14.1 – Vier vrijheid!
- In 431 v.C. werd de vrijheid en democratie in Athene bedreigd door de Spartanen.
- Perciles, de legeraanvoerder van Atheense burgers, legt het voor het eerst in de geschiedenis het belang van democratie uit.
1.1 – Wat is vrijheid?
- ‘Wij behandelen onze staatszaken in het dagelijks leven in een geest van vrijheid’, Perciles.
- Op 1 juli 1863 schafte Nederland in Suriname de slavernij af.
- Nederland heeft 2 eeuwen aan slavernij gedaan.
- Onze vrijheid wordt gewaarborgd door vrijheidsrechten, die garanderen dat mensen vrij zijn van ongewenste bemoeienis met hun leven door anderen of door de staat.
- In Athene van Perciles had maar een beperkte groep mensen burgerrechten.
- Deze groep bestond uit vrije Atheense mannen.
- Door de komst van het christendom werd slavernij in West-Europa afgeschaft.
- Op het platteland waren horigen, die grond gaven aan hun heer in ruil voor bescherming.
- Andere onvrijen waren lijfeigenen, die persoonlijk waren gebonden aan hun heer.
- ‘Vrij’ - liber – was voor een middeleeuwer heel anders dan voor ons.
- Een middeleeuwer zou ons niet liber vinden vanwege de regels en belastingen.
- In de late Middeleeuwen ontstonden nieuwe handelssteden waar vrije burgers woonden.
- Vandaag de dag staat A’dam in de hele wereld bekend als een stad waar veel kan en mag.
- In de 17e eeuw was Amsterdam de belangrijkste stad van de Republiek.
- Er waren 3 soorten Amsterdammers
- Burgers of poorters, inwoners en vreemden.
- Burgers of poorters; zij hadden de meeste rechten, zoals vrijheid van tol, toegang tot de gilden en toegang tot politieke en bestuurlijke functies.
- Vluchtelingen kregen het burgerschap gratis en kregen hulp bij het starten van een zaak.
- Je kon burger worden, mits je genoeg betaalde.
- Iedere officiële ‘burger’ had ‘gelijk recht tot de privilegiën en voorrechten dezer stede’.
- Dat gold ook voor vrouwen, maar niet voor joden en katholieken.
- Er waren 3 soorten Amsterdammers
- De strenggereformeerde burgemeester, Nicolaas Tulp, gaf wet ‘tegen onnutte verkwisting’
- Limiet voor aantal gasten op bruiloft, limiet op waarde juwelen van bruid.
- Toch waren de vrijheden voor burgers een aantrekkelijke reden om naar A’dam te komen.
- Bijvoorbeeld de economische vrijheid; lage belasting en vrijheid voor ondernemen.
- Er waren speciale rechtbanken om geschillen tussen handel en bezit op te lossen.
- Dat slavenhandel een belangrijke bron van inkomsten was, vond niemand erg.
1.2 – Anders en toch gelijk
- 2 november 2005 werd de schrijver Theo van Gogh vermoord.
- De moordenaar vond dat van Gogh de islam had beledigd.
- Kunstenaars hebben geen grenzen met beledigen, ze stappen maar naar de rechter.
- Tegenwoordig ligt in artikel 7 de vrijheid om gedachten en gevoelens te uiten vast.
- Benedictus de Spinoza was een belangrijke denker uit de 17e eeuw.
- Hij werd verdreven uit Spanje en ook uit Antwerpen, hij kwam terecht in A’dam.
- Spinoza vond dat vrijheid van meningsuiting bij een goede regering hoorde.
- Willem van Oranje vond dat vrijheid van geweten ook hoort bij vrijheid van geloof.
- Hij had er veel voor over om tegen Filips II te strijden, omwille van GD-vrijheid.
- Hij stelde in 1578 voor om katholieken, lutherse en calvinistische geloven toe te staan.
- In de Unie van Utrecht stond in artikel XIII dat iedereen zijn religie zou mogen kiezen en dat je daarvoor niet meer vervolgd mag worden.
- Dat betekende niet dat andere godsdiensten openlijk beleden mochten worden.
- Willem van Oranje kreeg dus niet helemaal zijn zin.
- De patriotten gaven aan het einde van de 18e eeuw ‘vrijheid’ een nieuwe betekenis.
- Ze streden in kranten voor persvrijheid en de individuele vrijheid om je mening te uiten.
- Ook streden ze voor een representatieve democratie.
- In 1798 kwam er zelfs korte tijd een zeer democratische grondwet.
- Nederland werd een eenheidsstaat en democratische rechten werden vastgelegd.
- Dat duurde echter niet lang, want Napoleon vond het bestuur niet effectief.
- Na de Franse tijd ontstond het Koninkrijk der Nederlanden in 1814.
- In 1848 liet de koning een grondwet opstellen, met de volgende wetten;
- Vrijheid van vereniging en vrijheid van drukpers.
- Toch waren vrouwen voor de wet nog niet gelijk.
- Op 3 oktober 1878 haalde een joods meisje, Aletta Jacobs, het Staatsexamen Arts.
- Zij was de eerste vrouwelijke student aan een Nederlandse universiteit.
- Ze werd huisarts, verdiende haar eigen brood en betaalde belasting.
- Maar ze mocht niet stemmen.
- Door gebruik te maken van vrijheid van drukpers en vereniging kreeg ze invloed.
- Mede dankzij haar publicaties en de door haar opgerichte Vereniging voor Vrouwenkiesrecht kregen vrouwen in 1919 kiesrecht.
- Het zou tot 1983 duren voordat discriminatie verboden werd, vrijheid en gelijkheid gingen niet gelijk op!
- Godsdienstvrijheid kwam in de 19e eeuw. Vrouwenkiesrecht kwam in 20e eeuw.
14.2 – De opmars van het parlement (tot 1848)
2.1 – De patriotten en de representatieve democratie
- Aan het einde van de 18e eeuw was Nederland een republiek, maar het ging slecht.
- Engeland & Frankrijk gingen Nederland in economisch en politiek opzicht voorbij.
- Een klein aantal steenrijke kooplieden had alle invloedrijke bestuursposten in handen. Deze bestuurders noemen we regenten.
- De gewone burger kwam in aanraking met nieuwe ideeën van de Verlichting.
- Volgens de Verlichting brengen verstand en wetenschappelijk redeneren je op de waarheid.
- Mensen moesten meer invloed krijgen op de politiek.
- Sinds het ontstaan van de Republiek was Nederland verdeeld in gewesten
- Was een centraal bestuur vanuit Den Haag niet makkelijker?
- Deze mensen noemden zich patriotten.
- Joan Derk van der Capellen was groot voorman, hij schreef het boek; Aan het volk van NL.
- Hij sprak tot alle inwoners omdat hun vrijheden werden bedreigd door Willem V.
- Het ideaal werd een representatieve democratie; het volk koos vertegenwoordigers.
- Allerlei organisaties bloeiden op met dezelfde politieke ideeën.
- In 1787 mislukte een revolutiepoging van de patriotten.
- De zwager van Willem V, de koning van Pruisen, greep in met zijn leger.
- In 1795 was het plotseling afgelopen met de Republiek, de Fransen kwamen.
- De Rechten van de Mens werden direct afgekondigd; iedereen was gelijk.
- De Nederlanden werden een eenheidsstaat, met kerk en staat gescheiden.
- Alle godsdiensten werden gelijk gesteld aan elkaar.
- Al deze maatregelen zijn ideeën van de Franse Revolutie, eenheid van bestuur, scheiding van kerk en staat, gelijkheid voor de wet en vrijheid GD.
- In 1796 werd voor het eerst een nationale vergadering (parlement) gekozen.
- Die moest een grondwet opstellen, maar daarover kon men het niet eens worden.
- Met de hulp van de Fransen pleegden radicale democraten een staatsgreep.
- De actie was niet democratisch, maar hierdoor werd Nederland één land.
- Overal in Nederland golden de zelfde regels.
- Vrijheid van; drukpers, meningsuiting, godsdienst en algemeen kiesrecht!
- In 1806 werd de broer van Napoleon, Lodewijk, koning.
- Nederland werd in 1810 onderdeel van Frankrijk.
2.2 – Van Willem I tot Thorbecke
- Na het verdrijven van de Fransen in 1813 werd Nederland een monarchie.
- Willen I werd koning van Nederland. Zijn rechten werden vastgesteld in grondwet.
- Op 2 december 1813 zwoer Willem I plechtig een eed op het ontwerp van de grondwet, waarin werd geregeld dat Nederland een parlement kreeg.
- Het parlement werd de Staten-Generaal genoemd.
- Deze was opgedeeld in 2 kamers.
- Beiden hadden de bevoegdheid wetsvoorstellen goed te keuren.
- De Tweede Kamer werd gekozen via verkiezingen, alleen rijke mensen mochten stemmen.
- Een selectie die via de belastingen werd gemaakt; censuskiesrecht.
- De Eerste Kamer leden werden benoemd door de koning, niet democratisch dus.
- Willem I investeerde eigen familiekapitaal in de ontwikkeling van de economie van NL.
- Op het Congres van Wenen werd besloten dat Nederland zou bestaan van de zuidelijke Nederlanden, België, en de vroegere Republiek.
- Dat gaf tegenstellingen, zoals het protestantse noorden en katholieke zuiden.
- Willem I regeerde bij voorkeur per Koninklijk Besluit, niet via de ministers.
- Hij zag zichzelf als stabiele factor, en hij vond dat hij centraal stond.
- Ministers legden toen nog verantwoording af aan de koning, niet aan parlement.
- In 1830 kwamen de Belgen in opstand en riepen een eigen staat uit.
- In 1840 werd in de grondwet de scheiding formeel geregeld.
- Koning Willem I stapte op.
- De patriottentijd was voorbij, burgers die streden voor meer invloed, waren liberalen.
- De liberalen stonden voor vrijheid en democratie.
- Vanaf 1845 ging het heel slecht met de Nederlandse economie, regelmatig voedselrellen.
- In februari 1848 brak overal in Europa revolutie uit.
- Willem II besloot dat er een nieuwe grondwet moest komen.
- Een hoogleraar uit Leiden, Thorbecke, kreeg die opdracht. Hij was liberaal.
- Thorbecke vond dat het parlement meer macht moest krijgen.
- Hij was wel voor het censuskiesrecht, maar meer mensen kwamen in aanmerking.
- In de grondwet werd nu ook vrijheid van vereniging en drukpers toegevoegd.
- Thorbecke had de ideeën over de ‘scheiding der machten’ goed gelezen.
- De koning werd niet meer aansprakelijk voor zijn uitspraken en daden.
- De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement.
- De ministeriële verantwoordelijkheid versterkte de macht van het parlement.
- Het parlement bezat sinds 1815 het recht van initiatief, wetten indienen.
- Daar kwam nu het recht van amendement, wetsvoorstellen veranderen, bij.
- Het parlement kreeg de macht die het volgens de liberalen behoorde te hebben.
- Vrouwen en arme mannen hadden nog steeds geen politieke invloed.
- Thorbecke werd later zelf minister-president van Nederland.
14.3 – De democratisering van Nederland 1848-1939
3.1 – De opkomst van de confessionele partijen
- De schoolstrijd, algemeen kiesrecht en de sociale kwestie zorgden voor democratisering.
- Een belangrijk punt uit de grondwet van 1848 was de vrijheid van onderwijs.
- Iedereen mocht een school oprichten, zolang deze aan kwaliteitseisen voldeed.
- Het onderwijs was tot die tijd openbaar en algemeen christelijk van aard.
- Katholieken, hervormden en gereformeerden richtten zelf scholen op.
- De staat vond dat deze niet gefinancierd moesten worden uit de staatskas.
- Bijzonder onderwijs was toegestaan, maar dat moest men zelf betalen.
- Over de gelijkstelling van onderwijs, ontwikkelde zich de schoolstrijd.
- Abraham Kuyper, een orthodoxe protestant, nam de leiding.
- Hij richtte in 1878 de ARP op, de Antirevolutionaire Partij.
- Betekenis voor hem; tegen de ideeën van de Franse Revolutie.
- Hij was tegen de scheiding van de kerk en wilde gelijkstelling van bijzonder onderwijs.
- Hij richtte zich op een strenggelovige protestanten groep, de ‘’kleine luyden’’.
- Kuyper formuleerde de leer van de antithese, scheiding tussen katholiek of protestant en socialist of liberaal.
- De staat moest zich zo weinig mogelijk bemoeien met wat christenen zelf regelden.
- Ze hadden recht op soevereiniteit in eigen kring
- Zo bezorgde Kuyper de ARP een volwaardige ideologie.
- Eeuwenlang waren de katholieken tweederangsburgers geweest.
- Pas in de Franse tijd werden religies gelijk gesteld.
- De katholieken gingen emanciperen, hun positie innemen in de maatschappij.
- Priester Schaepman richtte in 1916 de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) op.
- Ze wilden gelijkstelling van het confessioneel onderwijs.
- Schaepman trok zich het lot aan van de industriearbeiders
- Dankzij de industriële revolutie groeide het aantal industriearbeiders.
- Hun leef-, woon- en werkomgeving is beroerd.
- De RKSP hield zich bezig met de schoolstrijd, sociale kwestie en vrijheid van vereniging.
- Samuel van Houten, een jong liberaal kamerlid, diende een eerste wetsvoorstel in.
- Dit Kinderwetje van Van Houten verbood kinderen onder 12 om te werken.
- De arbeiders zelf organiseerden zich in vakverenigingen voor een hoger loon.
- De drempel voor het kiesrecht werd steeds verlaagd, bijvoorbeeld de inkomensdrempel.
- De arbeiders richtten een politieke partij op, de SDB, de Sociaaldemocratische Bond.
- De leider van de SDB, Ferdinand Nieuwenhuis, verkondigde in de 2e Kamer dat ze liever een socialistische revolutie hadden.
- Hij was fel tegen het koningshuis, hij werd door anti-monarchistische uitspraken in de gevangenis gegooid.
- De meeste socialisten, niet alleen SDB, vonden algemeen kiesrecht het belangrijkst.
- Pieter Troelstra richtte in 1894 de SDAP op, de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij.
- Met als algemeen strijdpunt; algemeen kiesrecht, gelijkheid voor iedereen.
- De SDAP was tegen de gelijkstelling van het bijzonder onderwijs.
- De christenen vonden dat algemeen kiesrecht te ver ging.
- Een aantal ARP-leden begon voor zichzelf en richtte de CHU op.
- De Christelijk Historische Unie.
- Een aantal ARP-leden begon voor zichzelf en richtte de CHU op.
3.2 – De pacificatie en democratie
- In 1917 was er een pacificatie, gelijkstelling bijzonder onderwijs en algemeen kiesrecht.
- Tijdens de 1e Wereldoorlog groeide de saamhorigheid.
- Confessionelen hielpen socialisten met kiesrecht en andersom met schoolstrijd.
- Beide gingen door.
- Het algemeen kiesrecht gold in 1917 alleen nog voor mannen.
- Mannen hadden actief kiesrecht en vrouwen passief kiesrecht.
- In 1919 kregen ook vrouwen actief kiesrecht.
- In 1917 werd het districtenstelsel afgeschaft, voortaan evenredige vertegenwoordiging.
- Men kon stemmen op vertegenwoordigers die zetels kregen in de Tweede Kamer.
- In 1918 riep Troelstra in de Tweede Kamer een socialistische revolutie uit.
- De SDAP werd deze daad niet snel vergeten, socialisten hadden weinig zetels meer.
- In 1935 kwam er partij bij, de CPN, Communistische Partij der Nederlanden.
- De liberalen waren het zwakst georganiseerd.
- In 1922 gingen 3,3 miljoen Nederlandse mannen en vrouwen vanaf 25 naar de stembus.
- Er waren 100 zetels, RKSP 32, ARP 16, CHU 11. Confessionele partijen hadden 59.
- De samenleving werd opgedeeld in zuilen, katholiek, protestant, socialist, liberaal.
- Hierdoor hadden mensen geen contact met mensen uit andere zuilen.
- Winkels, scholen, sportverenigingen, elke zuil had een eigen organisatie hierbij.
- Deze gehechtheid is misschien een oorzaak van de fascistische partijen zoals NSB.
- Hendrik Colijn was die jaren de belangrijkste minister-president. Hij leidde 5 kabinetten
- Cort van der Linden maakte van Nederland een echte parlementaire democratie.
REACTIES
1 seconde geleden