Parijs komen. Parijse bevolking was bang en bestormde de Bastille.
- Haat tegen adel-> boeren gingen landgoederen plunderen. Veel edelen vluchtten.
- Koning en Nationale Vergadering verhuisde van Versailles naar Parijs. Uit angst keurde koning besluiten van Nationale Vergadering goed. Gevolg = grondwet.
Eerste Franse grondwet (1791):
- Afschaffing voorrechten edelen en geestelijken
- Openstelling van alle ambten in regering, kerk en leger
- Toestemming aan rijke boeren om grond te kopen
- Beperking macht van de koning (constitutionele monarchie)
- Scheiding der machten
- Beperkt kiesrecht -> macht vooral bij burgers
Tweede revolutie: FR wordt republiek, radicalen verslaan vijanden:
- Lodewijk XVI probeerde te vluchten. Rekende op buitenlandse steun. Werd gevangen genomen
- FR verklaarde oorlog aan Oostenrijk. Oostenrijk kreeg steun van Pruisen. Troepen vielen FR binnen.
- 10 augustus 1792 -> Lodewijk XVI werd afgezet. September 1792 Republiek werd uitgeroepen. Januari 1793 Lodewijk XVI (burger Capet) ter dood veroordeeld
- Radicalen/jacobijnen (Robespierre) -> stemrecht, verhoging lonen, verlaging prijzen
- Gematigden/girondijnen -> genoeg verandering
- Terreur olv Robespierre. Wie het oneens was, werd vermoord. Organiseerden staat en leger goed. Algemene dienstplicht, maximum prijzen voor levensbehoeften. Plannen voor nieuwe grondwet (kwam er niet)
Directoire, periode van onrust en chaos:
5 personen (directeuren) kregen de leiding. Periode van macht = het Directoire (1795-1799). Problemen:
- Grote hongersnood
- Oorlogen
- Franse adel probeerde regering omver te werpen. Werd neergeslagen olv Napoleon
Napoleon wordt nieuwe heerser van Frankrijk (1799):
- Kon door militaire successen rekenen op steun van soldaten
- Veroverde groot deel van Europa 1797-1812.
- 1812 -> viel Rusland binnen, hongerswinter
- 1815 -> slag bij Waterloo. Definitief verslagen
Code Napoléon:
- Iedereen gelijk voor de wet
- Niemand mocht gevangen worden zonder rechtszaak
- Huisnummers, decimale stelsel, achternamen
HC – Hoe verlicht was de wet ‘Le Chapelier’ uit 1791
Verlicht denken op economisch gebied.
- Eerste artikel voerde vrijheid van ondernemen in en verbood organisaties die toegang tot beroep belemmerden.
- Ander artikel: verbood burgers om overeenkomsten af te sluiten. Was aanslag op de vrijheid. Verbod om te staken tegen werkgever
HC- Het proces van ‘burger Capet’ (1792)
Proces werd afgesloten met twee besluiten: afschaffing koningschap en doodstraf. Rechtspraak was oneerlijk:
- Leden van parlement waren aanklager, getuige, jurylid en rechter
- Leden tegen doodstraf stonden onder druk. Niet geheim, tribune beheerst door radicalen
- Veroordeeld voor daden als constitutioneel vorst. Maar ministers waren verantwoordelijk.
- Driekwartmeerderheid was nodig voor doodstraf. Regel werd geschonden
- Pleidooi van advocaat van Lodewijk maakte indruk. Vonnis werd uitgesteld -> pleidooi vergeten
- Hoger beroep was niet mogelijk
HC – De Code Napoléon 1804
Franse wetgeving 1799 rommelig. Napoléon stelde Code Napoléon op. Had veel bepalingen van revolutie.
Burgerlijk recht -> iedereen gelijk voor de wet. Vrijheid van burger. Nog wel ongelijkheid man/vrouw.
Strafrecht -> straffen voor dezelfde misdaad voor iedereen gelijk. Rechtszaken openbaar. Advocaat, getuigen, jury.
4- De invloed van de Verlichting op de politieke cultuur tussen 1815-1848
Restauratie na de val van Napoleon
Idealen Franse Revolutie -> vrijheid, gelijkheid, broederschap. Veel mensen geschokt door revolutie. Mensen onjuist terechtgesteld, gevaar voor christendom. Franse Revolutie werd militaire dictatuur.
Conservatieven -> aanhangers vorsten. Veranderingen langzaam en alles van waarde behouden
Liberalen en socialisten -> uitbreiding kiesrecht. Volkssoevereiniteit.
Congres van Wenen 1814
Regelen van toekomst van Europa. Na Congres van Wenen periode van restauratie. Beginselen:
- Legitimiteit van de vorsten (wettige recht van vorsten op hun rijk)
- Nastreven van een nieuw Europees machtsevenwicht door macht FR in te perken
Gevolg beginselen (herstel van oude en vorming van nieuwe staten):
- Door Napoleon bezette gebieden werden losgemaakt van FR. Vorstenhuizen keerden terug
- In FR werd een familielid van koning Lodewijk XVI koning
- Ontstaan Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Verenigd met groothertogdom Luxemburg. Nederlandse koning Willem I
Andere besluiten op het gebied van machtsevenwicht:
- Overwinnaars RU, PR en OS kregen gebiedsuitbreiding, EN mocht een aantal koloniën houden.
- In DU werd de Duitse Bond opgericht. In 1834 economische aanvulling: het Tolverbond. Hierdoor kon onderlinge handel zich ontwikkelen.
Heilige alliantie -> op voorstel van Russische tsaar Alexaner I. Verbond onder meeste Europese vorsten.
- Christelijke vorsten ontleenden macht en gezag aan God. Gaven zichzelf recht op te treden tegen nationalistische en liberale onrust. Onderlinge vrede handhaven
Grote alliantie -> van 4 overwinnaars van Napoleon (OS, RU, PR, EN). In 1818 ook in Frankrijk.
Na Congres van Verona -> einde van streven om via congressen vrede in Europa te handhaven.
HC – Congres van Verona: einde van de diplomatie via congressen
Tijdens Congres van Wenen waren deelnemende vorsten het eens, nu tegenstellingen. Spanje en Griekenland op de agenda.
Spanje -> tijdens bezetting Napoleon was grondwet ingevoerd. Na val van Napoleon werd de liberale grondwet verworpen en werden liberalen vervolgd. Moest tijdens opstand toch wet opnieuw invoeren.
Griekenland -> ingelijfd bij Turkse rijk, maar veel hadden orthodoxe godsdienst behouden. Opstanden tegen Turkse overheersing brak uit. Grieken hoopten op hulp van andere mogendheden.
Het liberalisme
Ontstaan in eerste helft 19e eeuw. Voort uit ideeën van verlichters. Kenmerken:
- Vrijheid voor het individu op alle gebieden
- Reactie op mercantilisme in 17e en 18e eeuw. Vrijheid van handel, productie en arbeid
- Adam Smith -> ieder individu moet de vrijheid hebben zijn eigenbelang na te streven. Zou welvaart voor allen opleveren.
- Politiek terrein: volkssoevereiniteit. Streven naar grondwet, parlement, uitbreiding kiesrecht
- Grondwet: staatsinrichting en vrijheden, rechten en plichten van de burgers. Parlement is het belangrijkste orgaan-> wetgevende macht + controleren van de regering.
- Nachtwakersstaat = zo weinig mogelijk ingrijpen. Slechts 3 taken: burgers beschermen tegen buitenlandse vijanden, binnenlandse rechtsorde handhaven, openbare werken uitvoeren.
Principe van vrijheid:
- Vrijheid van godsdienst, voor scheiding kerk en staat
- Vrijheid van meningsuiting en drukpers, voor afschaffing censuur
- Vrijheid voor wetenschap en kunst
- Afschaffing van de slavernij
Meningsverschillen onder liberalen:
- Voorstanders van enige sociale wetgeving, omdat arbeiders armer werden
- Conservatieve liberalen wilden kiesrecht niet sterk uitbreiden. Radicale liberalen wilden algemeen kiesrecht.
Het socialisme
Bestaande kapitalistische stelsel was niet in staat problemen door industrialisatie op te lossen.
Socialisme: gemeenschap bezit tenminste de belangrijkste productiemiddelen, en beheert die via haar vertegenwoordigers. Opbrengst moet worden verdeeld.
Marxisme:
- Economische verhoudingen bepalen de samenleving
- Iedere samenleving heeft twee bevolkingsgroepen (klasse). Rijke bovenlaag onderdrukt de benedenlaag.
- Bovenlaag wordt steeds kleiner en rijker. Benedenlaag steeds groter en armer.
- Gevolg = klassenstrijd. Door revolutie en na fase van dictatuur van het proletariaat -> klasseloze samenleving
Herziening marxisme:
- Eind 19e eeuw -> arbeiders kregen het iets beter ipv slechter.
- Niet meer wachten op revolutie, maar algemeen kiesrecht invoeren
- Parlementaire democratie
- Wijziging van het marxisme = revisionisme (evolutie in plaats van revolutie)
- Socialisten/sociaaldemocraten: marxisten die voor revisionisme kozen
- Communisten: marxisten die revolutie bleven nastreven
Het nationalisme
Gevoel van saamhorigheid van een groep mensen die een staat vormen of willen vormen. Voorwaarden:
- Besef over gemeenschappelijke ervaringen te beschikken (tradities bijv.)
- Besef gemeenschappelijke belangen te hebben
- Dezelfde taal, godsdienst, vorstenhuis, geschiedenis
Groei nationalisme begin 19e eeuw:
- Franse overheersing onder Napoleon. Ook door invoering dienstplicht en begin Romantiek
- Congres van Wenen. Ieder volk moest eigen staat kunnen vormen.
- Turkse overheersing op de Balkan. Eigen talen en godsdienst.
Examenkatern – De Julirevolutie van 1830 in Frankrijk: bedoelde en onbedoelde gevolgen
Frankrijk 1830: liberale revolutie. Tegen autoritair regerende koning Karel X. Revolutionairen wilden chaos van vorige revolutie voorkomen. Stelden zich gematigd op. Droegen onbedoeld bij tot verscherping van politieke verhoudingen.
Onder invloed van Julirevolutie braken in Europa andere revoluties uit, die werden onderdrukt door Grote Alliantie. Alleen in Nederlanden scheidde België zich na een opstand van de Nederlanden.
HC- De Belgische Opstand (1830)
Directe oorzaak = Julirevolutie.
Indirecte oorzaak = Verlichting. In het zuiden had het liberalisme meer aanhang.
Indirecte oorzaak = economische crisis in het zuiden. Stijging werkloosheid, armoede arbeiders
Andere indirecte oorzaak: Willem I benadeelde het Zuiden:
- Belangrijke posten in regeringen werden door mensen uit het Noorden ingenomen
- Zuiden moest aan staatsschuld van noorden meebetalen
- Zuiden was grotendeels katholiek, noorden merendeels protestant
- Zuiden sprak Frans, Willem I voerde Nederlands als officiële taal in
1848: revoluties in Europa
Andere indirecte oorzaak: Willem I benadeelde het Zuiden:
- Belangrijke posten in regeringen werden door mensen uit het Noorden ingenomen
- Zuiden moest aan staatsschuld van noorden meebetalen
- Zuiden was grotendeels katholiek, noorden merendeels protestant
- Zuiden sprak Frans, Willem I voerde Nederlands als officiële taal in
1848: revoluties in Europa
Golf van revoluties die begon in Frankrijk. Arbeiders en burgers uit middenlaag in actie. Door uitvindingen waren revolutionairen snel op de hoogte van wat er in Europa gebeurde.
Socialisten doen mee maar bereiken niets:
- In FR bloedig neergeslagen door leger
- Communistisch manifest van Karl Marx en Friedrich Engels werd gepubliceerd (1848). Maar: invloed van marxisme was eerder een gevolg dan oorzaak van revoluties. Engeland en België, waar revolutie verwacht werd, bleken minder voor revolutie vatbaar.
Liberalen en nationalisten bereiken weinig:
- Conservatieve succes door zwakte van tegenstanders. Doelen onder liberalen verschilden sterk.
HC – Frankfurter Parlement (1848): Gewaardeerd maar machteloos
Duitsland 1848 -> 40 onafhankelijke staten en staatjes. Pruisen en Oostenrijk belangrijkst. Ook hier revolutie in 1848. Eisen:
- Vrijheid van meningsuiting
- Recht om te vergaderen
- Eigen volksvertegenwoordiging kiezen
- Gelijkheid van iedereen voor de wet
In Frankfurt kwam parlement bijeen. Pruisische koning Frederik Willem IV wilde geen koning/keizer van Duitse staten worden. Leger van Pruisen dreef het parlement uiteen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Waar staat HC voor?
5 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
highclass
5 jaar geleden
Antwoorden