Hoofdstuk 11, De ontdekking van de mens en de wereld

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1664 woorden
  • 17 maart 2004
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
24 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
H11 De ontdekking van de mens en de wereld + aantekeningen.
§1

***(aantekening)
Filos = vriend
Sophia = wijsheid
Filosoof = vriend der wijsheid
Mythisch wereldbeeld: goden hebben alles in handen en veroorzaken alles. Ook in Griekse mythologie: mens is niets zonder goden.

-> Archimedes (± 500 v. Chr. In Ionie)
- Voor alles moet een natuurlijke/zakelijke verklaring te vinden zijn.
- Heeft opwaartse kracht ‘uitgevonden’.
Begin moderne wetenschap > men zoekt controleerbare verklaringen: bestaan goden wel-> > twijfel.
-> Hypocrates > eerste moderne geneeskundige: natuurlijke oorzaken ziektes, ipv goden als verklaring.
***
Griekse denkers (‘Wat is de werkelijkheid->’)
-> Sokrates (470-399 v. Chr.)
- Het nu is belangrijk, niet hoe het komt.
- Wat is ‘goed’ leven->
- Dialoog: speelt spel van vraag en antwoord > kennis van de ander wordt stap voor stap onderuit gehaald > formuleert nieuwe ideeën.
- Goedheid, schoonheid en dapperheid zijn de vaste normen.
-> Plato
- Is een leerling van Sokrates. Normen noemt hij ideeën. (het idee van het Goede)
- (Onvolmaakte) werkelijkheid is een flauwe afspiegeling van de ideale werkelijkheid (grot met schaduwen).
- Van alles bestaat ene oermodel: archetype = idee in een (volmaakte) ideeënwereld, alleen met verstand te kennen.
- Dualisme: werkelijkheid – ideeënwereld.
- Lichaam is een gevangenis.
-> Aristoteles (384 - 322 v. Chr.)
- Is een leerling van Plato.
- Draait visie van Plato om:
- Als je 100 paarden hebt gezien, ontstaat in je hoofd een algemeen beeld/begrip van wat een paard is.
- De zichtbare werkelijkheid is de enige echte, die is de moeite waard om te bestuderen.
- Hij introduceert logica in de wijsbegeerte = kunst van het redeneren, je doet je best om je uitspraken zo correct mogelijk te laten zijn (denkt na over woordgebruik).
Hellenisme en de Romeinen (‘Ga uit mijn zon!’)
*** (aantekening)
Hellenisme = menging van de Griekse cultuur met de oosterse na de veroveringen door Alexander de Grote, 350 v. Chr.
Hellas = Griekenland
Stoa = zuilengang (oorspronkelijk) (daar komt Zeno met andere wijsgeren samen)
Asceet = iemand die afziet van alle materiële plezier.
***
-> Zeno (± 300 v. Chr.) en het stoïcisme
- Leven volgens de natuur, wanneer je je natuur volgt, leef je volgens de rede (wordt vaak god genoemd).
- Een sobere en kalme leefwijze, dit is ware vrijheid en onafhankelijkheid.
- Er is niks buiten de natuur, geen hiernamaals; je wordt deel van de natuur.
- Stoïcijnen: Cicero, Seneca (‘de mens is heilig voor de mens’), Marcus Aurelius.
-> Diogenes (404 - 323 v. Chr.) en het cynisme
- Kunos = hond > kunikos > cynicus.
- Werkelijk geluk bereik je als je beseft dat je eigenlijk niks nodig hebt. (het doen met al het aardse, daar niet bovenuit willen stijgen).
- Tegen kunstmatige normen en waarden, knellende sociale conventies, starre regels rond wat wel en niet hoort, een strikte scheiding tussen openbaar en privé leven. > Mens moet zichzelf kunnen zijn.
- Onthechting.
Deze 2 levenshoudingen zijn uitgewerkt door Griekse filosofen, maar kregen vooral bij de Romeinen veel aanhang.
Mystiek = idee dat onze ziel kan opgaan in iets hogers of in een groter geheel.
-> Plotinus (205 - 270 n. Chr.) en het neoplatonisme
- Geïnspireerd door Plato. Idee van het Goede-> het onzichtbare Ene.
- Zichtbare wereld is niet de ware.
- mbv oefening kan de ziel helemaal opgaan in het Ene. (mystiek)
- Vergeleek het Ene met een zon. > ‘God is in alles, dus alles is één’.
- Duisternis is slechts afwezigheid van licht.
***
± 350 n. Chr. Splitst Constantijn de grote het Romeinse rijk. Hoofdstad in het oosten: Constantinopel. In 476 n. Chr. wordt Rome ingenomen door de gothen. Het oost Romeinse rijk bestaat nog 1000 jr. dit is een gebied waar Grieks wordt gesproken. Sinds ± 300 v. Chr. was hier een hellenistische cultuur. Vanaf ± 700 n. Chr. veroveren Arabieren het Midden-Oosten: kalief van Bagdad. In 1453 veroveren de Turken alles.
Dankzij de Arabieren, die zelfs in Spanje (Cordoba) zaten, kregen de middeleeuwers kennis van de oude Grieken.
***
§2

Bestudering van Plato, Aristoteles en Plotinus gaan door. Maar dat klopt vaak niet met het mens- en wereldbeeld van de christelijke kerk. Zo ontstaat ene christelijke variant op de klassieke cultuur.
Kerkvaders ontwikkelen het christelijk denken in de 4e en 5e eeuw, zij waren erg belangrijk. Je moest niet alleen geloven, maar ook weten.
-> Augustinus was een kerkvader en had een enorme invloed tijdens de hele middeleeuwen.
- Plato’s onzichtbare ideeënwereld was die van god over de schepping.
- Van Plotinus: het kwaad is slechts de afwezigheid van god.
- Gelooft wel in onsterfelijke ziel en niet dat god in alles is.
Islamitische filosofen oefenden vooral in de 9e en 10e eeuw veel invloed uit op het westerse denken. De Griekse filosofie sloot prima aan bij de monotheïstische Islam. Aristoteles heeft ene hoger aanzien dan Plato, maar ze worden door elkaar gebruikt.
-> Avicenna (980 - 1037) vindt dat je niet blindelings op je leermeesters moet vertrouwen.
-> Averroës (1126 - 1198) vindt dat filosofie en geloof elkaar niet uit hoeven te sluiten, integendeel; de koran verplicht het de gelovige zelfs.

In eerste instantie lijkt filosofie en godsdienst goed te verenigen, maar rond 1200 worden onbekende delen van het werk van Aristoteles ontdekt die niet overeenkomen met het geloof. Ze zorgen voor een hoop opschudding; een schok dat hij het niet eens is met de ideeënwereld, maar bewondering vanwege zijn wetenschappelijke benadering. De kloof tussen godsdienst en filosofie wordt met de eeuwen groter.
Ook joden en Arabieren waren van invloed op het Europese denken. De joodse geleerden vooral omdat zij werken vertaalden.
-> Maimonides (1135 - 1204) was een joodse wetenschapper die zich vooral met joodse religie en klassieke filosofie (Aristoteles) bezighield. ‘Kan geloof wetenschappelijk onderbouwd worden->’ Hoewel hij juist een brug wil slaan tussen religie en filosofie, zorgt hij juist voor verdeeldheid en veel discussies. Hij krijgt veel belangstelling van de Europese universiteiten.
-> Thomas van Aquino (1225 - 1275)
- Richt zich op ideeën van Aristoteles, neemt het hem niet kwalijk ‘dat hij niet helemaal correct is’, omdat hij de christelijke god niet kent.
- Denkt ook aan zintuiglijke waarneming (geen ideeënwereld).
- Heeft oplossing: rede en geloof sluiten elkaar niet uit, omdat beide door god aan ons gegeven zijn.
- Filosofie richt zich op de werkelijkheid om ons heen > god.
- Geloof begint bij god > wereld.
- Heeft zo 5 bewijzen voor god gevonden.
§3

In 1400/1500 komt humanisme op door intellectuele revolutie. Borduren voort op ideeën uit de oudheid. De mens staat centraal (‘de mens is heilig voor de mens’).
-> Desiderius Erasmus (1467 - 1536)
- Theologie, filosofie, politiek.
- Wijd verbreidt door uitvinding boekdrukkunst.
- Nieuwe testament.
Er komen 2 stromingen als Plato’s werk in het oorspronkelijk Grieks op de markt komt:
- Neoplatonische: ideeënleer; zintuigen onbetrouwbaar.
- Aristotelische: waarnemen + zintuigen belangrijk.
Eind 16e eeuw steeds meer (openlijk) kritiek op theorieën uit de oudheid; steeds meer eigen ideeën.

Verlichting begint: mens is baas van de natuur.

-> René Descartes (1596 - 1650)
- Klassieke denken moet worden losgelaten.
- Zintuigen zijn niet altijd te vertrouwen. ‘Ik dénk, dus ik bén.’
- Rationalisme: verstand + inzicht – zintuigen = kennis.

Empirisme: betrouwbare kennis alleen door waarneming en experimenten. Je wordt geboren als tabula rasa: een onbeschreven blad.

-> John Locke (1632 - 1704)
- Empirist, maar zegt dat mensen nooit zeker kunnen weten, omdat zintuigen je voor de gek kunnen houden (> zorgde voor verwarring.)
- Moet daarom mening kunnen aanpassen als anderen nieuwe gegevens komen.

Verlichting is definitief: geen klassieke denkbeelden meer, de tijd van de rede. Mens centraal, rationalisme, veel denken over ethiek > nieuwe denkbeelden over staatsinrichting.

-> Immanuel Kant (1724 - 1804)
- Mens kan de wereld alleen begrijpen zoals hij die waarneemt, niet zoals die is.
- Zintuigen zijn onbetrouwbaar. We vinden bijv. een geur alleen vies omdat we weten dat het vies smaakt.
- Verstand wordt beperkt door onze zintuigen.
- Echte werkelijkheid en werkelijkheid zoals wij die waarnemen. Dat we iets niet zien wil niet zeggen dat het niet bestaat.
- Brengt rationalisme en empirisme samen.

Romantiek = tijd waarin men zich juist afzette tegen het optimisme en rationalisatie van de verlichting.

-> Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778)
- Overgang van verlichting naar romantiek.
- Weinig vertrouwen in de moderne mens en maatschappij.
- Gelooft dat elk mens ‘goed’ is als hij geboren wordt maar wordt bedorven en van zijn vrijheid beroofd door de beschaving.
- Contrat social = wil van maatschappij boven wil van individu.
- Inspirator franse revolutie.

Begin 19e eeuw, romantiek breekt door. Veel natuur (maar anders dan de verlichting), emoties, intens leven.

-> Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 - 1831)
- Werkelijkheid verandert voortdurend: daardoor ook kennis van werkelijkheid, maar wel vooruitgang.
- Wereldgeest = kennis van mens is verzameling van ervaringen + kennis van voorgaande generaties > ís menselijke geest, níet iets bovennatuurlijks!
- Dialectische ontwikkeling: these --- antithese > synthese.

-> Friedrich Nietzsche (1844 - 1900)
- Tegenhanger van Hegel. Tegen christendom.
- Pessimistische + kritische blik op moderne mens en maatschappij: Leven is zinloos, doelloos lijden, er bestaat geen god of iets dergelijks.
- Daarom moet je alles uit het leven halen.
- Übermensch = sterk mens, voluit durft te leven (alles eruit halen).
- Untermensch = zwak mens, door zinloze normen een willoze zwakkeling.
- Slavenmoraal = medelijden, nederigheid, opoffering (untermensch) door christendom.

20e eeuw heeft verschillende stromingen. 2 daarvan zijn:

Existentialisme = verschillende stromingen. Vragen zich af wat het voor een mens betekent om een mens te zijn. (mens als individu in samenleving. is het leven wel zinvol-> Etc.)

-> Martin Heidegger (1889 - 1976)
- Mens en wereld zijn één.
- Je moet keuzes maken om te zorgen dat je jezelf blijft in de maatschappij -> vrijheid, maar tegelijk gevangenis: je weet de gevolgen niet.

-> Jean-Paul Sartre (1905 - 1980)
- Onderscheidt 2 soorten zijn:
- Existentie: dingen zijn onbewust van zichzelf.
- Essentie: mens is zich bewust van wereld om zich heen en zichzelf.
- Je moet jezelf creëren/scheppen. (wel voluit leven!)

-> Karl Popper (1902 - 1994)
- Beïnvloed door Einstein: er bestaan geen eeuwige en onweerlegbare wetenschappelijke theorieën > zullen altijd weer nieuwe betere bedenken.
- Verificatie = theorie ontwikkelen bewijzen dat hij klopt.
- Falsificatie = proberen te bewijzen dat theorie niet klopt.
- Open society = een samenleving waarin kritiek, afwijkende ideeën etc ruim baan krijgen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.