Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2544 woorden
  • 12 juni 2009
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie


H2 de wereld in de tijd van de Grieken en de Romeinen.

• De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadsstaat.
• De groei van het Romeins Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in europa verspreidde.
• De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
• De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest Europa.
• De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom als de eerste monotheïstisch godsdiensten.


Burgerschap
Een burger is een inwoner van een stad of staat die de daarbij behorende burgerrechten heeft. In Athene werden vrije volwassen mannen die in Athene geboren waren tot de burgers gerekend.

Christendom
Monotheïstisch godsdienst waarin naastenliefde en Jezus Christus als zoon van God wordt erkend. Het Christendom ontstond als stroming binnen het Jodendom.

Imperium
Latijn voor bevel, heerschappij. Meestal gebruikt in de betekenis van een groot rijk, bijv. het Imperium Romanum. Het veroveren van een groot rijk wordt imperialisme genoemd.

Jodendom
Monotheïstisch godsdienst van de Joden. God beloont volgens de Joden wie zijn geboden nakomt en straft degene wie ze overtreedt. In de Tenach, de heilige joodse boeken, staan de geschiedenis van het joodse volk en de joodse wetten beschreven.

Klassiek
Wat tot de Grieks en Romeinse oudheid behoort. Met de ‘klassieke’ of ‘antieke’ wordt de Grieks-Romeinse cultuur bedoeld. Met klassiek wordt ook wel bedoeld: dat wat uitstekend is en steeds weer tot voorbeeld dient. De navolging van de klassieke kunst vanaf de renaissance tot heden wordt ‘classicisme’ genoemd.

Monotheïsme
Godsdienst met één God, in tegenstelling tot polytheïsme (veelgodendom), zoals de Griekse godsdienst. Monotheïstische godsdiensten zijn Jodendom, Christendom en Islam.


Politiek
Alles wat maken heeft met het bestuur van een staat. Het woord is afgeleid van polis, het Griekse woord voor stadsstaat. Veel Griekse begrippen worden nog steeds gebruikt, zoals monarchie, anarchie, democratie en aristocratie.

Stadsstaat
Staat die bestaat uit een stad en omliggende gebieden, zoals Sparta en Athena in de oudheid en het tegenwoordige Monaco.

Wetenschap
Wat mensen weten en wat door geleerden (wetenschappers) wordt onderzocht. In de 6e eeuw v.C. gingen Griekse filosofen in Ionië (Westkust van Turkije)voor het eerst op wetenschappelijke manier de wereld om hen heen bestuderen. Verschijnselen probeerden ze op logische wijze te verklaren.

Aristocratie
Grieks voor regering van de besten. Meestal kwam dit neer op een regering door rijke en aanzienlijke families. Aristocratie wordt ook wel gelijkgesteld aan adel.

Barbaar
Bij de Grieken en Romeinen een buitenstaander, met negatieve bijbetekenissen als onbeschaafd, ruw en wreed.

Bijbel
Het Heilige boek van de christenen, dat bestaat uit het oude en nieuwe testament. Het oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven Oude Testament komt overeen met de Joodse Tenach. Het oorspronkelijk Griekse en Armeense Nieuwe Testament beschrijft onder meer het leven van Jezus.

Christelijke jaartelling
De in 525 door paus Johannes I ingestelde jaartelling, waarbij de jaren tellen vanaf het jaar waarin Christus geboren zou zijn (Jaar 1). Het Latijnse anno Domina (afgekort AD) betekent± in het jaar van onze heer.


Democratie
Grieks voor regering door het volk. Athene staat bekend als de eerste democratie. De Atheense democratie werd in 507 v.C. gesticht.

Joodse jaartelling
Jaartelling van joden, waarin de jaren tellen vanaf het jaar waarin god de wereld zou hebben geschapen volgens de christelijke jaartelling in 3760 v.C.

Landbouwstedelijke samenleving
Synoniem: agrarisch-stedelijke of agrarisch-urbane samenleving. Een samenleving waarin de meerderheid van de bevolking op het platteland woont en in de landbouw werkt; een minderheid woont in steden, die centra van handel en nijverheid en bestuurscentra zijn. In de grote rijken van de oudheid en in de Griekse stadsstaten waren landbouwstedelijke samenlevingen.

Monarchie
Alleenheerschappij, zoals een staat met een koning of keizer.

Oligarchie
Grieks voor regering door weinigen. Een regering van weinig personen, die behoren tot bevoorrechte klassen of standen. Buiten die beperkte groep wordt niemand invloed op het bestuur gegund.

Romanisering
De beïnvloeding van volkeren door de Grieks-Romeinse cultuur.

Tirannie
Grieks voor regering door een tiran. Bij de Grieken was dat iemand die zich op onwettige wijze van de regering meester had gemaakt. Veel tirannen waren aanvankelijk populair en voerden belangrijke hervormingen door. Later kreeg het begrip de betekenis van een heerschappij die zich kenmerkt door geweld, willekeur en wreedheid, zoals de Spaanse tirannie in het Wilhelmus.

Tijdlijn:
3 000 vC - Uitvinding van spijkerschrift in Irak en hiërogliefenschrift in Egypte

3 000 – 525 vC - Oud Egyptische rijken
3 000 vC – 500 nC - Tijd van Grieken en Romeinen
1750 vC - Abraham reist van Irak naar Israel/Palestina
507 vC - Begin democratie in Athene
525 vC – 331 vC - Perzische rijk
331 vC - Alexander de Grote verovert het Perzische rijk
148 vC - Rome verovert Macedonië
27 vC – 476 nC - Romeinse keizerrijk
30 vC - Egypte wordt Romeinse provincie
112 nC - Muur van Hadrianus
394 nC - Christendom wordt Romeinse staatsgidsdienst
395 nC - Splitsing van Romeinse rijk

H2.1 wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat

Leefwereld van Grieken noemden zij zelf Hellas. Volgens filosoof Aristoteles waren er in de 4e eeuw v.C. wel 150 stadstaten (poleis), die bestonden meestal uit een stad met omringde land. Landbouwstedelijke samenleving.

Stadstaten hadden hoogstens een paar 1000 inwoners. Alle stadstaten hadden:

 Een eigen leger
 Eigen munten
 Onafhankelijk bestuur

H2. Grieken en Romeinen – 3000 v.C.–500 n.C.

Het was per stadstaat verschillend welk regeringsvorm ze hadden:
 Monarchie – één persoon heeft de macht.
 Tirannie – Onwettig aan de macht.
 Aristocratie – Elite van adel die de macht heeft.
 Oligarchie – Elite die de macht heeft.
 Democratie – Macht is in handen van het volk.

Vaak wisselden regeringsvormen elkaar af. Athene was bijvoorbeeld eerst een monarchie, daarna een aristocratie, vervolgens een tirannie, tot Kleistenes de macht greep. Hij voerde in 507 v.C. de democratie in.

Griekse democratie:
• Volksvergadering ( = ekklesia)heeft de hoogste macht (besliste over wetten, koos militaire commandant en andere hoge functionarissen; de regering)
• Alle vrije Atheense mannen kregen stemrecht

• Vrouwen, kinderen en slaven waren van burgerschap uitgesloten

De ekklesia:
- Besliste over wetten
- Koos de militaire commandant en andere leiders
- Controleerde de ambtenaren en bestuurders - wegens corruptie of wanprestaties konden die wonden ontslagen of zelfs ter dood worden gebracht.

Nadelen democratie
- je moest een grote portie overtuigingskracht bezitten om de massa toe te spreken
Voor een besluit moesten minstens 6000 mannen aanwezig zijn. Je moest een goede spreker zijn om zo’n massa toe te spreken. Om dit te leren - veel burgers in de leer bij een sofist.

Sofist = een filosoof die rondtrekt en zich liet betalen voor zijn lessen in wijsheid.

Waarom wilden de filosofen geen democratie:
- makkelijk te beïnvloeden door massa
- vonden dat democratisch politici geen andere keus had dan zijn principes te verloochenen en iedereen naar de mond te praten, in de plaats van de waarheid te spreken.
- Leidt tot chaos en dictatuur van de lagere klassen.

- Meeste mensen waren niet in staat tot het nemen van rationele beslissingen.

Zij speelden een belangrijke rol bij de ontwikkeling van democratie. Ze leidden burgers op tot politici die met kennis van zaken in de volksvergadering debatteerden. De Atheense democratie hield bijna 200 jaar stand.

De grote Griekse filosofen voelden meer voor een aristocratie of oligarchie.
Plato bijvoorbeeld vond dat de mensen niet in staat waren tot het nemen van juiste, rationele beslissingen.

In de 5e eeuw v.C. werd Athene ondanks de kritiek op de democratie het culture centrum van Hellas. Plato stichtte er zijn Academie - gaf daar les in wiskunde, natuurwetenschappen en filosofie. Aristoteles deed het zelfde op zijn Lyceum.

Welke belangrijke personen zijn wat?
Perikles en Kleisteres – Bestuurder
Plato, Aristoteles en Socrates – Filosoof
Herodotes – Historicus
Sopholdes en euripides – Toneelschrijver
Hippocrates – Geneeskundige
Pythagoras – Wiskundige

In 6e eeuw voor Chr. Gingen de mensen in west- Turkije voor het eerst op wetenschappelijke manier nadenken over de natuur; filosofen (liefhebberd van de natuur)

H2.2 het Romeinse Imperium

Rome werd gesticht in 754 v.C. Vanuit hun stadstaat veroverden de Romeinen vanaf de 5e eeuw v.C. Italië. In de 3e eeuw v.C. veroverden ze ook Spanje en Portugal . in 146 v.C werd Tunesië na honderd jaar strijd een Romeinse Provincie en ook veroverden ze Macedonië en Griekenland. In de 1e eeuw v.C. ging het hard - Balkan, Arabië, Egypte, Noord-Afrika, Gallië en het alpengebied werden veroverd. Later ook Brittannië. Rome was eeuwenlang een republiek. Julius Caesar greep in 48 v.C de macht.

Het rijk werd geregeerd vanuit een punt: Rome. In de provincies regeerden gouverneurs vanuit provinciehoofdsteden. Zij hieven belastingen, waarmee:

• Reusachtige leger werd betaald
• Indrukwekkende infrastructuur tot stand werd gebracht.

De Romeinen legden een netwerk van tienduizenden kilometers kaarsrechte, verharde wegen aan - verbonden de provinciehoofdsteden met elkaar en met Rome - leger kon snel verplaatst worden.

Na de verovering van Hellas (Griekse leefwereld) ontstond een Grieks - Romeinse mengcultuur. Romeinen diep onder de indruk van Griekse cultuur. Vanaf de 2e eeuw v.C. haalden zij Griekse:
• Schrijvers
• Artsen
• Beeldhouwers
• Bouwmeesters
naar Rome en bootsten in alles de Grieken na:
• Griekse tempels
• Griekse beelden
• Namen Griekse goden over
• Ook Griekse komedies werden vertaald en bewerkt in het latijn.
Overal waar de Grieks-Romeinse cultuur was bouwden ze:
• Aquaducten
• Amfitheaters
• Bruggen
• Triomfbogen
Op kruispunten van wegen stichtten ze steden met een marktplein (Romeins), en tempels in Griekse stijl.

De verovering van Griekenland had een grote invloed op de Romeinse cultuur; sindsdien combineerden de Romeinen hun hardheid met de Griekse fijnzinnigheid.


Rome was eeuwenlang een republiek geweest, waarin aristocratische senaat de dienst uitmaakte, maar ook gekozen volksvertegenwoordigers invloed hadden.

Julius Caesar; 48 v.C verwierf hij de alleenheerschappij (succesvolste krijgheer van Rome)

Romeinen blonken uit door hardheid taaiheid en discipline en waren uitstekende organisatoren.

In de rest van het Romeinse rijk regeerden gouverneurs vanuit provinciehoofdsteden die de Romeinen speciaal voor dat doel hadden gesticht. De gouverneurs hieven hier belastingen waar het reusachtige Romeinse leger mee werd gefinancierd en een infrastructuur mee tot stand wed gebracht
- zo werden provinciehoofden met elkaar verbonden en konden de troepen zich snel verplaatsen

De Romeinen waren diep onder de indruk van de Griekse Cultuur, ze bootsten alles van de Grieken na waardoor er een Grieks- Romeinse cultuur ontstond.
- Deze Grieks- Romeinse cultuur verspreidde zich door de vele soldaten die zich van de ene stadstaat naar de andere verplaatsten via de aangelegde infrastructuur.
Zo werd de Grieks- Romeinse cultuur verspreid over het hele Imperium.
- overal waar de Romeinen kwamen bouwden ze gebouwen etc. (van Griekse invloed natuurlijk)

in en rondom de steden kwam een landbouwstedelijke samenleving met een geldeconomie tot ontwikkeling ( omdat de Romeinen langs de noordgrens legerplaatsen voor legioensoldaten bouweden ontstonden in de buurt daarvan nederzettingen waar kooplieden ambachtslieden en veteranen woonden.) CASTRA

Romeinen waren tolerant tegenover andere culturen, maar ze werden wel door de Romeinen beïnvloed, vooral het Romeinse leger bevorderde de romanisering.


Klassieke periode: de beeldhouwkunst die in de helft van de 5e eeuw voor Chr. Werd ontwikkeld word de klassieke periode genoemd.

H2.3 De Grieks-Romeinse cultuur

Griekse beelden waren stijf en plat - later probeerde Grieken nieuwe dingen uit - beelden kregen beweeglijkere benen en een gezicht met een glimlach. Beelden waren perfect en mooier - moest goden voorstellen. Perfectie was teken van goddelijkheid. 2e helft van de 5e eeuw=klassieke periode.

Bouwkunst
7e eeuwà tempels Dorische stijl - strakke lijnen en sombere zuilen. Later Ionische stijl - zuilen hadden aan de onder- en bovenkant een mooie versiering.
waarschijnlijk kwamen Romeinse zakenlieden op het idee om in Rome ateliers in te richten waar getalenteerde beeldhouwers Griekse beelden konden produceren. Na een lange periode van kopiëren ontwikkelde Romeinen hun eigen stijl.
•Grieken streefden ideaal na
•Romeinen hadden veel realistischere beelden.

H2.4 Romeinen en Germanen

Caesar veroverde tussen 58 en 52 v.C. heel Gallië en een deel van Germanië. In 12 v.C. trokken de Romeinse troepen Nederland binnen. Keizer Augustus wilde het rijk uitbreiden tot aan de Elbe. Maar in 9 n.C werd het Romeinse Leger in de pan gehakt door Germaanse stammen - Romeinen trokken zich terug - Rijn bijna 400 jaar de grens.
Germanen deden aan landbouw en dreven handel in het Grensgebied met de Romeinen, aan wie ze ondermeer huiden leverden.

Romeinen noemden alle volken waarvan ze de taal niet kenden of de cultuur niet begrepen barbaren, zo dus ook de Germanen. Het woord komt van de Grieken en zoiets als buitenlander. Romeinen keken op de Germanen neer, maar hadden ontzag voor hun onverschrokkenheid.
Toen de grens zo in verval raakte trokken de Germaanse krijgsheren en hun volgelingen het rijk binnen - zij stichtten daar eigen koninkrijken en gingen de oorspronkelijke bevolking overheersen. De Germanen bewonderden de Romeinen, en wilden hun cultuur niet vernietigen, maar overnemen; ze namen de Romaanse talen en gewoonten over.

Galie bestond uit België, Frankrijk, delen van Nederland, Duitsland & Zwitserland. (Germania was het land aan de andere kant van de Rijn, waar de Germanen woonden)

Veel Germanen gingen na hun verovering van de Romeinen in het Romeinse leger werken, na ene tijde gingen de Germanen de Rijn over en gingen daar hun eigen koninkrijken stichten, ze namen de Romeinse cultuur over en vernietigden hem niet.

H2.5 Jodendom en Christendom

Jodendom
Geloof: monotheïstisch
Heilig boek: Tenach
Beloofde land: Kanaän
God: 1, almachtige
Profeten: Mozes, later meer

Christendom
Heilig boek: Bijbel
Beloofde land: Jeruzalem
God: 1, almachtige
Zoon van God: Jezus van Nazareth

In 30 n.C Jezus gearresteerd door Romeinen. Tenach (Oude Testament) 1e deel van bijbel, Evangeliën (Nieuwe Testament) 2e deel van bijbel. In 312 gaf Keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid.

In Romeinse Rijk werd verwacht dat ze de Romeinse keizer als god vereerden, maar Joden deden dit niet: hun god was Jahweh.

Joden
Geschiedenis en ontwikkeling van hun monotheïstisch geloof beschreven in Tenach.


Abraham:
- was eerste die tot overtuiging kwam dat er maar één almachtige God was die hemel en
aarde, mensen en dieren had geschapen.
- Nomade die op aanwijzing God terechtkwam in Kanaän.
- God deed belofte: Hij beloofde het land aan zijn volk.
- Nakomelingen trokken, vanwege hongersnood, naar Egypte. Woonden en werkten daar tot
farao hen tot slavernij dwong.

Met Mozes trokken ze in 13 eeuw v.c. naar Kanaän. Op berg Sinaï, ontving hij joodse wetten, deze gelden later ook voor christenen; waaronder 10 geboden;wetten

Rond 1000 v.c. verenigden de joodse stammen zich in het koninkrijk Israël, onder koningen Saul, David en Salomo. Koninkrijk viel in 926 v.c. uiteen.
Ene deel heet Judea: inwoners - Judeërs - joden vanaf geleid.
Tijdens Romeinse overheersing in 63 v.c. begon, raakten ze verstrooid over hele Rijk.
Messias zou ooit komen, heilsprofeet die hen zou verlossen van vreemde overheersers.

Messias - Grieks voor Christus.

Christenen
Volgens Bijbel trok tussen 26 en 30 n.c. in Judea en het noordelijker gelegen Galilea een man rond die naastenliefde predikte en het opnam voor armen en zieken. Volgelingen overtuigd dat deze man, Jezus van Nazareth, de Messias was.
In 30 n.c. werd hij door Romeinen gearresteerd, vreesde voor opstand.
Volgens Bijbel vroegen joodse priesters en schriftgeleerden om arrestatie, omdat hij hun gezag ondergroef.
Pontius Pilatus, romeinse bestuurder Judea, veroordeelde hem tot kruisiging.
Deze overwinning op dood, de wederopstanding, neemt centrale plaats in binnen Christendom.
Volgens christendom had Jezus met zijn lijden, sterven en opstanding de verzoening van mensheid met God mogelijk gemaakt en de weg naar eeuwige leven gewezen.
Volgelingen noemden Jezus, Christus, de gezalfde. Christenen stroming binnen Jodendom. Prediker Paulus speelde belangrijke rol verspreiding geloof onder niet- joden.
Verhalen Jezus eerst doorverteld, later opgeschreven in evangeliën, hiermee begint Nieuwe Testament, 2e deel Bijbel. Tenach voor christenen heilig, en werd Oude Testament, 1e deel bijbel.
Christenen in Romeinse Rijk vervolgd, omdat ze net al joden weigerden keizer te vereren.

312: keizer Constantijn gaf christenen godsdienstvrijheid; later staatsgodsdienst.
Ketters: mensen die opvattingen maken die het mens zijn van Christus benadrukken, of hem juist alleen als God zagen werden hiertoe veroordeeld.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.